ECLI:NL:RBNNE:2024:5041

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
LEE 23/4710
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor uitbreiding horecapaviljoen De Leyen in Rottevalle

Deze tussenuitspraak betreft het beroep van de Natuur- en Landschapsvereniging "De Wâlden, de Marren" tegen de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het horecapaviljoen De Leyen in Rottevalle. Eiseres heeft bezwaren geuit over de brandveiligheid, de verkeerssituatie en de gevolgen voor de natuur. De rechtbank oordeelt dat de gevolgen voor beschermde diersoorten onvoldoende zijn onderzocht en biedt het college van burgemeester en wethouders de gelegenheid om het besluit te verbeteren. Voor de brandveiligheid en stikstofneerslag is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het college twaalf weken de tijd gegeven om het besluit te verbeteren, waarbij het college ook moet ingaan op de beroepsgronden van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4710 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

Natuur- en Landschapsvereniging "De Wâlden, de Marren", uit Eastermar, eiseres

(gemachtigde: mr. M.T. Hoen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,

(gemachtigde: mr. F.P. Doting).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Paviljoen de Leyen vofte Rottevalle (vergunninghouder).

Inleiding

1. Deze tussenuitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor het vergroten van het paviljoen De Leyen in Rottevalle. Het betreft een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’. [1] Eiseres is het niet eens met de omgevingsvergunning, omdat er volgens haar onvoldoende rekening is gehouden met natuurbelangen, de parkeersituatie ter plaatse en de brandveiligheid van het pand.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven. Het college heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiseres een nieuwe stikstofberekening en een aanvullende quickscan laten maken door vergunninghouder. Het college heeft vervolgens geconcludeerd dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de natuur en de omgevingsvergunning in stand gelaten.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een nader stuk ingediend. Eiseres heeft twee nadere stukken ingediend. Vergunninghouder heeft aangekondigd een deskundige mee te nemen naar de zitting.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4] namens eiseres, vergezeld door gemachtigde van eiseres; de gemachtigde van het college en [naam 5] namens vergunninghouder, vergezeld van zijn deskundige, [naam 6].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit een gebrek heeft, maar zal verweerder de gelegenheid bieden dit gebrek te herstellen. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak. Hieronder wordt uitgelegd hoe tot dit oordeel wordt gekomen en wat de gevolgen hiervan zijn.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is een vereniging die als doel heeft: het behouden van het leefmilieu voor mens, fauna en flora, zoals rust, ruimte en biodiversiteit. Zij zet zich onder andere in voor het behouden en versterken van de kenmerkende landschapselementen in het Wâldenlandschap, zoals van het meer de Leyen met oevers en eilanden en van de Natuurnetwerk Nederland-gebieden in De Wâlden. Het paviljoen De Leyen ligt binnen het werkgebied van de vereniging, aan het meer de Leyen en vlakbij Natuurnetwerk Nederland-gebied.
3.3.
In een eerder stadium is aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’ [2] voor de uitbreiding van het paviljoen. Deze omgevingsvergunning van 12 februari 2020 (verder: de c-vergunning) is onherroepelijk. Op 26 januari 2023 is de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ (verder: de a-vergunning) verleend. Deze twee omgevingsvergunningen samen maken de door vergunninghouder gewenste uitbreiding van het paviljoen mogelijk.
Welk recht is van toepassing?
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 6 december 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Intrekking beroepsgrond
5. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond over het verbeuren van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen, ingetrokken.
Is het bouwplan in strijd met artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo?
6. Eiseres voert aan dat de a-vergunning een groter bouwplan betreft dan de eerder verleende c-vergunning. Volgens eiseres beslaat het nieuwe bouwplan een grotere oppervlakte. Zij heeft dit onderbouwd door het renvooi [3] van de verschillende bouwtekeningen met elkaar te vergelijken. Hieruit blijkt volgens eiseres dat er ruim 23 m² terras en 47 m² bebouwing meer wordt toegestaan met de a-vergunning. Daarom is er volgens eiseres sprake van strijd met de c-vergunning en moet de omgevingsvergunning worden voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure.
6.1.
Het college heeft gesteld dat het slechts gaat om interne wijzigingen.
6.2.
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond van eiseres zo, dat zij meent dat het bouwplan in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo. Artikel 2.10, eerste lid, onder c, bepaalt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen niet wordt verleend als er sprake is van strijd met:
  • een bestemmingsplan,
  • een exploitatieplan, of
  • rechtstreeks werkende regels van het rijk of de provincie,
tenzij het bouwplan niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van 2.12 van de Wabo.
6.3.
De c-vergunning van 12 februari 2020 is een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo. Als het bouwplan hier niet mee in strijd is, is er geen sprake van strijd met artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo.
6.4.
Op de zitting heeft de deskundige van vergunninghouder de bouwtekeningen die horen bij de a- en de c-vergunning overgelegd. Hij heeft daarbij toegelicht dat het renvooi waar eiseres naar heeft verwezen slechts bedoeld is als indicatie en dat uit de meer gedetailleerde bouwtekeningen blijkt dat de totale oppervlakte in beide vergunningen hetzelfde is. De tekeningen zijn ook aan de andere partijen verstrekt.
6.4.1.
De rechtbank heeft deze bouwtekeningen met elkaar vergeleken. Op de bouwtekening behorend bij de c-vergunning (voorlopig ontwerp van 12 september 2018) is te zien dat het bestaande gebouw aan de zuidzijde wordt uitgebreid met een driehoekige bergruimte en een zaal. Aan de westzijde wordt de bestaande bebouwing verlengd met een serre. Achter de serre en de zaal komt een (deels nieuw) terras. Bovenop de nieuwe zaal komt een dakterras. De totale lengte van het nieuwe gebouw, inclusief terras, wordt 34,36 meter. De totale breedte wordt 27,12 meter.
6.4.2.
Op de bouwtekening die hoort bij de a-vergunning (de bouwvoorbereidings-tekening van 21 november 2022) is te zien dat het bestaande gebouw eveneens met een bergruimte, een zaal en een serre wordt uitgebreid. De totale lengte van het nieuwe gebouw, inclusief terras, wordt 34,36 meter. De totale breedte wordt 27,12 meter. De rechtbank stelt vast dat er wel verschillen tussen de tekeningen zijn, maar dit zijn interne wijzigingen (zoals dikkere scheidingswanden en een kortere zaal). De rechtbank stelt verder vast dat op het renvooi van de a-vergunning het bestaande toegangspad aan de noordzijde van het gebouw als onderdeel van het terras is opgenomen. Op het renvooi van de tekening uit 2018 ontbreekt dit.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat het bouwplan in overeenstemming is met de c-vergunning. De vorm en totale oppervlakte van het bouwplan dat met de c-vergunning is toegestaan, verschilt niet van de totale oppervlakte van het bouwplan dat met de a-vergunning wordt toegestaan. Aan het renvooi op de tekening uit 2018, die bedoeld is voor de toets aan de ruimtelijke regels, kan minder belang worden gehecht, dan aan de meer gedetailleerde bouwtekening die bedoeld is voor de toets aan de bouwregels. Met de c-vergunning is het met het bestemmingsplan strijdig gebruik op dezelfde locatie en voor dezelfde oppervlakte vergund als het bouwplan dat wordt toegestaan met de a-vergunning. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet het aantal parkeerplaatsen getoetst worden?
7. Eiseres heeft aangevoerd dat er onvoldoende parkeerplaatsen zijn.
7.1.
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo, dat eiseres meent dat het plan in strijd is met het bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen’, dat is vastgesteld op 10 januari 2017. Daarin staat dat een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, niet mag worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de meest recente parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van de aanvraag.
7.2.
De rechtbank heeft hierboven overwogen dat het bouwplan dat met het bestreden besluit is vergund, niet in strijd is met de c-vergunning van 12 februari 2020. Deze vergunning is onherroepelijk. Er moet van de rechtmatigheid ervan, zowel wat de inhoud als wat de wijze van tot stand komen betreft, worden uitgegaan. Dit betekent, dat er in deze procedure over de a-vergunning geen plaats meer is voor een toets aan het bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen’. Of het plan in strijd is met een bestemmingsplan is immers – daargelaten of dit juist is gebeurd - getoetst bij de verlening van de c-vergunning. Een andere uitleg van artikel 2.10, eerste lid, onder c van de Wabo zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. [4] Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.3.
Ook de beroepsgrond dat de Bildreed niet berekend is op de hoeveelheid verkeer die van en naar het paviljoen rijdt, kan om deze reden niet slagen. Deze beroepsgrond ziet immers op het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, dat bij de toets aan het bestemmingsplan aan de orde komt.
Is aannemelijk dat het bouwplan in overeenstemming is met het Bouwbesluit 2012?
8. Volgens eiseres is het pand niet bereikbaar voor hulpdiensten omdat de Bildreed door de hoge bezoekersaantallen vol staat met geparkeerde voertuigen. Brandweerwagens kunnen daarom niet bij het paviljoen komen. Het brandveiligheidsplan van Munnik Brandadvies BV is volgens eiseres niet voldoende, omdat daarin wordt vermeld dat er sprake is van een bestaand gebouw. De opstelplaatsen voor brandweervoertuigen en de brandweeringangen zijn niet aangeleverd bij de aanvraag. Dit is in strijd met artikel 2.2, vijfde lid, onder f, van de Regeling omgevingsrecht (Mor), aldus eiseres. In beroep heeft eiseres verder aangevoerd dat er te weinig ruimte is om de brandweervoertuigen naast het gebouw te plaatsen. Er moet, om brandoverslag te voorkomen, een afstand van 15 meter worden aangehouden tussen het brandweervoertuig en het bouwwerk, aldus eiseres.
8.1.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo diende het college, ten tijde van belang, een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo te toetsen aan het Bouwbesluit 2012. De toets die het college moet uitvoeren is een aannemelijkheidstoets. Het is vaste rechtspraak dat het college bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 beoordelingsruimte toekomt. [5] Dit betekent dat niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan.
8.2.
Op grond van artikel 4.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) moet een aanvrager gegevens en bescheiden (zoals aangewezen in de Mor) indienen bij de aanvraag, voor zover deze naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig zijn. Het is dus niet zo dat alle bescheiden die zijn genoemd in de Mor moeten worden ingediend. Het college heeft hierbij beoordelingsruimte.
8.3.
De rechtbank stelt voorop, dat de Bildreed een openbare weg is, waar aan één zijde een parkeerverbod geldt. Indien hier zodanig wordt geparkeerd dat dit een belemmering van het verkeer oplevert, kan hiertegen worden opgetreden op grond van de Wegenverkeerswet. Met deze verkeerssituatie kan geen rekening worden gehouden bij de toets van het bouwplan aan het Bouwbesluit 2012.
8.4.
Vergunninghouder heeft bij de aanvraag voor de a-vergunning onder andere een brandveiligheidsplan van Munnik Brandadvies, gedateerd 20 september 2022, overgelegd.
Op 16 januari 2023 heeft de Wabo-coördinator omgevingsvergunningen van de gemeente Smallingerland verzocht om aanpassingen van de bouwtekeningen met inachtneming van dit brandveiligheidsplan. Vergunninghouder heeft aangepaste tekeningen aangeleverd.
8.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college op grond van dit brandveiligheidsplan en de aangepaste tekeningen ten tijde van het bestreden besluit van 17 oktober 2023 mocht aannemen dat de uitbreiding van het paviljoen aan het Bouwbesluit 2012 voldoet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
8.5.1.
In paragraaf 2.4 van het brandveiligheidsplan is opgenomen dat wordt verwacht dat de afstanden tot aan de perceelsgrenzen voldoende zijn om brandoverslag binnen 30 minuten uit te sluiten, ook al zijn deze afstanden korter dan de in de NEN 6068:2020 voorgeschreven 15 meter. Deze paragraaf gaat over het voorkomen van uitbreiding van brand naar een gebouw op een ander perceel. De genoemde norm gaat dus niet, zoals eiseres lijkt te veronderstellen, over het voorkomen van brandoverslag naar een brandweervoertuig.
8.5.2.
In paragraaf 4 van het brandveiligheidsplan is opgenomen dat wordt verwacht dat de locatie van de brandweeringang reeds is afgesproken. Ook is aangegeven dat met betrekking tot de bereikbaarheid voor de hulpverleningsdiensten aan de eisen van het bouwbesluit is voldaan, omdat het gaat om een bestaand gebouw. Ook is vermeld dat voor ingebruikname van het gebouw een gebruiksmelding [6] noodzakelijk is, omdat het gebouw door meer dan 50 personen wordt gebruikt. Het college kon dan ook in redelijkheid een tekening met een aanduiding van de opstelplaats van de brandweervoertuigen onnodig achten. Het gaat immers om de uitbreiding van een bestaand horecagebouw, die pas in gebruik kan worden genomen nadat een melding is gedaan voor het brandveilig gebruiken ervan. Bij controle van deze melding kan een brandweeringang worden aangewezen en de opstelplaats voor de brandweer worden geïnspecteerd. Bovendien is er, gelet op de ligging van het gebouw, geen reden om aan te nemen dat er geen ruimte is voor het realiseren van een opstelplaats.
Mocht het college uitgaan van de aanvullende stikstofberekening?
9. Eiseres voert aan dat de aanvullende stikstofberekening van 21 april 2023 onvolledig is. Volgens eiseres kunnen er ook bezoekers via andere routes komen dan is aangegeven in de berekening.
9.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de stikstofberekening voldoende informatie geeft, omdat de weg die is ingevoerd in de calculator de meest gebruikte route is. Het college heeft als aanvullend stuk een aangepaste stikstofberekening (gedateerd 12 februari 2024) ingediend. Daarin is de toename van stikstofdepositie op relevante Natura 2000-gebieden berekend als het verkeer uit alle mogelijke richtingen komt. Uit beide stikstofberekeningen blijkt dat er geen sprake is van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden, volgens het college.
9.2.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo in combinatie met artikel 2.2aa, aanhef en onder a, van het Bor is het verboden om zonder vergunning een activiteit te verrichten die significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Er moet onder andere getoetst worden of er door de activiteit niet teveel stikstof neerslaat in stikstofgevoelige gebieden. Dit wordt gedaan door een berekening uit te voeren met de zogenoemde AERIUS-calculator. Als er sprake is van een vergunningplicht op grond van dit artikel, moet dit, op grond van artikel 2.7 van de Wabo, tegelijkertijd worden aangevraagd met de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. [7]
10. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond dat de stikstofberekening onjuist is, niet slaagt. De activiteit die in dit geval getoetst moet worden is de bouwactiviteit. Voor de gebruiksfase na de voltooiing van de bouw is bij de verlening van de c-vergunning in 2020 al beoordeeld of er sprake is van significante effecten op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Dat betekent dat de toename van het aantal bezoekers en de herkomst daarvan niet relevant is voor de beoordeling van de effecten van de bouwactiviteit. De beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
Heeft het college voldoende onderzoek gedaan naar beschermde dieren?
11. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte niet inhoudelijk is ingegaan op haar bezwaren tegen de natuurtoets en de aanvullende quickscan. Volgens haar kleven er verschillende gebreken aan deze onderzoeken. Tijdens de hoorzitting in bezwaar hebben zij onder andere aangevoerd dat geen rekening is gehouden met de gewijzigde inrichting van de Bildpolder, de vergroting van het paviljoen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de verplaatsing van het terras, de verstoring door de aanleg van de uitbreiding en door de exploitatie van het paviljoen na de uitbreiding en de in de omgeving aanwezige (rode lijst) zoogdieren en vogels inclusief de benodigde bufferzone. Het onderzoek is incompleet, aldus eiseres. In beroep heeft eiseres deze beroepsgrond nader onderbouwd.
11.1.
Het college heeft in het bestreden besluit het advies van de commissie bezwaren en klachten van de gemeente Smallingerland (de bezwarencommissie) overgenomen. De bezwarencommissie heeft in haar advies overwogen dat de natuurtoets die het college aan het besluit van 26 januari 2023 ten grondslag heeft gelegd, te oud is. Uit de nieuwe natuurtoets blijkt volgens de bezwarencommissie dat de aantasting van de natuur nihil is. In het advies van de bezwarencommissie staat verder: “bezwaarmakers hebben twijfels bij de juistheid van de nieuwe natuurtoets, maar zijn ter zitting niet met tegendeelbewijs gekomen. Enkel twijfel zaaien kan volgens de commissie niet tot gevolg hebben dat niet van de juistheid van de natuurtoets kan worden uitgegaan.” De omgevingsvergunning kan volgens de bezwarencommissie in stand blijven met een aanvullende motivering. In het verweerschrift heeft het college daar aan toegevoegd dat eiseres geen tegenonderzoek heeft ingediend dat is opgesteld door een gecertificeerd ecologisch deskundige met voldoende kennis van algemeen erkende onderzoeksmethoden en ecologische deskundigen.
11.2.
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
11.2.1.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo in combinatie met artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Bor is het verboden om zonder vergunning een activiteit te verrichten waarmee - kort gezegd - beschermde dieren of hun nesten of rustplaatsen worden gedood of verstoord. Als er sprake is van een vergunningplicht op grond van dit artikel, moet dit, op grond van artikel 2.7 van de Wabo, tegelijkertijd worden aangevraagd met de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. [8] Om na te gaan of er mogelijk sprake is van verstoring van beschermde dieren heeft het college aan vergunninghouder gevraagd om de quickscan van 2019 te laten actualiseren. Dit heeft vergunninghouder gedaan. Dit advies is op 29 juni 2023 aan de bezwarenommissie gestuurd.
11.2.2.
Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd. [9] Eiseres heeft gemotiveerd aangevoerd waarom volgens haar de rapporten incompleet zijn. De enkele stelling van het college dat eiseres geen deskundige heeft ingeschakeld is niet voldoende om de bezwaren van eiseres te weerleggen. Dit klemt te meer, omdat eiseres een natuurvereniging is, waarvan de leden regelmatig in het gebied de natuur observeren. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of het college heeft kunnen uitgaan van de geactualiseerde quickscan.
11.3.
Bureau FaunaX heeft in februari 2019 een natuurtoets opgesteld op basis van een veldbezoek op 19 januari 2019 en een bureaustudie. Hierin is onder andere vermeld dat in de directe nabijheid van het plangebied op enkele knotwilgen na geen bomen aanwezig zijn. Er worden geen jaarrond beschermde nesten verwacht. Aan de zuidzijde bij de knotwilgen worden wel overige soorten verwacht, die beschermd zijn in de broedperiode. Geadviseerd wordt buiten het broedseizoen te werken. Het plangebied biedt verder volgens bureau FaunaX geen potentiële verblijfplaatsen voor verschillende soorten vleermuizen, maar mogelijk een essentieel foerageergebied. Geadviseerd wordt om lichtuitstraling te voorkomen. Het plangebied is aangegeven op een luchtfoto op pagina 2 van het advies en omvat het bestaande paviljoen, de locatie van de uitbreiding en een stuk grond ten zuiden daarvan. Op 14 juni 2023 heeft Bureau FaunaX een actualiserende quickscan opgesteld op basis van bureauonderzoek en een veldbezoek op 29 mei 2023. De conclusies met betrekking tot vogels en vleermuizen zijn hetzelfde. Het in deze rapportage aangegeven plangebied is kleiner en omvat de bestaande bebouwing en de locatie van de uitbreiding.
11.3.1.
De rechtbank stelt voorop, dat alleen de a-vergunning ter toetsing voorligt. Wat eiseres heeft aangevoerd over de uitbreiding van de exploitatie kan daarom niet aan de orde komen in deze procedure. De rechtbank moet beoordelen of het college terecht heeft kunnen uitgaan van de rapporten van FaunaX bij de beantwoording van de vraag of ook een i-vergunning zoals genoemd onder 11.2.1 nodig is.
11.3.2.
Eiseres heeft met betrekking tot de bouwactiviteiten het volgende aangevoerd:
  • De verbouwing zal vogels die op de rode lijst staan verstoren Er is een bufferzone nodig van 250 tot 500 meter. Het is niet aannemelijk dat bij het veldonderzoek door FaunaX geen van de door eiseres wel waargenomen soorten, is waargenomen.
  • In de rapporten wordt niet omschreven welke werkzaamheden uitgevoerd zullen worden. De bouwmachines zullen buiten het aangegeven projectgebied worden geplaatst. Deze invloed moet ook worden beoordeeld.
  • In de directe nabijheid van het plangebied zijn diverse hoge bomen aanwezig. Deze zijn niet onderzocht op verblijf- en nestelplaatsen van vleermuizen en vogels. Leden van eiseres hebben de aanwezigheid van vleermuizen vastgesteld in juli 2023.
11.3.3.
In de rapporten van FaunaX is aangegeven dat uit het veldbezoek naar voren is gekomen dat binnen en vlak buiten het plangebied vogelsoorten tot broeden kunnen komen waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar wel beschermd zijn. Dit is in lijn met het standpunt van eiseres dat er verschillende vogelsoorten zijn waargenomen. FaunaX adviseert om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Dat er rondom het plangebied soorten voorkomen die op de rode lijst staan betekent niet dat speciale beschermende bepalingen van kracht zijn. [10] In zoverre slaagt het betoog van eiseres niet.
11.3.4.
De rechtbank is echter van oordeel dat in het rapport van FaunaX onvoldoende naar voren komt op welke wijze gebouwd gaat worden en of dit invloed heeft op de in het gebied voorkomende soorten. Uit het rapport valt niet op te maken hoe dit is onderzocht.
Ook is niet nader onderbouwd waarop de grootte van het plangebied is gebaseerd. In het verweerschrift heeft het college verder aangegeven dat er geen bomen in de directe nabijheid van het plangebied zijn. Het college heeft bij het verweerschrift een foto overgelegd waarop de bomen die volgens hem niet vlakbij het plangebied staan, zijn omcirkeld. De rechtbank stelt vast dat deze bomen binnen het rood omkaderde plangebied van het rapport van FaunaX staan. Het rapport is op dit punt onbegrijpelijk. Tot slot heeft eiseres onbetwist gesteld dat bij die bomen vleermuizen voorkomen. Het had op de weg van het college gelegen om naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres een nadere reactie van FaunaX te vragen, of anderszins onderzoek te doen naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Het besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Ook deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en vervolg

12. Zoals hiervoor is overwogen onder 11.2.2 en 11.3.4 is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet het college inhoudelijk ingaan op de beroepsgronden van eiseres zoals vermeld onder 11.3.2. Het college kan dit doen door een nader advies van bureau FaunaX of een andere deskundige over te leggen. Op basis van dit nadere advies zal het college moeten besluiten of de omgevingsvergunning ongewijzigd in stand kan blijven. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13. Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de 12 juni 2013. [11]
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen vier weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[…]
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.

Artikel 2.7

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. In afwijking van de eerste volzin en onverminderd artikel 2.5 kan, indien één van die onlosmakelijke activiteiten een activiteit is als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor die activiteit voorafgaand aan en los van de overige onlosmakelijke activiteiten een aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend.

Artikel 2.10

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
[…]
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
[…]
Bouwbesluit 2012
Artikel 6.36. Brandweeringang
1. Een bouwwerk voor het verblijven van personen heeft een brandweeringang. Dit geldt niet indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist.
2. Indien een bouwwerk dat op grond van het eerste lid een brandweeringang moet hebben meerdere toegangen heeft, worden in overleg met de brandweer een of meer van die toegangen als brandweeringang aangewezen.

[…]

Artikel 6.38. Opstelplaatsen voor brandweervoertuigen

1. Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn zodanige opstelplaatsen voor brandweervoertuigen dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
– op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.000 m2 en een vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m2, bepaald volgens NEN 6090;
– op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2;
– een lichte industriefunctie uitsluitend voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 MJ/m2, bepaald volgens NEN 6090, of
– indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk naar het oordeel van het bevoegd gezag geen opstelplaatsen als bedoeld in het eerste lid vereist.
3. De afstand tussen een opstelplaats als bedoeld in het eerste lid en een brandweeringang als bedoeld in artikel 6.36, eerste lid, is ten hoogste 40 m.
4. Een opstelplaats voor brandweervoertuigen als bedoeld in het eerste lid is over de voorgeschreven hoogte en breedte als bedoeld in artikel 6.37, derde lid, vrijgehouden voor brandweervoertuigen.
5. Hekwerken die een opstelplaats als bedoeld in het eerste lid afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.2aa. Activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten)
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens aangewezen:
a. het realiseren van een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, […], voor zover dat project, onderscheidenlijk die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is […]
[…]
b. het verrichten van een handeling als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 of 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen […] 3.10, tweede of derde lid, […], voor zover die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en […]

Artikel 4.4

1. Onverminderd artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en voor zover dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is voor het nemen van de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens en bescheiden ten aanzien van de activiteiten binnen het project waarop de aanvraag betrekking heeft.
Regeling omgevingsrecht (Mor)
Artikel 2.2. Bouwbesluit 2012
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012:
[…]
5 . inzake installaties:
[…]
f. een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen;
Parapluplan Parkeernormen (2017)
5.2
Parkeerregeling bouwen
Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.In dit geval wordt met renvooi bedoeld: een verkleinde weergave van het bouwplan op de bouwtekening waarop de oppervlaktes van de oude en nieuwe bebouwing en de terrassen zijn aangeduid.
4.Vergelijk ook de rechtspraak over impliciet verleende vrijstellingen, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3344.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4265.
6.Bedoeld wordt een melding op grond van artikel 1.18 van het Bouwbesluit 2012.
7.Tenzij al een vergunning of ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is aangevraagd, of verleend. Dat is in dit geval echter niet aan de orde.
8.Tenzij al een vergunning of ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is aangevraagd, of verleend. Dat is in dit geval echter niet aan de orde.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3080.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF4760.