Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.BISBEEZ B.V.,
2.
[eiser],
1.[gedaagde sub 1] MANAGEMENT SOLUTIONS B.V.,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.Vermindering van eis
3.De verdere beoordeling
“Graag bevestig ik hiermee de opdracht voor onze associé (….) [gedaagde sub 2] als adviseur van de DGA van [bedrijf] ”.Bij de mondelinge behandeling hebben [eiser] en Bisbeez de grondslag van eis gewijzigd. Thans stellen zij - naar de rechtbank begrijpt - primair dat [gedaagde sub 2] zich
“buiten B&C om”zou hebben verplicht om [eiser] in privé te adviseren bij het proces dat heeft geleid tot de Letter of Intent (hierna: LOI) en de Investment Agreement (hierna: IA). Subsidiair is de oorspronkelijk grondslag van de vordering gehandhaafd.
“voorstel van [gedaagde sub 1] om alsalgemeen directeurop te treden”en in de periode tussen de LOI en de IA was [gedaagde sub 2] al algemeen directeur van BHA. [eiser] moet hebben begrepen dat [gedaagde sub 2] , anders dan inherent is aan een persoonlijk adviseur, niet (alleen) handelde in het belang van [eiser] , maar een eigen belang had bij de uitkomst van de onderhandelingen met AAP. [gedaagde sub 2] was (via zijn vennootschap) immers zelf ook partij bij de overeenkomsten waardoor [eiser] en Bisbeez zich nu benadeeld voelen. Hij werd daarbij zelfs bijgestaan door een eigen advocaat.
“management-vergoeding”). [gedaagde sub 1] heeft die werkzaamheden bij facturen van 13 augustus 2015, 17 augustus 2015, 15 september 2015, 13 oktober 2015, 12 november 2015 en 10 december 2015 telkens als
“Declaratie voor interim-management werkzaamheden”in rekening gebracht bij [bedrijf]
“Graag bevestig ik hiermee de opdracht van onze associé (….) [gedaagde sub 2] als adviseur van de DGA van [bedrijf] ”) verdedigbaar is dat de overeenkomst zou zien op het adviseren van [eiser] , zijnde de DGA van [bedrijf] In dit geval kan aan die tekst echter geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. [gedaagde sub 1] heeft als verklaring voor de in de opdrachtbevestiging gekozen bewoordingen gegeven dat het destijds niet wenselijk was om via de opdrachtbevestiging binnen de onderneming bekend te maken dat [gedaagde sub 2] in feite het roer van [eiser] zou overnemen. Die uitleg komt plausibel voor tegen de achtergrond dat gesteld noch gebleken is dat [eiser] of een aan hem gelieerde vennootschap aan [gedaagde sub 1] heeft verzocht om een persoonlijk adviseur voor [eiser] te leveren. Er is alleen gevraagd naar een algemeen directeur, zoals blijkt uit de e-mail van [eiser] aan [naam] van 14 februari 2015 (als prod. 20 overgelegd door [gedaagde sub 2] ) en daaraan is gevolg gegeven. Daarvoor is geen andere schriftelijke opdracht vastgelegd dan die van 3 juli 2015.