ECLI:NL:RBNNE:2024:4846

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
18.272780.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging tot diefstal van scooters met vuurwapen

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot diefstal van scooters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 oktober 2023 in Leeuwarden samen met een medeverdachte een tas heeft weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. De medeverdachte heeft het slachtoffer met een vuurwapen bedreigd en geschoten, wat leidde tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 730 dagen, waarvan 476 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling in een zorginstelling. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden, met een schadevergoeding van 11.503,71 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat dit het behandeltraject van de verdachte negatief zou beïnvloeden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-272780-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-306829-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-249761-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18- 272780-23 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg(en) de [adres] en/of [adres] , een tas (merk Louis Vuitton), inhoudende (onder meer) een telefoon (merk Iphone 13 Pro) en/of (huis)sleutel(s) en/of een scootersleutel en/of een rijbewijs en/of een Identiteitskaart en/of air pods en/of powerbank en/of contant geld (ongeveer 350 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechteljk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of (een) van verdachtes mededader(s)
  • zich, na een gemaakte afspraak, voor de koop van een telefoon, merk Iphone 13 Pro, naar de [adres] / [adres] , aldaar, heeft/hebben begeven en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft doorgeladen en/of
  • achter die [slachtoffer] is aangerend en/of die [slachtoffer] tegen een aldaar geparkeerd voertuig heeft geduwd/gedrukt en/of
  • ( vanaf korte afstand van die [slachtoffer] ,) met dat doorgeladen vuurwapen, althans met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten.
en in de zaak met parketnummer 18-306829-22 dat:
1
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân een scooter (witte Peugeot), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (witte Peugeot), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking,
  • het slot van die scooter kapot heeft gemaakt en/of
  • de scooter (een eindje) heeft weggesleept,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân - op de [adres] - ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (Kymco Agility 50), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- met een schroevendraaier, althans een stuk gereedschap aan de stuurkolom van die scooter heeft geprutst (teneinde het stuurslot te verbreken),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân - op de [adres] - opzettelijk en wederrechtelijk het stuurslot van een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toegepaste geweld tijdens de diefstal. Verdachte wist dat zijn medeverdachte een vuurwapen zou gebruiken bij de diefstal.
Ten aanzien van parketnummer18-306829-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het opzet van verdachte uitsluitend was gericht op de diefstal van de telefoon. De diefstal van de telefoon is echter niet ten laste gelegd, waardoor vrijspraak dient te volgen. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw subsidiair betoogd dat er geen sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte gericht op het toepassen van geweld tijdens de diefstal. Volgens de raadsvrouw kan het door de medeverdachte toegepaste geweld dan ook niet aan verdachte worden toegerekend.
Ten aanzien van parketnummer 18-306829-22
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had een afspraak met aangever gemaakt om zijn telefoon te kopen. Ik wilde hem beroven van zijn telefoon. Samen met mijn medeverdachte ben ik naar de afspraak gegaan. Ik wist dat mijn medeverdachte een wapen mee had genomen. Toen aangever zijn telefoon aan mij had gegeven, ben ik met hem de steeg ingelopen waar mijn medeverdachte met het wapen stond. Ik zag dat het wapen werd doorgeladen. Vervolgens begon aangever te rennen, waarop de medeverdachte en ik achter hem zijn aangerend. Ik zag dat er een worsteling ontstond tussen aangever en mijn medeverdachte. Vervolgens zag ik een lichtflits en hoorde ik een knal. Hierop ben ik samen met mijn medeverdachte weggerend en hebben we de tas van aangever weggelegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2023, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord-Nederland met nummer 2023279401/2023279818/2023280106 d.d. 19 juni 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[verdachte] wilde een iPphone 13 kopen. Op 17 oktober 2023 in Leeuwarden hadden we afgesproken. Eenmaal daar aangekomen ben ik beschoten en beroofd van mijn goederen. Eentje begon een pistool te laden. Ik ben gaan rennen. Ik ben tegen een auto gedrukt. Ze hebben tijdens het duwen en trekken aan mijn tas een schot gelost. Ik was geraakt. In de tas zaten sleutels van mijn huis, een scootersleutel, een rijbewijs en identiteitskaart, airpods, een powerbank en 350,00 contant geld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte bij de Rechter- Commissaris d.d. 19 oktober 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik was van plan om [slachtoffer] zijn telefoon af te nemen. Ik was ook van plan hem daarvoor zo nodig te slaan.
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoerig of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit het volgende af. Verdachte had het plan om aangever te beroven en hem daarbij te slaan, indien nodig. Verdachte had een afspraak met aangever gemaakt en is daar samen met de medeverdachte naar toe gegaan. De medeverdachte had een vuurwapen bij zich en verdachte was daarvan op de hoogte. Het vuurwapen was meegenomen om te tonen, zodat aangever zijn spullen zou afgeven. Nadat aangever zijn telefoon aan verdachte had gegeven, zijn zij een steeg ingelopen waar de medeverdachte met het wapen stond te wachten. Toen de medeverdachte het wapen doorlaadde, rende aangever weg. Verdachte en de medeverdachte zijn vervolgens achter hem aangerend. Aangever is tegen een auto geduwd en de medeverdachte heeft een schot in de richting van het hoofd van aangever gelost
en de tas van aangever weggenomen. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachte weggerend en hebben zij de weggenomen tas achtergelaten op een parkeerterrein.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte gericht op de diefstal met geweld.
Verdachte had het plan bedacht en heeft dit vervolgens met de medeverdachte uitgevoerd. De stelling van de verdediging dat het opzet van verdachte alleen was gericht op de diefstal van de telefoon strookt niet met de bewijsmiddelen. Verdachte had de telefoon van aangever immers al in handen en is toen alsnog met aangever de steeg ingelopen waar de medeverdachte met het vuurwapen stond te wachten. De rechtbank leidt daaruit af dat het opzet van verdachte gericht was op meer dan alleen de diefstal van de telefoon.
Het gebruiken van geweld en het tonen van een vuurwapen was ook onderdeel van het plan. Dat de medeverdachte het vuurwapen daadwerkelijk heeft gebruikt, kan naar het oordeel van de rechtbank ook aan verdachte worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het wapen gebruikt zou worden. De rechtbank overweegt daartoe dat mensen doorgaans niet zonder weerstand of verzet hun spullen aan een ander afstaan, zodat te verwachten is dat daarbij geweld of dreiging met geweld wordt toegepast. In een situatie waarbij een wapen wordt meegenomen om een diefstal te plegen, ligt de mogelijkheid besloten dat het wapen gebruikt zal worden. Verdachte wist dat er een wapen aanwezig was en dat het in ieder geval getoond zou worden om de diefstal gemakkelijker te maken. Verdachte heeft aangever naar de medeverdachte geleid die het wapen bij zich had. Door onder voornoemde omstandigheden te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans op het gebruiken van een vuurwapen aanvaard. Dat verdachte het wapen niet zelf heeft gebruikt, doet daar niet aan af. Bij dat oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich op geen enkel moment van de medeverdachte heeft gedistantieerd. Ook niet nadat de medeverdachte een schot had gelost met vuurwapen. Verdachte en de medeverdachte zijn immers daarna samen weggerend met de tas van aangever.
Ten aanzien van parketnummer 18-306829-22 Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2022, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022325518 d.d. 24 augustus 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik herken mijzelf op de camerabeelden. Ik had een platte schroevendraaier bij mij.
2. Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2023, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022325518 d.d. 24 augustus 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: [adres] te Sneek Pleegdatum: 22 november 2022
Er is geprobeerd mijn scooter, een Kymco Agility 50, te stelen. Ik zag toen ik vandaag de scooter wilde starten dat het contactslot hardhandig met veel geweld bewerkt is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2023, opgenomen op pagina 84 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik zie dat de persoon wederom bij de scooter staat en ik zie dat hij voor over gebogen aan het rommelen is bij de stuurkolom van de scooter. Ik zie dat die persoon met de schroevendraaier in het slot van de stuurkolom aan het prutsen is. Ik zie dat hij met de schroevendraaier draaiende bewegingen maakt in het slot van de scooter.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 oktober 2023 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander op of aan de openbare weg, een tas (merk Louis Vuitton), inhoudende onder meer huissleutels en een scootersleutel en een rijbewijs en een identiteitskaart en air pods en een powerbank en contant geld (ongeveer 350 euro)
,die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes mededader
  • zich, na een gemaakte afspraak, voor de koop van een telefoon, merk Iphone 13 Pro naar de [adres] / [adres] hebben begeven en
  • een vuurwapen heeft gepakt en dat vuurwapen heeft doorgeladen en
  • achter [slachtoffer] is aangerend en [slachtoffer] tegen een geparkeerd voertuig heeft geduwd/gedrukt en
  • vanaf korte afstand van [slachtoffer] , met dat doorgeladen vuurwapen in de richting van het hoofd van [slachtoffer] heeft geschoten.
Ten aanzien van parketnummer 18-306829-22
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 november 2022 te Sneek, een scooter (witte Peugeot) die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Feit 2:
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 november 2022 te Sneek - op de [adres] - ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (Kymco Agility 50) die aan [slachtoffer] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- met een schroevendraaier, althans een stuk gereedschap aan de stuurkolom van die scooter heeft geprutst teneinde het stuurslot te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van parketnummer 18-306829-22 Feit 1
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Feit 2
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen, waarvan 476 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals
geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat indien een bewezenverklaring volgt, de eis van de officier van justitie passend is met uitzondering van de duur van de proeftijd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er geen aanleiding is een proeftijd van langer dan twee jaar op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 17 oktober 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld. Verdachte heeft het plan gemaakt om aangever van zijn telefoon te beroven, omdat aangever hem nog een geldbedrag verschuldigd was. Dit plan, waarbij de medeverdachte een wapen mee zou nemen, heeft verdachte vervolgens samen met zijn medeverdachte uitgevoerd. Nadat beide verdachten achter aangever zijn aangerend, heeft de medeverdachte aangever geduwd en geschoten richting diens hoofd. Beide verdachten zijn vervolgens met de buit vertrokken. Dat het incident geen dodelijke afloop heeft gekend, is een geluk en niet te danken aan verdachte. Zowel bij de politie als ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat medeverdachte een vuurwapen mee zou nemen en zou gaan gebruiken om de diefstal te vergemakkelijken. Dat verdachte aanleiding heeft gezien geweld toe te passen, door iemand met een vuurwapen mee te nemen en aangever naar die persoon te lokken, is op geen enkele manier te rechtvaardigen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij willens en wetens met zijn medeverdachte aangever met een vuurwapen heeft beroofd. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dat deze beroving en de beschieting grote gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad blijkt ook wel uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Door feiten zoals het onderhavige worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een scooter en een voltooide diefstal van een scooter. Verdachte heeft op 22 november 2022 gepoogd een scooter te stelen door verbreking van het slot. Toen bleek dat verdachte de scooter niet van het slot kon krijgen, is hij op zoek gegaan naar een andere scooter. Vervolgens heeft hij het slot van een scooter die geparkeerd stond bij het station verbroken en meegenomen. Met zijn handelen heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2024 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Zo is hij onder andere in 2022 onherroepelijk veroordeeld wegens een diefstal, waarvoor hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit in een proeftijd liep van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De eerdere veroordelingen en de dreiging van een gevangenisstraf hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 oktober 2024. Verdachte heeft van 18 oktober 2023 tot en met 25 juni 2024 in voorlopige hechtenis gezeten en is toen geschorst onder voorwaarden, waaronder opname in een Forensische Verslavingskliniek. Uit het rapport blijkt dat verdachte functioneert op een beneden gemiddeld intelligentieniveau. Daarnaast is hij gediagnostiseerd met ADHD. Verdachte houdt zich goed aan de schorsingsvoorwaarden en stelt zich coöperatief op binnen het huidige reclasseringstoezicht. Daarnaast werkt hij goed mee aan de klinische behandeling in de [instelling] , waardoor de indruk ontstaat dat verdachte tot inkeer en inzicht is gekomen en dat hij de intrinsieke motivatie heeft om zijn leven positief te veranderen. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Het huidige klinische behandeltraject moet ervoor zorgen dat het recidiverisico wordt verminderd. De reclassering acht het van belang dat de opgestarte voorwaarden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis worden voortgezet. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met aangever, het hebben van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder de diefstal met geweld, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ondanks de ernst van de feiten, zal de rechtbank aan verdachte geen langere gevangenisstraf opleggen dan dat het voorarrest heeft geduurd. De rechtbank legt verdachte daarom een gevangenisstraf van 254 dagen op. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat het van essentieel belang is dat verdachte de juiste behandeling en begeleiding krijgt, zodat het recidiverisico kan worden verminderd. Uit de rapportages blijkt immers dat de ingezette klinische behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. Het positieve ingezette behandeltraject zou door een nu nog op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf negatief worden doorkruist. Gelet op het hoge recidiverisico en de ernst en aard van de problematiek van verdachte is de rechtbank, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, van oordeel dat een proeftijd van drie jaren passend is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 730 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 476 dagen voorwaardelijk, passend is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering in haar rapport geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van de verplichte inname van medicatie.
De rechtbank stelt op grond van de rapportages vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaak voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, wanneer hij geen behandeling volgt.
Daarom zal de rechtbank bepalen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.598,98 ter vergoeding van materiële schade en 17.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum
waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor hoofdelijke toewijzing in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft afwijzing gevorderd van de reiskosten naar het kantoor van de raadsvrouw van de benadeelde partij. Zij heeft onder verwijzing naar jurisprudentie aangevoerd dat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de schadeposten betreffende de iPhone en de ambulancekosten kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het bedrag, gelet op de rol van verdachte, gematigd dient te worden tot 1.000,00. De overige kosten komen volgens de raadsvrouw niet voor toewijzing in aanmerking.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat schadeposten betreffende de iPhone en de ambulancekosten dienen te worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van deze schadeposten is niet door de verdediging betwist en de schadeposten zullen daarom volledig worden toegewezen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de schadeposten betreffende de handschoenen, het paspoort en het scooterslot eveneens voor toewijzing in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er een voldoende causaal verband tussen de schade en het bewezenverklaarde feit. Door het schietincident zijn de goederen inbeslaggenomen door de politie. Dat de benadeelde partij vervolgens de goederen niet of te laat van de politie heeft ontvangen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het bestaan van een causaal verband.
Met betrekking tot de reis- en parkeerkosten voor de bezoeken aan het kantoor van de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat deze kosten niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van dit deel afwijzen. De rechtbank zal de overige gevorderde reis- en parkeerkosten toewijzen, omdat deze schade is aan te merken als rechtstreekse schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij ter zake van de schadepost betreffende de reiskosten voor een eventuele vervolgprocedure, conform het verzoek van de raadsvrouw van de benadeelde partij, niet- ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de schadeposten betreffende de jas en de schoenen onvoldoende zijn onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast 17.000,00 aan immateriële schade gevorderd wegens emotionele schade. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Uit de slachtofferverklaring die ter zitting namens de benadeelde partij naar voren is gebracht, blijkt dat de benadeelde partij tot op de dag van vandaag fysieke, psychische en sociale gevolgen ervaart van het ten laste gelegde feit. Zo heeft hij onder andere last van herbelevingen en nachtmerries. Gelet op de bedragen die in verglijkbare zaken worden toegewezen, zal de rechtbank het gevorderde bedrag matigen. De door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangehaalde zaak is anders dan de onderhavige zaak. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de immateriële schade vast op 10.000,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slecht bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het geweld samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 17 oktober 2023. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 14 november 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 november 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 mei 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de reeds ingezette behandeling door de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf negatief zou worden doorkruist.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. De rechtbank is echter van oordeel dat toewijzing van de vordering niet opportuun is. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zou het reeds ingezette behandeltraject negatief doorkruisen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18-272780-23 en de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 18-306829-22 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 476 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie (3) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland te Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, telefoonnummer 088 - 8041100, en dat hij zich daarna gedurende de proeftijd zal blijven melden zo lang en zo vaak als deze instelling dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende maximaal achttien maanden zal laten opnemen in de [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, zulks ter bepaling door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang wenselijk acht, zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde zich aansluitend op de klinische behandeling zal laten behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de reclassering. De behandeling start zodra het gehele behandeltraject bij de [instelling] is afgerond en duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde aansluitend op de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter bepaling van de reclassering dan wel het IFZ/DIZ. Het verblijf duurt zolang als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het (dag)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt met aangever [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
dat de veroordeelde zo lang als de reclassering het nodig vindt, zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur, zulks ter goedkeuring door de reclassering. ;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde onder 5. genoemd waarop de politie toezicht houdt, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18-272780-23
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 11.503,71 (zegge: elfduizend vijfhonderddrie euro en eenenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de materiële schadeposten betreffende de jas ( 630,00), de schoenen ( 224,95) en de kilometervergoeding voor een eventuele vervolgprocedure
( 150,00) en ten aanzien van de overige immateriële schade
( 7.000,00) niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de materiële schadeposten betreffende de kilometervergoeding naar het kantoor van de raadsvrouw ( 87,65) en de parkeerkosten bij het kantoor van de raadsvrouw ( 2,67) af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 11.503,71
(zegge: elfduizend vijfhonderddrie euro en eenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.503,71 aan materiële schade en 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 92 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.249761-22:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 14 november 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. A. Dantuma -Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2024.
Mr. A. Dantuma -Hieronymus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.