Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2 De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3 De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, (…)
Wet studiefinanciering 2000
Geldend van 01-01-2023 t/m 31-03-2023
Artikel 3.8. Hoogte aanvullende beurs
De hoogte van de aanvullende beurs is het maximumbedrag van de aanvullende beurs, genoemd in artikel 3.18, minus de veronderstelde ouderlijke bijdrage die wordt berekend ingevolge de artikelen 3.9 tot en met 3.13.
Artikel 3.9. Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage
beroepsonderwijs
1. Maatstaf voor de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage is het toetsingsinkomen van de afzonderlijke ouders van de mbo-student in het peiljaar.
2 Op het toetsingsinkomen in het peiljaar wordt in mindering gebracht de vrije voet. Deze voet is naar de maatstaf van 1 januari 2014 gelijk aan € 16.736,64 [Red: per 1 januari 2023:
€ 19.652,25] . Indien één van de ouders is overleden, geldt voor de andere ouder een dubbele vrije voet. Indien een mbo-student die niet geadopteerd is en die als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven, blijkens de basisregistratie personen slechts één ouder heeft of artikel 3.14 toepassing heeft gevonden, is de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Indien het in het peiljaar een ouder zonder partner betreft en voor hem geen dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de tweede volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 1 januari 2014 gelijk is aan € 21.204,43 [Red: per 1 januari 2023: € 24.898,37] .
3 Het bruto kortingsbedrag op jaarbasis is
26%van het verschil tussen het toetsingsinkomen in het peiljaar en de vrije voet in het toekenningsjaar.
4 Op het bruto kortingsbedrag, bedoeld in het derde lid, worden in mindering gebracht:
a.de ingevolge paragraaf 6.1 vastgestelde termijnbetalingen over een jaar of, indien dit minder is, de berekende draagkracht indien de ouder tevens debiteur is; en
b
.€ 363voor ieder kind dat in het studiejaar dat aanvangt in het jaar voorafgaand aan het studiefinancieringstijdvak, onder de werking van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of van artikel 2, derde tot en met vijfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget valt.
5 Een twaalfde deel van het bedrag dat na de toepassing van het vierde lid resteert, is de berekeningsgrondslag per maand voor een ouder van de veronderstelde ouderlijke bijdrage.
6 Indien een kind waarvoor de aftrek, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, heeft plaatsgevonden, onder de werking van deze wet gaat vallen, wordt met ingang van het tijdstip waarop dit kind onder de werking van deze wet gaat vallen, de veronderstelde ouderlijke bijdrage, bedoeld in het vijfde lid, opnieuw berekend.
7 Het zesde lid is niet van toepassing op een mbo-student die uitsluitend een reisvoorziening bedoeld in artikel 4.6b toegekend heeft gekregen.
Artikel 3.10. Peiljaarverlegging bij terugval in inkomen
1. Op aanvraag van de ouders of een van hen of op aanvraag van de student wordt bij toepassing van de artikelen 3.9 en 3.9a, indien sprake is van een terugval in inkomen over het eerste of het tweede jaar na het peiljaar, uitgegaan van het toetsingsinkomen in dat jaar.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan: een vermindering van de som van de toetsingsinkomens van de beide ouders tezamen met ten minste 15% ten opzichte van het peiljaar.
Artikel 3.13. Veronderstelde ouderlijke bijdrage
1. De veronderstelde ouderlijke bijdrage is voor een mbo-student de som van de maandbedragen, bedoeld in artikel 3.9, vijfde lid, en voor een ho-student de som van de maandbedragen die zijn bepaald door toepassing van artikel 3.9a. De veronderstelde ouderlijke bijdrage kan nooit meer bedragen dan de maximale aanvullende beurs voor een student.
2 Indien de veronderstelde ouderlijke bijdrage negatief is, wordt deze vastgesteld op nihil.
3 Bij de berekening van de veronderstelde ouderlijke bijdrage per studerend kind wordt de bijdrage verdeeld over de studerende kinderen van een ouder indien:
a. meer dan een van deze kinderen voor de betreffende maand aanspraak heeft op studiefinanciering; en
b. de kinderen voor de betreffende maand een aanvullende beurs hebben aangevraagd.
4 Bij de verdeling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage, bedoeld in het derde lid, wordt een kind dat tevens onder de reikwijdte van artikel 3.9, vierde lid, onderdeel b, valt, buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3.18. Overzicht normbedragen
(…)
A. Beroepsonderwijs
Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage1
thuiswonend
€ 268,17
1. Voor mbo-studenten die lesgeld verschuldigd zijn, wordt de maximale aanvullende beurs/lening ingevolge artikel 3.2, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 vanaf 1 januari 2023 verhoogd met
€ 103,25en per 1 augustus 2023 met
€ 113,08per maand.
Artikel 7.1. Herziening door Onze Minister
1. Onze Minister kan een beschikking herzien waarbij:
f. de hoogte van de veronderstelde ouderlijke bijdrage wordt vastgesteld of gewijzigd, (…)
2. Herziening vindt plaats op grond van het feit dat:
(…)
f. gevolg is gegeven aan de aanvraag tot peiljaarverlegging van de ouders, (…)