ECLI:NL:RBNNE:2024:4869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/18/240409 / KG RK 24-351
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van SJT Equipment B.V. tegen mr. M.E. van Rossum

Op 28 november 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van SJT Equipment B.V., gevestigd te Assen. Het verzoek was gericht tegen mr. M.E. van Rossum, de rechter die belast is met de behandeling van een civiele procedure onder zaaknummer 11134248 / CV EXPL 24-2395. Verzoekster stelde dat de kantonrechter niet bevoegd was om de zaak te behandelen, omdat de vordering meer dan € 25.000,- bedraagt. Dit zou volgens verzoekster leiden tot partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 november 2024 en de schriftelijke reactie van de rechter op dezelfde datum.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. Volgens de wet wordt een rechter vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster onvoldoende concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Bovendien had verzoekster eerder, op 20 september 2024, een wrakingsverzoek ingediend in dezelfde zaak, dat ook ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat het indienen van een nieuw verzoek tot wraking zonder gegronde redenen misbruik van recht zou zijn.

Daarom werd besloten dat het verzoek tot wraking ongegrond werd verklaard en dat een volgend verzoek tot wraking in dezelfde procedure niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/240409 / KG RK 24-351
Beslissing van 28 november 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
SJT Equipment B.V.gevestigd te Assen,
(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. van Rossum,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 21 november 2024, met daarin de wrakingsgronden;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 21 november 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter, die belast is met de
behandeling van de procedure bekend onder zaaknummer 11134248 \ CV EXPL 24-2395.
2.2
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal aan haar verzoek ten
grondslag gelegd dat het gaat om de competentie van de kantonrechter. Omdat de vordering meer bedraagt dan € 25.000,- is de kantonrechter niet competent en moet de zaak worden doorverwezen naar de civiele rechtbank. Gelet hierop is er, aldus verzoekster, sprake van partijdigheid.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de wrakingskamer is sprake van een kennelijk ongegrond verzoek en daarom laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat verzoekster meent dat de kantonrechter niet bevoegd is nu de vordering boven de € 25.000,- is.
3.3.1
Zoals hiervoor al aangegeven wordt bij de beoordeling van het wrakingsverzoek tot uitgangspunt genomen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten de handelwijze van de rechter niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
3.3.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet komen vast te staan dat de (hoge) drempel voor het aannemen van partijdigheid is gehaald. Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat volgens de wet de kantonrechter ambtshalve moet nagaan of hij absoluut bevoegd is om over de zaak te oordelen. Vervolgens wijst de wrakingskamer verzoekster erop dat de juistheid van een rechterlijke beslissing alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Dit laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden. Hierbij betrekt de wrakingskamer dat verzoekster onvoldoende concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit de vooringenomenheid van de rechter, of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid.
3.4
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is.
3.5
In dezelfde zaak, met zaaknummer 11134248 \ CV EXPL 24-2395, heeft
verzoekster de behandelend rechter eerder gewraakt. Bij beslissing van 20 september 2024 is dat wrakingsverzoek ongegrond geoordeeld. Omdat door verzoekster het middel van wraking nu binnen korte tijd tweemaal lichtvaardig, want zonder enige grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van deze zaak (zaaknummer 11134248 \ CV EXPL 24-2395) niet in
behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer 11134248 \ CV EXPL 24-2395 wordt
voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
  • verzoekster;
  • de gewraakte rechter; en
  • de betrokken partijen;
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de procedure met
nummer 11134248 \ CV EXPL 24-2395 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en
mr. L.T. de Jonge, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 28 november 2024.
de griffier de voorzitter
(de griffier is verhinderd deze beslissing
mede te ondertekenen)
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.