ECLI:NL:RBNNE:2024:4867

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
18-254538-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord en bedreiging met dood

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1959, die werd beschuldigd van bedreiging en poging tot moord op zijn ex-vrouw. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een gedragsbeïnvloedende maatregel (GVM) wegens zijn gewelddadige gedrag. De zaak kwam aan het licht na een steekincident op 2 oktober 2023, waarbij de verdachte zijn ex-vrouw met een mes verwondde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, wat blijkt uit zijn eerdere bedreigingen via sms en telefoon. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen geloofwaardig, en concludeerde dat de verdachte niet alleen de intentie had om zijn ex-vrouw te doden, maar ook daadwerkelijk de gelegenheid had om over zijn daden na te denken. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en matigde de straf in vergelijking met de eis van de officier van justitie, die acht jaar gevangenisstraf had gevorderd. De rechtbank legde ook een contactverbod op en een gebiedsverbod voor de duur van vijf jaar, om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.254538.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th. Martens, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (via WhatsApp) de woorden te zeggen/uiten "Vieze vuile hoer je gaat er aan" en/of (telefonisch) de woorden te zeggen/uiten "Ik maak je hartstikke dood, je gaat er aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de zij en/of buik en/of arm en/of heup, althans in het (boven)lichaam van die Vriend heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de zij en/of buik en/of arm en/of heup, althans in het (boven)lichaam van die Vriend heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer]
(hierna ook: aangeefster), dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan haar, laat staan dat sprake is geweest van voorbedachten rade. Verdachte heeft aangeefster slechts met een mes geprikt om haar bang te maken, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2023, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023264012 d.d. 3 januari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 1 oktober 2023 om 19:21 uur stuurde [verdachte] mij de tekst “Vieze hoer je gaat eraan”. Hij heeft mij ook nog gebeld en zei “Ik maak je harstikke dood, je gaat eraan”. Ik denk dat dit omstreeks 19:00 uur a 19:30 uur is geweest. Ik was toen bij mijn vriend in [plaats] .
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2023, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Ik analyseerde de data uit de telefoon van verdachte [verdachte] . Ik zag dat het telefoonnummer van verdachte [verdachte] via SMS op 1 oktober 2023 om 19:21:41 uur aan het telefoonnummer van [naam] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ], stuurde: “Vieze vuile hoer je gaat er aan”. Ik zag dat het telefoonnummer van [naam] eenmaal belde met het telefoonnummer van verdachte [verdachte] . Ik zag dit gesprek op zondag 1 oktober 2023 om 19:24 was beantwoord.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 oktober 2023, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: [slachtoffer] verklaarde dat jij haar omstreeks 19:00 uur/ 19:30 uur gebeld hebt en het volgende tegen haar hebt gezegd: "Ik maak je hartstikke dood, je gaat er aan" of woorden van gelijke strekking. Reageer hier eens op?
A: Dit was een opwelling.
Feit 2 primair
1.
​De door verdachte ter zitting van 29 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] en ik waren uit elkaar maar hadden nog wel een seksuele relatie. Ik kwam erachter dat ze een andere vriend had. Ik ben op 1 oktober 2023 naar het huis van die vriend gegaan. Ik zag haar daar zitten op de bank. Ik werd daar boos van. Ik ben op 2 oktober 2023 met een mes naar het flatgebouw van [slachtoffer] gegaan. Ik ben direct daarvóór naar een winkel geweest. Ik had het mes toen al bij me en had toen al bedacht daarna naar de flat te gaan. Ik had het mes in mijn hand en mijn jas er over heen gelegd. Na maximaal een halfuur wachten kwam [slachtoffer] in mijn richting fietsen. Ik was erg boos, maar ik kon mezelf wel in de hand houden. Ik was al zo boos voordat ik [slachtoffer] aan zag komen fietsen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2023, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023264012 d.d. 3 januari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 2 oktober 2023 kwam ik omstreeks 17:10 thuis en toen zag ik opeens [verdachte] bij mijn flatgebouw aan de [adres] in [plaats] . Hij liep naar mij toe. Ik zei "Wat is dit of wat wil je". Hij liep op mij af. Ik zag dat hij een mes pakte. We stonden een halve meter tot een meter uit elkaar. Hierna stak hij mij op verschillende plekken. Op drie plekken aan mijn linkerzijde. Op mijn arm, bij mijn zij en bij mijn ribben. Ik probeerde af te weren.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 oktober 2023, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 2 oktober 2023, omstreeks 17:00 uur, kwam ik thuis. Ik woon in een flat aan de [adres] in [plaats] . Toen ik thuis kwam zag ik een man bij de toegangsdeur van de flat staan. Hij liep naar de hoek van de straat om te kijken of er iemand aankwam. Daarna liep hij weer naar de toegangsdeur van de flat. Ik zag vervolgens dat een mevrouw kwam aangefietst. Ik hoorde dat de vrouw ''Wat doe je hier?'' naar de man schreeuwde. Toen de vrouw dit schreeuwde, zag ik dat de man de vrouw probeerde te steken met een mes. Ik zag dat de man het mes richting de linkerzijkant van de vrouw stak en haar hier ook met het mes raakte. Ik zag dat de man nog een tweede keer het mes richting de vrouw stak, deze keer richting haar
linkerarm. Ik zag dat de vrouw het mes met haar linkerarm afweerde. Vooraf en tijdens het incident oogde de man rustig.
4. ​
​Een schriftelijk bescheid te weten een letselrapport van forensische geneeskunde GGD Drenthe, op 3 oktober 2023 opgemaakt en ondertekend door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer]
Letsel(s):
Linkerzijde borst (in lijn van oksel) ter hoogte van de BH-band, bevindt zich een scherp begrensde lijnvormige huiddoorbreking met een lengte van circa 1 cm. Het betreft een steekwond.
Linker heup (in lijn van oksel) ter hoogte van de broekband, bevindt zich een scherp begrensde ronde blauw-paarse huidverkleuring met een diameter van 1,5 cm. Centraal in bloeduitstorting bevindt zich een oppervlakkige puntvormige huiddoorbreking met een diameter van 2 mm. Het betreft een prikwond.
4. Aan de strekzijde van de onderarm, 2 cm onder de elleboogpunt, bevindt zich een scherp begrensde lijnvormige huiddoorbreking met een lengte van circa 5 cm. Het betreft een snijdwond.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] (de dochter van verdachte):
Enige tijd geleden heeft mijn vader mijn moeder neergestoken. De dag daarvoor heeft hij mij een bericht gestuurd met de tekst “Ze is nog niet klaar met me de gevolgen zie je wel over een tijdje”.
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2023 met proces-verbaalnummer PL0100-2023264012-34, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
In verband met een onderzoek naar een vermoedelijke poging tot doodslag/moord te [plaats] werd door mij een forensisch onderzoek verricht naar een mes met goednummer PL0100-2023264012-1647381. Ik zag dat de totale lengte van het mes circa 33 cm was.
7. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2024 met proces-verbaalnummer PL0100-2023264012, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Binnen dit onderzoek is er een mes in beslag genomen met goednummer: 1647381. Dit mes is op aangeven van verdachte [verdachte] in beslag genomen. In een latere verklaring verklaart verdachte [verdachte] dat dit het mes is welke gebruikt is bij het steekincident waarbij hij slachtoffer Vriend heeft gestoken.
Bewijsoverweging feit 2 primair (poging tot moord)
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 2 oktober 2023 op enig moment het plan heeft opgevat met een mes van ongeveer 33 centimeter naar het woonadres van aangeefster te gaan. Verdachte heeft daar enige tijd op haar staan wachten en heeft rondgelopen om te kijken of zij eraan kwam. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte direct op haar af is gelopen en haar in haar zij en in haar heup heeft gestoken op het moment dat zij in de richting van de flat komt fietsen en aan verdachte vraagt wat hij wil. Aangeefster heeft verder verklaard dat zij zichzelf tegen verdachte heeft verdedigd en daarbij tevens in haar arm is gesneden. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig, aangezien zij wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam] en door het bij aangeefster vastgestelde letsel. De andersluidende verklaring van verdachte dat hij aangeefster alleen bang wilde maken en dat hij haar alleen heeft “geprikt” in die zin dat hij het mes op de kleding van
aangeefster heeft gezet zonder door te hebben dat hij daardoor heen is gegaan, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze verklaring valt namelijk niet te rijmen met de verklaringen van aangeefster en van getuige [naam] dat verdachte heeft gestoken en dat aangeefster daarbij met haar linkerarm een afwerende beweging heeft gemaakt. Mede gelet op het letsel aan de zij en heup van aangeefster, alsmede gelet op het letsel aan haar linkerarm dat past bij het afweren van een mes, acht de rechtbank deze verklaringen op dit punt geloofwaardig.
Opzet
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte opzet had op het (proberen te) doden van aangeefster. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat de stekende bewegingen van verdachte met het mes in de richting van aangeefster zodanig zijn dat verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen vol opzet had om aangeefster te doden. Het is immers een feit van algemene bekendheid, en verdachte heeft dit ook erkend, dat met het steken met een scherp mes zoals dat van verdachte ter hoogte van de zij en heup dodelijk letsel kan worden toegebracht.
Voorbedachten rade
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is van voorbedachten rade. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte ook was gericht op het met voorbedachten rade van het leven beroven van aangeefster. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachten rade" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had aangeefster van het leven te beroven. Verdachte heeft ruimschoots, zowel voorafgaand aan als op het moment van het steken, de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Daarbij acht de rechtbank tevens de gemoedstoestand van verdachte van belang. Getuige [naam] heeft verklaard dat verdachte voorafgaand aan en tijdens het incident rustig oogde. Ook verdachte zelf heeft verklaard dat hij weliswaar al boos was toen hij bij de flat aankwam, maar dat hij zichzelf wel in de hand kon houden en dat die boosheid niet erger werd toen aangeefster aan kwam fietsen en vroeg wat verdachte wilde. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet vanuit een opwelling en hevige gemoedstoestand heeft gestoken, maar al het voornemen had om aangeefster te steken op het moment dat hij zich naar de flat begaf. Verdere steun voor het oordeel dat sprake is van voorbedachten rade ziet de rechtbank in de onder 1 bewezen te verklaren doodsbedreiging van 1 oktober 2023 en in het op diezelfde dag gestuurde bericht van verdachte aan de dochter dat aangeefster nog niet klaar is met verdachte en dat de dochter de gevolgen over een tijdje wel zal zien.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1 en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 oktober 2023 in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door de woorden te uiten "Vieze vuile hoer je gaat er aan" en telefonisch de woorden te zeggen "Ik maak je hartstikke dood, je gaat er aan";
2 primair.
hij op 2 oktober 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, meermalen, in de zij, arm en heup van die Vriend heeft gestoken of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; 2 primair. poging tot moord.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 primair wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging met dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr gevorderd, inhoudend een contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor haar woon- en werkadressen voor de duur van 5 jaren.
Standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, heef de raadsman verzocht dit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. In dat geval heeft de raadsman verder verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsman heeft zich verzet tegen oplegging van een GVM. Tegen het contact- en gebiedsverbod heeft de raadsman zich niet verzet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering Nederland d.d. 5 oktober 2023 en 16 oktober 2024 en van na te noemen psychiater, alsmede neuroloog E. Strijks en klinisch neuropsycholoog F.A. Jonker, het uittreksel uit de justitiële documentatie waarop geen veroordelingen voor strafbare feiten staan, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na aangeefster te hebben bedreigd met de dood, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op aangeefster. Verdachte heeft niet kunnen verkroppen dat aangeefster verder wilde met haar leven zonder hem, dat zij daartoe hun relatie heeft beëindigd en dat zij op een gegeven moment een jaar later een andere vriend had. Zijn woede hierover heeft verdachte op 2 oktober 2023 ertoe gebracht aangeefster op te wachten bij haar woning en haar vanuit het niets meermalen te steken met een mes.
Aangeefster heeft daarbij doodsangsten uitgestaan en haar leven verdedigd door zich af te weren met haar armen, waarmee zij een ernstigere afloop heeft weten te voorkomen. De verdachte heeft met zijn gewetenloze daad gepoogd aangeefster met voorbedachten rade van het leven te beroven, wellicht om zodoende er voor te zorgen dat zij nimmer een andere partner zou vinden.
Verdachte heeft dan ook de lichamelijke integriteit van aangeefster op ernstige wijze geschonden. Slachtoffers van dergelijk gewelddadig gedrag kunnen daarvan lange tijd negatieve psychische en lichamelijke gevolgen ondervinden, zoals in het geval van aangeefster ook blijkt uit de namens haar ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Ook voor de kinderen van verdachte en aangeefster, hun verdere familie alsmede voor de omstanders ter plaatse moet dit een schokkende gebeurtenis zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat met name gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde poging tot moord, uit het oogpunt van normhandhaving en preventie alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur op zijn plaats is. Daarbij weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte zijn handelen steeds heeft gebagatelliseerd, daarvoor maar in zeer beperkte mate verantwoordelijkheid heeft genomen en zich ook in voorlopige hechtenis dreigend is blijven opstellen jegens aangeefster.
Ten aanzien van de op te leggen straf en maatregel merken de deskundigen in hun rapportages onder meer het volgende op.
Verdachte is onderzocht door psychiater N. van de Weg. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een Pro Justitie rapport van 10 oktober 2024. Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige en narcistische trekken. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte op dat moment ook beïnvloed. In het bijzonder hebben de verminderde copingvaardigheden ten gevolge van de persoonlijkheidsstoornis er zodanig aan bijgedragen dat verdachte de acute stress van de afwikkeling van de boedelscheiding en de nieuwe relatie van aangeefster onvoldoende kon hanteren, leidend tot klachten passend bij een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties en gedrag, die zodanig invloed hebben gehad op de emoties, cognities en wilsvrijheid van verdachte dat de psychiater adviseert hem het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De psychiater schat verder het risico op nieuw delictgedrag bij een stabiele situatie als laag, met dien verstande dat dit risico snel kan oplopen in stressvolle situaties omtrent bijvoorbeeld financiën of huisvesting. Qua behandeling adviseert de psychiater om tezamen met verdachte een delictanalyse te maken en om te werken aan verbeteren van emotieregulatievaardigheden. Aangezien contextuele factoren ook belangrijk zijn bij het risico op recidive, wordt geadviseerd hier nadrukkelijk aandacht aan te besteden, middels onder meer het verbeteren van dagstructuur en sociale steun.
De rechtbank verenigt zich met voornoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. De rechtbank zal het bewezenverklaarde derhalve in verminderde mate aan verdachte toerekenen en dit meewegen bij de straftoemeting.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaren passend en geboden. Een (deels) voorwaardelijke straf acht de rechtbank anders dan de raadsman niet op zijn plaats, gelet op met name de ernst van de feiten. Wel is de op te leggen straf is van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie, mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en omdat de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening houdt met de hiervoor genoemde stoornis en de invloed daarvan op het handelen van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Contact- en locatieverbod

De rechtbank zal verder, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, bestaande uit een contact- en gebiedsverbod, een en ander zoals vermeld in het dictum. De oplegging van deze maatregel is nodig omdat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend jegens aangeefster zal gedragen. Deze gegronde vrees bestaat gelet op de jegens aangeefster gepleegde strafbare feiten en de door de psychiater en reclassering ingeschatte kans op recidive in het geval verdachte opnieuw in stressvolle situaties beland, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet ondenkbaar is. Deze gegronde vrees maakt tevens dat de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal verklaren. De rechtbank zal verder bevelen dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, per overtreding twee weken vervangende hechtenis wordt toegepast, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
De rechtbank acht het aangewezen dat verdachte, na ommekomst van de vrijheidsstraf, langdurig wordt begeleid om recidive te voorkomen en zal daarom de GVM als bedoeld in artikel 38z Sr en zoals gevorderd door de officier van justitie opleggen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de kans op herhaling van soortgelijke feiten aanzienlijk is. Daarbij weegt de rechtbank nog mee dat de bewezen verklaarde feiten niet op zichzelf staan, maar dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte zowel in de periode daarvóór als in voorlopige hechtenis daarna langdurig kwalijk en belastend gedrag jegens aangeefster heeft vertoond. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte zelf weinig tot geen probleeminzicht heeft getoond. De psychiater heeft geconcludeerd, en de rechtbank neemt ook deze conclusie over, dat verdachte behandeling nodig heeft op het gebied van emotieregulatievaardigheden, alsmede hulp met het verbeteren van dagstructuur en sociale steun. Om de kans op herhaling zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat het leven van verdachte op den duur weer de nodige stabiliteit kent en dat hij beter leert omgaan met stressvolle situaties. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alleen onvoldoende waarborgen biedt voor de toekomst en dat langdurig toezicht na detentie noodzakelijk is om het recidiverisico terug te kunnen dringen. Oplegging van de GVM is daarmee zowel een passend middel om het benodigde voor een verantwoorde terugkeer in de samenleving te bewerkstelligen, als noodzakelijk voor de bescherming van de veiligheid van anderen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor oplegging van een GVM is voldaan.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na ommekomst van de vrijheidsstraf een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 458,73 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag ziet blijkens de toelichting op de vordering voor 140,00 op kleding die door het steekincident is beschadigd en voor 318,73 eigen risico in verband met ambulancevervoer van [slachtoffer] naar aanleiding van dat incident.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen,
vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het mes van verdachte verbeurd wordt verklaard of wordt onttrokken aan het verkeer De overige inbeslaggenomen goederen kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in beslaggenomen mes vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met behulp van dit aan verdachte toebehorend voorwerp het strafbare feit onder 2 primair is begaan. De rechtbank is van oordeel dat de overige inbeslaggenomen goederen kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbende zoals vermeld in het dictum.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 38z, 45, 57, 285 en 289 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, strekkende tot beperking van de vrijheid.
Inhoudende dat veroordeelde voor de duur van 5 jaren
  • op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1964, en;
  • zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter rondom de adressen [adres] te [plaats] en [adres] te [geboorteplaats] .
Beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken per overtreding, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] , beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen:

1 STK Keukenartikel (Omschrijving: 1647381)
Gelast de teruggave van de in beslag genomen:
  • 1 STK GSM (Omschrijving: 1647382, zwart, merk: Samsung);
  • 1 STK Shirt (Omschrijving: 1647391, blauw);
  • 1 STK Computer (Omschrijving: 1650523, HP);
  • 1 STK GSM (Omschrijving: 1650524, Samsung);
aan de rechthebbende, te weten verdachte; en
  • 1 STK Broek (Omschrijving: 1647464, blauw);
  • 1 STK Ondergoed (Omschrijving: 1647465, roze);
  • 1 STK Blouse (Omschrijving: 1647466, zwart);
aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer] .
Vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 458,73 (zegge: vierhonderdachtenvijftig euro en drieënzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 458,73 (zegge: vierhonderdachtenvijftig euro en drieënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2024.
Mr. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.