ECLI:NL:RBNNE:2024:4963

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
LEE 23/2403 en 23/3405
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen BPM en de toepassing van de taxatiemethode

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 19 december 2024, worden de beroepen van eiseres tegen de naheffingsaanslagen BPM beoordeeld. De rechtbank behandelt twee zaken, LEE 23/2043 en LEE 23/3405, waarbij de inspecteur naheffingsaanslagen heeft opgelegd voor twee voertuigen die door eiseres zijn geregistreerd. De centrale vraag is of de inspecteur terecht de taxatiemethode heeft afgewezen die eiseres heeft gebruikt om de hoogte van de BPM te berekenen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de taxatierapporten niet heeft geaccepteerd, omdat deze niet voldeden aan de wettelijke eisen die sinds 1 januari 2022 van toepassing zijn. Eiseres had de afschrijving van de voertuigen niet mogen berekenen met de taxatiemethode, omdat de voertuigen niet voldeden aan de eisen van de Regeling voertuigen. De rechtbank verklaart het beroep in zaak LEE 23/2043 gegrond en vermindert de naheffingsaanslag, terwijl het beroep in zaak LEE 23/3405 ongegrond wordt verklaard. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot het betalen van immateriële schadevergoeding aan eiseres vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/2043 en 23/3405
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 19 december 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst Centrale Administratieve Processen/Team autokantoor Emmen, de inspecteur
(gemachtigden: mr. [naam 2] en [naam 3] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de
Minister van Justitie en Veiligheid(de Minister).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 21 maart 2023 (zaaknummer LEE 23/2043) en 2 juni 2023 (zaaknummer LEE 23/3405).
Zaaknummer LEE 23/2043
1.1.
De inspecteur heeft aan eiseres met dagtekening 24 juni 2022 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 13.995, waarvan € 7.763 ziet op het voertuig met kenteken [kenteken auto 1] .
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Zaaknummer LEE 23/3405
1.3.
De inspecteur heeft aan eiseres met dagtekening 20 januari 2023 een naheffingsaanslag in de bpm opgelegd van € 9.909. Deze naheffing ziet op het voertuig met kenteken [kenteken auto 2] .
1.4.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.399.
Beide zaaknummers
1.5.
De inspecteur heeft op beide beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres bijgestaan door E. van der Werff en de gemachtigden van de inspecteur.

Feiten

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Zaaknummer LEE 23/2043
2.1.
Eiseres heeft in Duitsland een gebruikte personenauto, een Alfa Romeo Giulia, (auto 1) gekocht voor € 16.500 en deze geregistreerd in het Nederlands kentekenregister. In verband met deze registratie heeft eiseres aangifte voor de bpm gedaan. Eiseres heeft een bedrag van € 1.190 op aangifte voldaan.
2.2.
In de aangifte bpm heeft eiseres voor het berekenen van het door haar voldane bedrag aan bpm ervoor gekozen de hoogte van de afschrijving [1] (in verband met de schade van de auto) te bepalen aan de hand van de taxatiemethode. [2]
2.3.
De gegevens in de aangifte zijn gebaseerd op het bij de aangifte gevoegde rapport van een taxateur (taxatierapport 1). De door eiseres op aangifte voldane bpm is berekend met gebruik van de in taxatierapport 1 vermelde handelsinkoopwaarde van € 4.000. Bij het taxatierapport zit een schadecalculatie gevoegd waarop staat dat de reparatiekosten van
auto 1 € 29.421,44 (inclusief BTW) bedragen.
2.4.
Taxatierapport 1 heeft de datum van 14 februari 2022 en vermeldt dat de taxatie heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022. Over de staat van auto 1 is in het taxatierapport het volgende opgenomen:

Onderhavig voertuig heeft 32986 km. gepresteerd en verkeert in overeenkomstige staat. Het voertuig heeft schade opgelopen. Deze schade is meer dan normale gebruikersschade. De schade is door ons vastgesteld op : € 29.421,44 inclusief BTW. Voor een overzicht, zie bijgaande calculatie. (72% = € 21.183,--)
Algehele indruk:de carrosserie, het onderstel, de techniek en het interieur zijn deels beschadigd. De schade is deels hersteld, De banden zijn goed.
Zaaknummer LEE 23/3405
2.5.
Eiseres heeft in Duitsland een gebruikte personenauto, een Alfa Romeo Stelvio, (auto 2) gekocht en deze geregistreerd in het Nederlands kentekenregister. In verband met deze registratie heeft eiseres aangifte voor de bpm gedaan. Eiseres heeft een bedrag van
€ 4.303 op aangifte voldaan.
2.6.
In de aangifte bpm heeft eiseres voor het berekenen van het door haar voldane bedrag aan bpm ervoor gekozen de hoogte van de afschrijving [3] (in verband met de schade van de auto) te bepalen aan de hand van de taxatiemethode. [4]
2.7.
De gegevens in de aangifte zijn gebaseerd op het bij de aangifte gevoegde rapport van een taxateur (taxatierapport 2). De door eiseres op aangifte voldane bpm is berekend met gebruik van de in taxatierapport 2 vermelde handelsinkoopwaarde van € 15.000.
2.8.
Taxatierapport 2 heeft de datum van 3 oktober 2022 en vermeldt dat de taxatie heeft plaatsgevonden op 29 september 2022. Over de staat van auto 2 is in taxatierapport 2 het volgende opgenomen:

Onderhavige voertuig heeft 6897 km. gepresteerd en verkeert in een overeenkomstige staat. Het voertuig heeft schade opgelopen. Deze schade is meer dan normale gebruiksschade. De schade is door ons vastgesteld op : € 25.559,07 inclusief BTW. Voor een overzicht, zie bijgaande calculatie. (72% = € 18.402,--”)
Algehele indruk: dit voertuig voldoet aan de eisen uit hoofdstuk 5 en 7 van de regeling tot uitvoering de hoofdstukken III en IV van de wegenverkeerswet 1994 (regeling voertuigen) en dusgebruikmag maken van de openbare weg
Door schade verleden is de auto aanzienlijk minder waard.
2.9.
Op 24 oktober 2022 heeft Domeinen Roerende Zaken (DRZ) een onderzoek waardebepaling door middel van een fysieke schouw aan auto 2 verricht. Van dit onderzoek waardebepaling is een verslag opgesteld door een beoordelaar. Onder het kopje 6. Bevindingen/opmerkingen is door de beoordelaar in het verslag het volgende opgenomen:
“Er is sprake van een essentieel gebrek conform het gestelde in de Regeling Voertuigen, Hoofdstuk 5 “Permanente eisen” of Hoofdstuk 7 “Schadevoertuigen.
Overige essentiele gebreken
Airbag
bijrijdersstoel,
gordelspanner RV,
gordijnairbag LA
Zie
foto
89 t/m 96
2.10.
Bij e-mail van 18 april 2023 heeft de inspecteur aan DRZ de volgende vraag gesteld:

Met betrekking tot onderwerpelijk dossier (voertuig) verneem ik graag in hoeverre de aanwezige gebreken gecontroleerd zijn. Is er een controle geweest of de airbag er daadwerkelijk niet meer in zit of dat er een lampje brandde? Daarnaast lijkt de gordel RV op de foto ook in orde?
Belanghebbende geeft aan dat enkel de stoelbekleding kapot was en de airbag aanwezig en werkend was.
2.11.
In reactie op het verzoek van de inspecteur heeft DRZ via een e-mail van 18 april 2024 als volgt geantwoord:

Ik heb het betreffende dossier nader bekeken. De airbag RV is geactiveerd en eruit gesneden. Dit veroorzaak 100% een systeemstoring.
De taxateur van DRZ heeft eveneens vastgesteld dat de gordelspanner geactiveerd is, dit is in lijn met de geactiveerde airbag.
Heb voor de duidelijkheid de foto toegevoegd..

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslagen bpm terecht en op de juiste bedragen heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De beroepsgronden van eiseres slagen niet, want eiseres heeft bij het berekenen van de hoogte van de afschrijvingen ten onrechte gebruik gemaakt van de taxatiemethode. Omdat de inspecteur op zitting heeft aangegeven dat de naheffingsaanslag in het beroep met zaaknummer LEE 23/2043 verminderd moet worden, zal de rechtbank dit beroep wel gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. Door een wetswijziging mag vanaf 1 januari 2022 de hoogte van de afschrijving alleen nog met gebruik van de taxatiemethode berekend worden als het motorrijtuig op het moment van de taxatie voldoet aan de eisen bedoeld in de hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen (de regeling). [5] Als is voldaan aan de hoofdstukken 5 en 7 van de regeling (de wettelijke eisen) kan of mag met het motorrijtuig worden deelgenomen aan het verkeer. [6] In lijn daarmee wordt sinds 1 januari 2022 aan een taxatierapport ook de eis gesteld dat de taxateur per schadepost verklaart of de auto nog steeds voldoet aan de wettelijke eisen.
Zaaknummer LEE 23/2043 (auto 1)
6. Eiseres stelt dat zij de afschrijving van auto 1 mocht berekenen met gebruik van de taxatiemethode, omdat auto 1 volgens haar aan alle wettelijke eisen voldeed. In de schadecalculatie zijn weliswaar schadeposten opgenomen die zien op essentiële onderdelen van auto 1 maar de op de schadecalculatielijst vermelde posten zien op (water)schade die op moment van taxatie nog niet meebrachten dat de auto niet voldeed aan de wettelijke eisen. Omdat deze waterschade mogelijk in de toekomst wel problemen kunnen gaan opleveren en eiseres alleen deugdelijke auto’s wil verkopen, stelt eiseres wel dat deze posten als schade moeten worden gezien.
7. De inspecteur stelt dat eiseres voor auto 1 de hoogte van de afschrijving niet had mogen berekenen met gebruik van de taxatiemethode. De schadecalculatielijst, die door eiseres zelf is aangeleverd, laat zien dat auto 1 op diverse essentiële onderdelen gebreken heeft. De inspecteur heeft gewezen op de volgende gebreken: noodremsysteem abs, koplampen rechts en links, kentekenplaat, reguliere airbag, ontbrekende voorstoelen, stuurbekrachtiging, startmotor, inlaatspruitstuk en diverse regelunits. Die gebreken hadden voorafgaand aan de taxatie hersteld moeten worden. Van de onderdelen die volgens de schadecalculatie vervangen moeten worden, mag volgens de inspecteur verondersteld worden dat die niet meer juist functioneren.
8. De rechtbank overweegt als volgt. In taxatierapport 1 is een schadecalculatie van de te herstellen schade opgenomen. Tot deze schadecalculatie behoren de bestellingen van ondermeer de volgende onderdelen: voorstoelen rechts en links, koplampen rechts en links, regelunits en het inlaatspruitstuk. De rechtbank is van oordeel dat voor zover deze gestelde schade daadwerkelijk aanwezig was ten tijde van de taxatie, die schade tot gevolg zou hebben dat auto 1 niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de taxateur in taxatierapport 1 nergens heeft vermeld of auto 1 ten tijde van de taxatie (nog) wel voldeed aan de wettelijke eisen. Dit is, zoals hiervoor onder 5. is vermeld, sinds 1 januari 2022 wél een vereiste. Deze twee omstandigheden heeft de rechtbank ook aan eiseres op de zitting voorgehouden. In antwoord hierop heeft eiseres op zitting verklaard dat alle onderdelen op de schadecalculatie worden vermeld omdat ze: “in de toekomst kapot gaan, maar op dat moment nog goed waren”. De rechtbank is van oordeel dat dit met zich meebrengt dat geen waarde gehecht kan worden aan het taxatierapport en dat zij daarom voorbij gaat aan de inhoud van taxatierapport 1.
9. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift nog een aantal andere redenen aangevoerd op grond waarvan taxatierapport 1 volgens hem niet kan dienen voor de berekening van de bpm. Omdat de rechtbank reeds op de hiervoor vermelde redenen tot het oordeel is gekomen dat de inspecteur terecht voorbij is gegaan aan taxatierapport 1, zal de rechtbank de overige redenen – wat daar verder ook van zij – niet beoordelen.
10. Ter zitting heeft de inspecteur gesteld dat bij nader inzien voor de berekening van de naheffingsaanslag de bij taxatierapport 1 gevoegde koerslijst als uitgangspunt genomen kan worden. Dit leidt tot een lagere grondslag voor de bpm en de naheffingsaanslag moet dan met € 1.080 verlaagd worden tot € 6.683. De rechtbank ziet geen reden om dit niet te volgen. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en de naheffingsaanslag op de voorgestelde wijze verminderen.
Zaaknummer LEE 23/3405 (auto 2)
11. Eiseres stelt dat de auto aan alle wettelijke eisen voldeed en dat daarom de hoogte van de afschrijving berekend kan worden met gebruik van de taxatiemethode. Het standpunt van de inspecteur dat auto 2 niet aan de wettelijke eisen voldeed, klopt volgens eiseres niet. Zo zat de airbag bijvoorbeeld wel in auto 2. Eiseres onderbouwt deze stelling met een verklaring van [auto- en bandenbedrijf] en een factuur van een schadeauto waaruit de vervangende airbag zou zijn gehaald. Ten aanzien van de gordelspanner heeft eiseres op zitting verklaard dat de gordelspanner werkzaam was. Eiseres heeft daarnaast op de zitting verklaard dat zij ten tijde van de registratie van auto 2 inmiddels wist aan welke wettelijke eisen een auto moest voldoen om gebruik te maken van de taxatiemethode. Daarom heeft eiseres alle gebreken voor de taxatie (tijdelijk) hersteld.
12. De inspecteur stelt dat eiseres voor auto 2 de hoogte van de afschrijving niet had mogen berekenen met gebruik van de taxatiemethode. De inspecteur heeft gewezen op de bevindingen van DRZ die zijn gedaan tijdens de fysieke schouw (zie 2.9.). Ook wijst de inspecteur op de nadere e-mail van DRZ waarin expliciet wordt aangegeven dat op de genoemde gebreken is gecontroleerd (zie 2.10 en 2.11).
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen gebruik had mogen maken van de taxatiemethode bij het berekenen van de hoogte van de afschrijving. DRZ heeft tijdens een fysieke schouw geconstateerd dat auto 2 essentiële gebreken had en daarmee niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit is nogmaals door DRZ, op verzoek van de inspecteur, bevestigd. Tegenover deze bevindingen van DRZ heeft eiseres twee bewijsstukken aangevoerd. Met deze bewijsstukken maakt eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat ten tijde van de taxatie auto 2 wel voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij zeer beperkte waarde hecht aan de verklaring van [auto- en bandenbedrijf] omdat die – zo eiseres ter zitting desgevraagd heeft bevestigd – is opgemaakt nádat DRZ had geconstateerd dat de airbag ontbrak. Aan de factuur van de schadeauto waaruit de vervangende airbag gehaald zou zijn, hecht de rechtbank ook zeer beperkte waarde. Op de factuur is de oorspronkelijke datum met een pen gewijzigd van 21-11-2022 naar 21-09-2022. Eiseres haar verklaring op de zitting dat dan waarschijnlijk een vervangende airbag uit haar eigen voorraad is geplaatst, is onvoldoende in het licht van de gemotiveerde en met foto’s onderbouwde stelling van de inspecteur.
14. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen auto 2, zijnde een schade-auto, op plaatsen waar is aangegeven dat zich een airbag bevindt, een niet geactiveerde airbag aanwezig moet zijn. [7] Nu eiseres er niet in slaagt te bewijzen dat aan die eis is voldaan, maakt zij niet aannemelijk dat zij de hoogte van de afschrijving mocht berekenen met de taxatiemethode.
15. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de gordelspanner van de bijrijdersstoel geactiveerd is. Eiseres heeft op de zitting gesteld dat de gordelspanner wel werkte, en dus voldeed aan de wettelijke eisen. Die conclusie is niet juist. Op grond van hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen is namelijk voor schadeauto’s vereist dat een geactiveerde gordelspanner vervangen wordt. [8]
16. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift nog een aantal andere redenen aangevoerd op grond waarvan taxatierapport 2 volgens hem niet kan dienen voor de berekening van de bpm. Omdat de rechtbank reeds op de hiervoor vermelde redenen tot het oordeel is gekomen dat de inspecteur terecht voorbij gegaan is aan taxatierapport 2, zal de rechtbank de overige redenen – wat daar verder ook van zij – niet beoordelen.
Lange duur van de procedures / immateriële schadevergoeding
17. Eiseres heeft ter zitting aangegeven last te hebben gehad van de lange duur van de bezwaar- en beroepsprocedures. De rechtbank vat dat op als een verzoek om immateriële schadevergoeding (ISV) in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
18. De rechtbank stelt vast dat in de procedure met kenmerk LEE 23/2043 de redelijke termijn is overschreden, nu er op de dag waarop deze uitspraak is gedaan meer dan twee jaren zijn verstreken sinds de dag waarop de inspecteur het bezwaar heeft ontvangen. Tot en met de datum van deze uitspraak zijn er 2 jaar en (afgerond naar boven) 6 maanden verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn met afgerond 6 maanden is overschreden. Dit leidt tot een ISV van € 500. Het bezwaar is door de inspecteur ontvangen op
20 juli 2022. De uitspraak op bezwaar is gedaan op 21 maart 2023. De termijnoverschrijding is voor (afgerond naar boven) 3 maanden toe te rekenen aan de inspecteur en voor 3 maanden aan de rechtbank. De rechtbank veroordeelt daarom de inspecteur tot vergoeding van de immateriële schade voor een bedrag van € 250 (3/6 * € 500) en de Minister voor de rest van het bedrag, zijnde € 250.
19. In de procedure met kenmerk LEE 23/3405 is de redelijke termijn nog niet overschreden op de dag waarop deze uitspraak is gedaan. De rechtbank zal daarom het verzoek om immateriële schade, voor zover dat ziet op deze procedure, afwijzen.
Ingebrekestelling / dwangsom
20. Eiseres stelt dat de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd, omdat hij te laat heeft beslist op de bezwaren. De inspecteur stelt dat hij van eiseres in deze procedures geen ingebrekestelling(en) heeft ontvangen en daarom ook geen dwangsombeschikking heeft genomen.
21. Omdat er geen dwangsombeschikkingen zijn genomen, kan de rechtbank binnen de grenzen van deze beroepen niet oordelen over de vraag of de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep met zaaknummer LEE 23/2043 is gegrond omdat de naheffingsaanslag verminderd dient te worden. De rechtbank vernietigt daarom de bijbehorende uitspraak op bezwaar.
23. Het beroep met zaaknummer LEE 24/3405 is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag niet (verder) verminderd wordt.
Griffierecht en proceskosten
24. Omdat het beroep met kenmerk LEE 23/2043 gegrond is, moet de inspecteur het in die zaak betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden. Omdat het beroep met zaaknummer LEE 23/3405 ongegrond is, krijgt eiseres het in die zaak betaalde griffierecht niet terug. Eiseres heeft verder geen verzoek gedaan voor vergoeding van proceskosten.

Beslissing

Zaaknummer LEE 23/2043:
De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de uitspraak op bezwaar;
 vermindert de naheffingsaanslag tot € 6.683;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
 veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 250;
 veroordeelt de Minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 250;
 bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Zaaknummer LEE 23/3405:
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Praamstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet Bpm).
2.Zoals bedoeld in artikel 10, achtste lid, van de Wet Bpm.
3.Zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Wet Bpm.
4.Zoals bedoeld in artikel 10, achtste lid, van de Wet Bpm.
5.Onderdeel 2.4 van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Wet Bpm.
6.Artikel 8, derde lid, Uitvoeringsregeling Wet Bpm.
7.Artikel 7.1, onderdeel 8, van de Regeling voertuigen.
8.Artikel 7.1, onderdeel 6, van de Regeling voertuigen.