Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslagen bpm terecht en op de juiste bedragen heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De beroepsgronden van eiseres slagen niet, want eiseres heeft bij het berekenen van de hoogte van de afschrijvingen ten onrechte gebruik gemaakt van de taxatiemethode. Omdat de inspecteur op zitting heeft aangegeven dat de naheffingsaanslag in het beroep met zaaknummer LEE 23/2043 verminderd moet worden, zal de rechtbank dit beroep wel gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Door een wetswijziging mag vanaf 1 januari 2022 de hoogte van de afschrijving alleen nog met gebruik van de taxatiemethode berekend worden als het motorrijtuig op het moment van de taxatie voldoet aan de eisen bedoeld in de hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen (de regeling).Als is voldaan aan de hoofdstukken 5 en 7 van de regeling (de wettelijke eisen) kan of mag met het motorrijtuig worden deelgenomen aan het verkeer.In lijn daarmee wordt sinds 1 januari 2022 aan een taxatierapport ook de eis gesteld dat de taxateur per schadepost verklaart of de auto nog steeds voldoet aan de wettelijke eisen.
Zaaknummer LEE 23/2043 (auto 1)
6. Eiseres stelt dat zij de afschrijving van auto 1 mocht berekenen met gebruik van de taxatiemethode, omdat auto 1 volgens haar aan alle wettelijke eisen voldeed. In de schadecalculatie zijn weliswaar schadeposten opgenomen die zien op essentiële onderdelen van auto 1 maar de op de schadecalculatielijst vermelde posten zien op (water)schade die op moment van taxatie nog niet meebrachten dat de auto niet voldeed aan de wettelijke eisen. Omdat deze waterschade mogelijk in de toekomst wel problemen kunnen gaan opleveren en eiseres alleen deugdelijke auto’s wil verkopen, stelt eiseres wel dat deze posten als schade moeten worden gezien.
7. De inspecteur stelt dat eiseres voor auto 1 de hoogte van de afschrijving niet had mogen berekenen met gebruik van de taxatiemethode. De schadecalculatielijst, die door eiseres zelf is aangeleverd, laat zien dat auto 1 op diverse essentiële onderdelen gebreken heeft. De inspecteur heeft gewezen op de volgende gebreken: noodremsysteem abs, koplampen rechts en links, kentekenplaat, reguliere airbag, ontbrekende voorstoelen, stuurbekrachtiging, startmotor, inlaatspruitstuk en diverse regelunits. Die gebreken hadden voorafgaand aan de taxatie hersteld moeten worden. Van de onderdelen die volgens de schadecalculatie vervangen moeten worden, mag volgens de inspecteur verondersteld worden dat die niet meer juist functioneren.
8. De rechtbank overweegt als volgt. In taxatierapport 1 is een schadecalculatie van de te herstellen schade opgenomen. Tot deze schadecalculatie behoren de bestellingen van ondermeer de volgende onderdelen: voorstoelen rechts en links, koplampen rechts en links, regelunits en het inlaatspruitstuk. De rechtbank is van oordeel dat voor zover deze gestelde schade daadwerkelijk aanwezig was ten tijde van de taxatie, die schade tot gevolg zou hebben dat auto 1 niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de taxateur in taxatierapport 1 nergens heeft vermeld of auto 1 ten tijde van de taxatie (nog) wel voldeed aan de wettelijke eisen. Dit is, zoals hiervoor onder 5. is vermeld, sinds 1 januari 2022 wél een vereiste. Deze twee omstandigheden heeft de rechtbank ook aan eiseres op de zitting voorgehouden. In antwoord hierop heeft eiseres op zitting verklaard dat alle onderdelen op de schadecalculatie worden vermeld omdat ze: “in de toekomst kapot gaan, maar op dat moment nog goed waren”. De rechtbank is van oordeel dat dit met zich meebrengt dat geen waarde gehecht kan worden aan het taxatierapport en dat zij daarom voorbij gaat aan de inhoud van taxatierapport 1.
9. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift nog een aantal andere redenen aangevoerd op grond waarvan taxatierapport 1 volgens hem niet kan dienen voor de berekening van de bpm. Omdat de rechtbank reeds op de hiervoor vermelde redenen tot het oordeel is gekomen dat de inspecteur terecht voorbij is gegaan aan taxatierapport 1, zal de rechtbank de overige redenen – wat daar verder ook van zij – niet beoordelen.
10. Ter zitting heeft de inspecteur gesteld dat bij nader inzien voor de berekening van de naheffingsaanslag de bij taxatierapport 1 gevoegde koerslijst als uitgangspunt genomen kan worden. Dit leidt tot een lagere grondslag voor de bpm en de naheffingsaanslag moet dan met € 1.080 verlaagd worden tot € 6.683. De rechtbank ziet geen reden om dit niet te volgen. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en de naheffingsaanslag op de voorgestelde wijze verminderen.
Zaaknummer LEE 23/3405 (auto 2)
11. Eiseres stelt dat de auto aan alle wettelijke eisen voldeed en dat daarom de hoogte van de afschrijving berekend kan worden met gebruik van de taxatiemethode. Het standpunt van de inspecteur dat auto 2 niet aan de wettelijke eisen voldeed, klopt volgens eiseres niet. Zo zat de airbag bijvoorbeeld wel in auto 2. Eiseres onderbouwt deze stelling met een verklaring van [auto- en bandenbedrijf] en een factuur van een schadeauto waaruit de vervangende airbag zou zijn gehaald. Ten aanzien van de gordelspanner heeft eiseres op zitting verklaard dat de gordelspanner werkzaam was. Eiseres heeft daarnaast op de zitting verklaard dat zij ten tijde van de registratie van auto 2 inmiddels wist aan welke wettelijke eisen een auto moest voldoen om gebruik te maken van de taxatiemethode. Daarom heeft eiseres alle gebreken voor de taxatie (tijdelijk) hersteld.
12. De inspecteur stelt dat eiseres voor auto 2 de hoogte van de afschrijving niet had mogen berekenen met gebruik van de taxatiemethode. De inspecteur heeft gewezen op de bevindingen van DRZ die zijn gedaan tijdens de fysieke schouw (zie 2.9.). Ook wijst de inspecteur op de nadere e-mail van DRZ waarin expliciet wordt aangegeven dat op de genoemde gebreken is gecontroleerd (zie 2.10 en 2.11).
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen gebruik had mogen maken van de taxatiemethode bij het berekenen van de hoogte van de afschrijving. DRZ heeft tijdens een fysieke schouw geconstateerd dat auto 2 essentiële gebreken had en daarmee niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit is nogmaals door DRZ, op verzoek van de inspecteur, bevestigd. Tegenover deze bevindingen van DRZ heeft eiseres twee bewijsstukken aangevoerd. Met deze bewijsstukken maakt eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat ten tijde van de taxatie auto 2 wel voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij zeer beperkte waarde hecht aan de verklaring van [auto- en bandenbedrijf] omdat die – zo eiseres ter zitting desgevraagd heeft bevestigd – is opgemaakt nádat DRZ had geconstateerd dat de airbag ontbrak. Aan de factuur van de schadeauto waaruit de vervangende airbag gehaald zou zijn, hecht de rechtbank ook zeer beperkte waarde. Op de factuur is de oorspronkelijke datum met een pen gewijzigd van 21-11-2022 naar 21-09-2022. Eiseres haar verklaring op de zitting dat dan waarschijnlijk een vervangende airbag uit haar eigen voorraad is geplaatst, is onvoldoende in het licht van de gemotiveerde en met foto’s onderbouwde stelling van de inspecteur.
14. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen auto 2, zijnde een schade-auto, op plaatsen waar is aangegeven dat zich een airbag bevindt, een niet geactiveerde airbag aanwezig moet zijn.Nu eiseres er niet in slaagt te bewijzen dat aan die eis is voldaan, maakt zij niet aannemelijk dat zij de hoogte van de afschrijving mocht berekenen met de taxatiemethode.
15. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de gordelspanner van de bijrijdersstoel geactiveerd is. Eiseres heeft op de zitting gesteld dat de gordelspanner wel werkte, en dus voldeed aan de wettelijke eisen. Die conclusie is niet juist. Op grond van hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen is namelijk voor schadeauto’s vereist dat een geactiveerde gordelspanner vervangen wordt.
16. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift nog een aantal andere redenen aangevoerd op grond waarvan taxatierapport 2 volgens hem niet kan dienen voor de berekening van de bpm. Omdat de rechtbank reeds op de hiervoor vermelde redenen tot het oordeel is gekomen dat de inspecteur terecht voorbij gegaan is aan taxatierapport 2, zal de rechtbank de overige redenen – wat daar verder ook van zij – niet beoordelen.
Lange duur van de procedures / immateriële schadevergoeding
17. Eiseres heeft ter zitting aangegeven last te hebben gehad van de lange duur van de bezwaar- en beroepsprocedures. De rechtbank vat dat op als een verzoek om immateriële schadevergoeding (ISV) in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
18. De rechtbank stelt vast dat in de procedure met kenmerk LEE 23/2043 de redelijke termijn is overschreden, nu er op de dag waarop deze uitspraak is gedaan meer dan twee jaren zijn verstreken sinds de dag waarop de inspecteur het bezwaar heeft ontvangen. Tot en met de datum van deze uitspraak zijn er 2 jaar en (afgerond naar boven) 6 maanden verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn met afgerond 6 maanden is overschreden. Dit leidt tot een ISV van € 500. Het bezwaar is door de inspecteur ontvangen op
20 juli 2022. De uitspraak op bezwaar is gedaan op 21 maart 2023. De termijnoverschrijding is voor (afgerond naar boven) 3 maanden toe te rekenen aan de inspecteur en voor 3 maanden aan de rechtbank. De rechtbank veroordeelt daarom de inspecteur tot vergoeding van de immateriële schade voor een bedrag van € 250 (3/6 * € 500) en de Minister voor de rest van het bedrag, zijnde € 250.
19. In de procedure met kenmerk LEE 23/3405 is de redelijke termijn nog niet overschreden op de dag waarop deze uitspraak is gedaan. De rechtbank zal daarom het verzoek om immateriële schade, voor zover dat ziet op deze procedure, afwijzen.
Ingebrekestelling / dwangsom
20. Eiseres stelt dat de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd, omdat hij te laat heeft beslist op de bezwaren. De inspecteur stelt dat hij van eiseres in deze procedures geen ingebrekestelling(en) heeft ontvangen en daarom ook geen dwangsombeschikking heeft genomen.
21. Omdat er geen dwangsombeschikkingen zijn genomen, kan de rechtbank binnen de grenzen van deze beroepen niet oordelen over de vraag of de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd.