ECLI:NL:RBNNE:2024:5040

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
18-285438-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag van verdachte leidt tot verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 18 maart 2023 heeft de verdachte, als automobilist, roekeloos rijgedrag vertoond tussen twee woonplaatsen, wat resulteerde in een verkeersongeval waarbij drie inzittenden van het voertuig zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht door met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur te rijden op een provinciale weg waar de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Tijdens het ongeval zaten er ook minderjarige kinderen in de auto, die geen gordel droegen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan roekeloosheid en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren, met een proeftijd van twee jaren.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft door het ongeval zelf ook ernstige verwondingen opgelopen en is momenteel in een revalidatieproces. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen strafuitsluitingsgronden zijn en dat de verdachte strafbaar is. De vordering van de officier van justitie is grotendeels gevolgd, met uitzondering van de duur van de proeftijd, die is verkort. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.285438.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair zij op of omstreeks 18 maart 2023 te [plaats] , gemeente Het Hogeland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg N363 (ter hoogte van [plaats] ) zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, in ieder geval met een veel hogere snelheid dande ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te (blijven) rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een personenauto (voertuig van bestuurder [getuige 2] ) in tegengestelde richting aan kwam rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een rotonde naderde, en/of
  • een stuurfout te maken, waardoor de personenauto (gedeeltelijk) in de naast de geasfalteerde weggelegen berm terecht is gekomen,
  • terwijl er zich op dat moment een of meerdere personen, te weten minderjarige kinderen, op deachterbank en/of in de kofferbak van de auto waarbij zij geen gordel droegen bevonden
waarna de personenauto in een dwarsslip terecht is gekomen en/of (vervolgens) in botsing is gekomen met een boom, althans een boom heeft geschampt, waarna de personenauto (vervolgens) in frontale botsing is gekomen met een tweede boom, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • [slachtoffer 1] : een gebroken arm
  • [slachtoffer 2] : een hoofdwond en/of een gebroken bovenarm
  • [slachtoffer 3] : een wond aan het aangezicht en/of een gebroken onderbeenof zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 maart 2023 te [plaats] , gemeente Het Hogeland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op/over de weg, de provinciale weg N363 (ter hoogte van [plaats] )
  • met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, in ieder geval met een veel hogere snelheid dande ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te (blijven) rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een personenauto (voertuig van bestuurder [getuige 2] ) in tegengestelde richting aan kwam rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een rotonde naderde, en/of
  • een stuurfout te maken, waardoor de personenauto (gedeeltelijk) in de naast de geasfalteerde weggelegen berm terecht is gekomen,
  • terwijl er zich op dat moment een of meerdere personen, te weten minderjarige kinderen, op deachterbank en/of in de kofferbak van de auto waarbij zij geen gordel droegen bevonden
waarna de personenauto in een dwarsslip terecht is gekomen en/of (vervolgens) in botsing is gekomen met een boom, althans een boom heeft geschampt, waarna de personenauto (vervolgens) in frontale botsing is gekomen met een tweede boom, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. primair zij op of omstreeks 18 maart 2023 te [plaats] , gemeente Het Hogeland en/of te [plaats] , gemeente Het Hogeland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), de
Zijlsterweg en/of de provinciale weg N363 (ter hoogte van [plaats] ), althans op één van deze wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
  • met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, in ieder geval met een veel hogere snelheid dande ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te (blijven) rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een personenauto (voertuig van bestuurder [getuige 2] ) in tegengestelde richting aan kwam rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een rotonde naderde,
terwijl er zich op dat moment een of meerdere personen, te weten minderjarige kinderen, op de achterbank en/of in de kofferbak van de auto waarbij zij geen gordel droegen bevonden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 maart 2023 te [plaats] , gemeente Het Hogeland en/of te [plaats] , gemeente Het
Hogeland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), de
Zijlsterweg en/of de provinciale weg N363 (ter hoogte van [plaats] ),
  • met een snelheid van (ongeveer) 110 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de terplaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur te rijden en/of gedurende enige tijd te (blijven) rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een personenauto (voertuig van bestuurder [getuige 2] ) in tegengestelde richting aan kwam rijden, en/of
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten terwijl er op korte afstand een rotonde naderde,
terwijl er zich op dat moment een of meerdere personen, te weten minderjarige kinderen, op de achterbank en/of in de kofferbak van de auto waarbij zij geen gordel droegen bevonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feiten 1 primair en 2 primair, waarbij ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde sprake is geweest van schuld in de zin van roekeloosheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft begaan en dat er sprake is geweest van ten minste aanmerkelijke schuld, maar het letsel van de slachtoffers is niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De letselbeschrijvingen bevatten daarvoor onvoldoende aanwijzingen. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan wel bewezen worden verklaard.
Voor wat betreft feit 2 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd,.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1
Op 18 maart 2023 heeft op de provinciale weg N363, gelegen buiten de bebouwde kom van [plaats] , een verkeersongeval plaatsgevonden. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedraagt 80 kilometer per uur.2
Verdachte bestuurde de bij het ongeval betrokken personenauto, een Volkswagen Polo. Daarnaast zaten er zes passagiers in het motorrijtuig, waarvan twee minderjarige kinderen in de kofferbak en drie minderjarige kinderen zonder gordel op de achterbank.3
Een anonieme melder heeft waargenomen dat de Polo met zeer hoge snelheid over de Zijlsterweg in [plaats] reed en dat die met hoge snelheid de N363 richting [plaats] op ging.4 Andere getuigen hadden opgemerkt dat de snelheid van de Volkswagen op deze provinciale weg (ruim) boven de 100/110 kilometer per uur lag.5
[getuige 2] zag dat, toen zij met haar voertuig vanuit tegengestelde richting kwam aanrijden, verdachte bezig was met het inhalen van een BMW. Daarbij bevond verdachte zich op de voor tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan en wisselde zij (na het passeren van de BMW) op het laatste moment weer van weghelft. Hierbij bedroeg volgens [getuige 2] de afstand van de Volkswagen tot haar personenauto minder dan de lengte van een vrachtwagencombinatie. Daarna ging de BMW de Polo weer voorbij.6 Vervolgens voerde verdachte in de flauwe linkerbocht naar de rotonde wederom een inhaalactie op de BMW uit. De achterliggende automobilist [getuige 1] zag dat de Volkswagen Polo via de linkerzijde om de BMW heen ging. Deze inhaalactie verbaasde hem, omdat de meeste mensen weten dat daar een rotonde komt.7 [getuige 3] zag dat er eigenlijk geen tijd meer was om op tijd in te voegen voor de rotonde en dat de Polo direct in de berm ging.8
Op basis van snelheidsonderzoek is het waarschijnlijk dat de snelheid van de personenauto op dat ogenblik ongeveer 110 kilometer per uur was. Verder blijkt uit de bevindingen ter plaatse dat de Volkswagen met de rechterwielen in de rechterberm terecht kwam. Bij het uit de rechterberm sturen kwam de Volkswagen in een dwarsslip naar links terecht. De Volkswagen kwam vervolgens in de linkerberm terecht. Aldaar kwam de Volkswagen in een dwarsslip naar rechts, schampte met de achterzijde tegen een boom en botste vervolgens frontaal op de daaropvolgende boom. De oorzaak van het ongeval is vrijwel zeker te wijten aan een bestuurdersfout c.q. de te hoge snelheid van de Polo.9
Als gevolg van het verkeersongeluk zijn drie slachtoffers naar het ziekenhuis overgebracht. In geval van [slachtoffer 3] , chirurgisch onderzocht op 18 maart 2023, betrof het letsel een wondje in het aangezicht en een gebroken onderbeen. Aan deze fractuur is hij tweemaal geopereerd en hiervan is de geschatte genezingsduur op drie maanden vastgesteld.10 In het verlengde hiervan gaf [slachtoffer 2] op 28 maart 2023 aan dat [slachtoffer 3] op dat moment in het gips zat en hij zich in een rolstoel verplaatste. Tevens verklaarde zij dat het een gecompliceerde breuk was, dat tijdens de eerste operatie pinnen zijn geplaatst en dat tussen deze en de tweede operatieve ingreep een maand zat.11
Bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren ook verwondingen geconstateerd, eveneens op voornoemde datum, respectievelijk een gebroken arm en een gebroken bovenarm. De hersteltijd van deze breuken werd achtereenvolgens ingeschat op zes weken en (ten minste) drie maanden. Bovendien had [slachtoffer 2] een hoofdwond en een lichte hersenschudding opgelopen, waarvoor zij een nacht ter observatie werd opgenomen.12
Kwalificatie letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dient onder meer de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van slachtoffer [slachtoffer 3] , te weten een gecompliceerde onderbeenfractuur, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat operatief ingrijpen tweemaal noodzakelijk is geweest en de geschatte genezingsduur op drie maanden is bepaald. Bij die stand van zaken concludeert de rechtbank dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Voorts komt de rechtbank tot de conclusie dat de letsels van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de (boven)armbreuken, te kwalificeren zijn als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, gelet op de aard hiervan en de hersteltijd die op meerdere weken tot maanden is ingeschat.
Schuld in de zin van roekeloosheid
De vraag dient te worden beantwoord of er sprake is van een overtreding van artikel 5a, lid 1, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en daarmee samenhangend een overtreding van artikel 6 WVW, waarbij bepalend is of kan worden gesproken van schuld in de zin van roekeloosheid.
In het algemeen geldt dat onder 'schuld' als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid.
Onder roekeloosheid als zwaarste schuldvorm moet worden verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Van roekeloosheid in de zin van artikel 175 lid 2 in samenhang met artikel 6 WVW is in elk geval sprake als het gedrag ook als een overtreding van artikel 5a lid 1 WVW 1994 kan worden aangemerkt. Artikel 5a lid 1 WVW 1994 beschrijft niet uitputtend een reeks gedragingen. Als de verdachte, door een of meer van dergelijke gedragingen te verrichten, opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedraagt dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, kan dat gedrag als roekeloos worden aangemerkt als daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels komt het onder meer aan op de feiten en omstandigheden die zicht bieden op “de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft".
Uit het samenstel van gedragingen van de verdachte, vervat in de bewijsmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van roekeloos gedrag in de hiervoor bedoelde zin. Dit samenstel bestaat eruit dat verdachte als bestuurster van een personenauto voor een langere periode de aldaar geldende maximumsnelheid fors heeft overschreden, daarmee tweemaal gevaarlijke inhaalmanoeuvres heeft verricht terwijl op korte afstand een personenauto naderde, er op korte afstand van waar verdachte reed er een rotonde in het wegtraject aanwezig was en verdachte een stuurfout heeft gemaakt ten gevolge waarvan het voertuig in de berm terecht is gekomen. Tevens bevonden zich ten tijde van het voorgaande drie minderjarige kinderen zonder gordel op de achterbank en twee minderjarige kinderen in de kofferbak van de auto.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere van de in artikel 5a, eerste lid, WVW genoemde gedragingen, te weten die genoemd onder b, g en m, en dat deze, zoals hiervoor weergegeven, moeten worden aangemerkt als ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Deze gedragingen, in samenhang bezien, waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke, ernstige schending van de verkeersregels. Door het handelen van verdachte was gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt; er is een verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan meerdere slachtoffers letsel zoals bedoeld in artikel 6 WVW hebben opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en daarmee ook sprake is van schuld in de zin van roekeloosheid. Resumerend acht de rechtbank het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
zij op 18 maart 2023 te [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg N363 (ter hoogte van [plaats] ), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
  • met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, in ieder geval met een veel hogere snelheid dande ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te (blijven) rijden, en
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een personenauto (voertuig van bestuurder [getuige 2] ) in tegengestelde richting aan kwam rijden, en
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een rotonde naderde, en
  • een stuurfout te maken, waardoor de personenauto (gedeeltelijk) in de naast de geasfalteerde weggelegen berm terecht is gekomen,
  • terwijl er zich op dat moment meerdere personen, te weten minderjarige kinderen, op de achterbank enin de kofferbak van de auto waarbij zij geen gordel droegen bevonden
waarna de personenauto in een dwarsslip terecht is gekomen en (vervolgens) een boom heeft geschampt, waarna de personenauto (vervolgens) in frontale botsing is gekomen met een tweede boom, waardoor [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een wond aan het aangezicht en een gebroken onderbeen
en waarbij aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten
  • [slachtoffer 1] : een gebroken arm
  • [slachtoffer 2] : een hoofdwond en een gebroken bovenarm;
2. primair.
zij op 18 maart 2023 te [plaats] en te [plaats] , als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de [adres] en de provinciale weg N363 (ter hoogte van [plaats] ), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
  • met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, in ieder geval met een veel hogere snelheid dande ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te (blijven) rijden, en
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een personenauto (voertuig van bestuurder [getuige 2] ) in tegengestelde richting aan kwam rijden, en
  • ( vervolgens) op een gevaarlijke wijze een personenauto in te halen, door die inhaalmanoeuvre metverhoogde snelheid te verrichten, terwijl er op korte afstand een rotonde naderde,
terwijl er zich op dat moment meerdere personen, te weten minderjarige kinderen, op de achterbank en in de kofferbak van de auto waarbij zij geen gordel droegen bevonden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Eendaadse samenloop
De rechtbank neemt voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 eendaadse samenloop aan. De in de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde feitelijkheden, die zien op ernstige gevaarzetting op de weg en een verkeersongeval, vallen onder de strafbepalingen van artikel 5a en 6 van de WVW en leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen in grote mate overeenkomt, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid. Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen moet de rechtbank hier in de strafoplegging rekening mee houden.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat inroekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en;
primair: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een voorwaardelijke rijontzegging van twee jaren met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de navolgende persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft door het ongeval ernstige breuken en complicaties opgelopen en zij heeft als gevolg daarvan zware blijvende beperkingen overgehouden. Daarnaast bevindt verdachte zich nog steeds in een revalidatieproces, waarbij zij momenteel de zorg voor haar kinderen niet op zich kan nemen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan schikken in de strafeis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van 17 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 november 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Op 18 maart 2023 heeft verdachte tussen [plaats] en [plaats] als automobilist roekeloos rijgedrag vertoond, waardoor zij een verkeersongeval heeft veroorzaakt en drie inzittenden van het voertuig (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Verdachte heeft de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en haar verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie of justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies. Daaruit volgt dat verdachte naar aanleiding van het ongeval zowel lichamelijk als geestelijk zwaar is getroffen; zij heeft een herseninfarct gehad, is eenzijdig verlamd geraakt en is bezig met haar re-integratietraject. Deze consequenties hebben haar perspectief op het leven dusdanig veranderd en haar doen inzien dat zij zich vooral op zichzelf en haar kinderen wil richten. De eerdere impulsieve en ondoordachte levenskeuzes van verdachte lijken hierdoor op de achtergrond te zijn geraakt, waardoor het recidiverisico op laag is ingeschat. Vanuit reclasseringsoogpunt is er sprake van voldoende gewetensvorming en is het inzetten van reclasseringsinterventies ten behoeve van recidivebeperking niet noodzakelijk. De reclassering heeft de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf geadviseerd.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door haar blijvende beperkingen volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Verdachte heeft verklaard dat zij desondanks haar rijbewijs in augustus heeft teruggekregen en dat dit van groot belang is om onder andere de zorg voor de kinderen weer op zich te kunnen nemen.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank zich aansluiten bij de eis van de officier van justitie, met uitzondering van de duur van de proeftijd. De rechtbank houdt daarbij enerzijds rekening met de ernst van het feit, dat vanuit het oogpunt van normstelling de oplegging van een straf geboden is. De rechtbank heeft anderzijds oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, dat de gevolgen van het feit voor haar reeds zodanig zwaarwegend zijn dat een geheel voorwaardelijke straf passend is. Gelet hierop en vanwege het tijdsverloop acht de rechtbank een verkorting van de proeftijd redelijk.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 jaren.
Bepaalt dat deze rijontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2024.
Mr. L. Potijk en mr. E.P. van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2023085389 van 2 oktober 2023 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Voor zover wordt verwezen naar processenverbaal, gaat het om naar wettelijk voorschrift opgemaakte processen-verbaal.
Proces-verbaal FO Verkeer van 6 juli 2023, paginas 32 en 37.
Proces-verbaal FO Verkeer van 6 juli 2023, pagina 53, en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Proces-verbaal van bevindingen (van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ) van 22 maart 2023, pagina 88.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 maart 2023, pagina 100, en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 27 maart 2023, pagina 124.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 27 maart 2023, paginas 124 en 125.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 maart 2023, paginas 100 en 102.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 24 maart 2023, pagina 122.
Proces-verbaal FO Verkeer van 6 juli 2023, pagina 57.
Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 3] van 20 september 2023, pagina 205.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 28 maart 2023, paginas 131 en 132.
Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 1] van 16 augustus 2023, pagina 218, en geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2] van 20 september 2023, pagina 202.