In deze uitspraak van 17 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.R. Botman, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek met betrekking tot de bouw- en graafwerkzaamheden voor de realisatie van het Speelpark Delftse Tuin in Emmen. Verzoeker vreesde voor geluidshinder en een aantrekkende werking op kinderen door de werkzaamheden die reeds waren gestart. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen had op 21 november 2024 een omgevingsvergunning verleend voor deze werkzaamheden, wat de basis vormde voor de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers betoog onvoldoende grond opleverde voor de conclusie dat er sprake was van ‘onverwijlde spoed’ zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter stelde vast dat er op dat moment nog geen speelpark was en dat de werkzaamheden die plaatsvonden, onder de verleende omgevingsvergunning vielen. Verzoeker had niet aangetoond dat hij daadwerkelijk hinder ondervond van de werkzaamheden en er waren geen onomkeerbare gevolgen aangetoond. De rechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om juridische duidelijkheid over het speelpark, en dat verzoeker zijn bezwaren in de lopende bezwaarprocedure kon aanvoeren.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.