ECLI:NL:RBNNE:2024:4977

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
18.304349.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige stiefdochter

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de stiefdochter, die verklaarde dat de verdachte haar in de periode van 14 november 2015 tot 14 november 2017 meermalen had betast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met de stiefdochter, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer consistent en geloofwaardig, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn kwetsbare persoonlijkheidsstructuur. De rechtbank concludeerde dat het taakstrafverbod van toepassing was, maar dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was gezien de behandeling die de verdachte ondergaat. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van in totaal 5.324,73 euro, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/304349-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2015 tot 14 november 2017, op diverse data en/of tijdstippen, te [adres] , in de gemeente Midden-Drenthe, (meermalen) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of billen van voornoemde [slachtoffer] , terwijl voornoemde [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde betasten van de billen, nu verdachte het verwijt in zoverre ontkent en hiervoor naast de aangifte van aangeefster geen steunbewijs voorhanden is. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de ten laste gelegde periode moet worden beperkt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 5 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] inderdaad aangeraakt bij de borstpartij toen zij ongeveer twaalf jaar oud was, zowel over als onder haar kleding. Ik heb haar ook in de borsten geknepen. Dat gebeurde bij het op bed leggen, wij legden dan eerst haar broertje op bed. Het is tussen de 5 en 10 keer gebeurd.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2023, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023294461 d.d. 3 november 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
Aangever
Achternaam: [slachtoffer] Voornamen: [slachtoffer] Geboren: [geboortedatum] 2004
A: Hij, [verdachte] , heeft meerdere malen aan mij gezeten. Aan mijn kont en borsten. Op de broek en soms in de broek. Op de borsten ging hij onder het shirt door. Dan ging hij er overheen en kneep er ook wel in. Dat heeft hij meerdere malen gedaan.
V: Waarmee betastte [verdachte] jou? A: Met zijn handen.
V: Was dit op of onder de kleding?
A: Billen er vaak op en bij de borsten er onder.
A: Als wij een verhaaltje voor mijn broertje voor gingen lezen en bij hem van de kamer afgingen. Als we dan zijn deur dicht deden dan gebeurde het op het gangetje. Er was dan niemand bij.
V: Wat gebeurde er dan precies?
A: Eerst wat klieren. Ik vond het leuk om te stoeien met hem. Hij staat achter mij. Achter tegen mij aan. Dan ging hij eerst over mijn kont. Dan ging hij omhoog met zijn handen. Dan kwamen zijn handen bij mijn borsten. Dan bleven zijn handen op mijn borsten liggen tot we bij de trap waren.
A: Op de kont was voelen. Het begon met stoeien. Naarmate dat we verder liepen werd de aanraking anders. Erover heen wrijven en erin knijpen.
A: Ik verstijfde dan. Ik had de focus op een (1) punt. Aan zijn geur bijvoorbeeld. Zodat ik er verder niet aan hoefde te denken.
V: Je zegt dat het vijf minuten duurt. Wat doen die handen dan?
A: Met zijn handen onder mijn shirt. Hij maakte ronddraaiende bewegingen met zijn handen. En hij kneep erin. Op elke borst een hand.
V: Wat zei jij?
A: Ik zei een paar keer stop. Handen weg duwen. Maar hij ging door. Ik durfde niet zoveel. Hij was veel ouder en bovendien de vriend van mijn moeder. ik wist ook dat hij nogal boos kon worden en ging er daarom niet tegenin.
V: Op welk moment stopte het aanraken voorgoed?
A: Dat was toen ik met mijn eigen vader thuis de trap op liep. Mijn vader tikte als grapje op mijn kont. Normaal gezien hoeft dat niet raar te zijn. Maar nu raakte ik in paniek. Ik heb toen mijn vader verteld wat er gebeurd was met [verdachte] .
V: Tot wanneer vonden de aanrakingen plaats?
A: Het is allemaal rond mijn twaalfde gebeurd in twee of drie maanden tijd. Toen was het voorbij. Het was toen wel meer dat tien keer gebeurd. Ik denk ongeveer 12 keer.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 4 mei 2022, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
Dit gebeurde bij mijn moeder thuis aan de [adres] in [adres] . Dit is gestopt nadat het bij mn vader thuis naar voren kwam. Ik liep toen voor mijn vader de trap op en hij gaf mij voor de grap een tik op mn kont. Dit was voor mij een trigger en ik begon te huilen. Ik heb toen mijn vader en stiefmoeder verteld wat er was gebeurd met [verdachte] .
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 14 november 2015 tot 14 november 2017 meermalen de (ontblote) borsten en billen van aangeefster [slachtoffer] heeft betast. Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij de billen van aangeefster heeft betast, acht de rechtbank dat ook bewezen. Tijdens zowel het informatief gesprek met aangeefster in 2023 als in haar aangifte in 2024 heeft aangeefster verklaard dat verdachte zowel haar borsten als haar billen meermalen heeft betast. Ten aanzien van de betasting van haar billen beschrijft zij dat dit slechts één of twee keer in haar broek is geweest, de rest van de keren over haar
broek heen. Dat verdachte aangeefster heeft betast is aan het licht gekomen nadat de vader van aangeefster haar voor de grap op haar billen tikte, waarop aangeefster in paniek raakte. Aangeefster heeft haar vader vervolgens verteld dat haar stiefvader haar borsten en billen betast. De rechtbank is van oordeel dat deze paniek bij aangeefster, getriggerd door een aanraking van haar billen, past bij haar consistente verklaring dat verdachte zowel haar borsten als haar billen heeft betast. De rechtbank ziet daarom geen enkele reden om te twijfelen aan hetgeen aangeefster hierover heeft verklaard. De rechtbank ziet, nu niet met zekerheid is vast te stellen in welke periode binnen de ten laste gelegde periode deze handelingen hebben plaatsgevonden, anders dan de raadsman, geen aanleiding om deze in duur te beperken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 november 2015 tot 14 november 2017, op diverse data en tijdstippen, te [adres] , meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en billen van voornoemde [slachtoffer] , terwijl voornoemde [slachtoffer] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het taakstrafverbod van toepassing is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat indien de rechtbank van oordeel is dat het taakstrafverbod van toepassing is, kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag, welke dag verdachte reeds in het kader van de inverzekeringstelling heeft vastgezeten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 19 april 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 november 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 14 november 2015 tot 14 november 2017 schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn (ongeveer) 12-jarige stiefdochter, door herhaaldelijk haar (ontblote) borsten en billen te betasten. De bewezen verklaarde handelingen vonden plaats in het huis waar verdachte en aangeefster woonden, hetgeen een plek is die bij uitstek vertrouwd en veilig zou moeten zijn voor haar. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en daarbij de ongestoorde en vrije seksuele ontwikkeling van zijn opgroeiende stiefdochter geschonden. Bovendien heeft verdachte door zijn handelswijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als stiefvader mocht worden gesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer, hetgeen blijkens de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring ook daadwerkelijk het geval is geweest. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft de bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens vooropgesteld. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 19 april 2024 volgt dat bij verdachte sprake is van een niet harmonieus opgebouwd intelligentieprofiel. Daarnaast is de persoonlijkheidsstructuur van verdachte kwetsbaar, met een weinig uitgerijpt gevoelsleven en is er sprake van een gebrek aan probleemoplossende vaardigheden. Uit het reclasseringsadvies en hetgeen ter terechtzitting is besproken volgt dat verdachte inmiddels al langere tijd vrijwillig en intensief behandeling volgt als gevolg van datgene wat is gebeurd. De reclassering ziet derhalve geen noodzaak voor reclasseringsinterventies. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de reclassering onwenselijk, nu dat de behandeling van verdachte zal doorkruisen.
Op te leggen straf
Gelet op de hiervoor reeds omschreven omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de ter zitting afgelegde slachtofferverklaring waarin het slachtoffer de gevolgen die het strafbare feit voor haar heeft gehad heeft beschreven, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, als gevolg waarvan op grond van het bepaalde in artikel 22b Wetboek van Strafrecht het taakstrafverbod van toepassing is. De rechtbank acht een (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet passend, nu dit de reeds ingezette behandeling van verdachte zal doorkruisen. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat conform de eis van de officier van justitie oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. De rechtbank legt aan verdachte daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis op.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 324,73 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 november 2017.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 89 (negenentachtig) dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 5.324,73 (zegge: vijfduizend driehonderdvierentwintig euro en drieënzeventig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 november 2017 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.324,73 (zegge: vijfduizend driehonderdvierentwintig euro en drieënzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 november 2017 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 324,73 aan materiële schade en 5000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. J. Faber en
mr. A. Dantuma - Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2024.
Mr. M.M. Spooren en mr. A. Dantuma - Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.