ECLI:NL:RBNNE:2024:4844

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
23/3231
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • C.S. Schür
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak bestuursrecht inzake afwijzing subsidieaanvraag door gemeente Groningen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 2 december 2024, staat de afwijzing van een subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen centraal. Eiseres, Stichting beheer en exploitatie clubgebouw sportpark Kardinge, had een subsidie aangevraagd voor verduurzaming van haar clubgebouw, maar deze aanvraag werd afgewezen op basis van het argument dat de aanvraag niet voldeed aan de Nadere regels subsidie gemeente Groningen. Eiseres betoogde dat de verduurzaming juist bijdraagt aan het versterken van het clubgevoel en het creëren van een ontmoetingsplek, en voegde concrete voorbeelden toe van andere projecten die wel subsidie ontvingen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de subsidieaanvraag is afgewezen. De rechtbank benadrukt dat een besluit van een bestuursorgaan zorgvuldig moet worden voorbereid en voorzien van een goede uitleg. De rechtbank is van mening dat de verduurzaming van het clubgebouw wel degelijk kan bijdragen aan het clubgevoel en dat verweerder niet heeft uitgelegd waarom eerdere aanvragen voor vergelijkbare projecten wel zijn goedgekeurd.

De rechtbank geeft verweerder de kans om het motiveringsgebrek te herstellen, met een termijn van zes weken voor een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief beslissingen over dwangsommen, proceskosten en griffierechten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3231 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

Stichting beheer en exploitatie clubgebouw sportpark Kardinge, uit Groningen, eiseres
(gemachtigde: mr. E.Tj. van Dalen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigden: mrs. M.S. Smith en I.M. Zandberg).

Procesverloop

1.1.
Met het besluit van 22 februari 2023 heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiseres afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 28 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij zijn beslissing gebleven.
1.3.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door J. Hettinga.

Overwegingen

2. Tussen partijen is in geschil of verweerder een subsidieaanvraag heeft afgewezen op juiste gronden.
3. In het bestreden besluit staat dat de aanvraag is afgewezen, omdat deze niet voldoet aan artikel 5:2, onderdeel b, van de Nadere regels subsidie gemeente Groningen (de Nadere regels). Daarin staat:

“Het college kan aan sportclubs subsidie verlenen in de kosten van sportinfrastructuur:

b. investeringen in nieuwbouw, uitbreiding of vernieuwing van clubgebouwen die bijdragen aan het versterken van het clubgevoel en het creëren van een ontmoetingsplek;

(…).

4. Volgens eiseres is de subsidieaanvraag juist volledig in overeenstemming met de Nadere regels. Eiseres voert aan dat zij met het subsidiegeld de gebouwen wil verduurzamen, om de energiekosten ervan zo laag mogelijk te houden. Eiseres stelt dat hierdoor de verenigingscontributies betaalbaar blijven voor leden met lage inkomens. De energiekosten zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen, met name in 2022. Zonder de investeringen in verduurzaming zouden verschillende sport- en spelactiviteiten in haar clubgebouw moeten worden gestaakt. Met deze vernieuwing wordt dus bijgedragen aan het versterken van het clubgevoel en het creëren van een ontmoetingsplek, aldus eiseres. Daarnaast voert zij aan dat verweerder de subsidie wel heeft verleend in verschillende gevallen waarvan eiseres niet begrijpt op welke manier daar dan wordt voldaan aan de Nadere regels. Concrete voorbeelden hiervan heeft eiseres bijgevoegd bij haar beroepsgronden. Ook daarom begrijpt eiseres niet dat haar aanvraag is afgewezen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de activiteiten die eiseres met de subsidie beoogt niet direct bijdragen aan het versterken van het clubgevoel en het creëren van een ontmoetingsplek. Verweerder betoogt dat de verduurzaming die eiseres beoogt, alleen de exploitatie en het gebruikscomfort van het sportcomplex betaalbaar moeten houden. Daar zijn volgens verweerder andere (landelijke) subsidieregelingen voor.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Een besluit van een bestuursorgaan moet zorgvuldig worden voorbereid en worden voorzien van een goede uitleg. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom het feit dat de activiteiten van eiseres te maken hebben met verduurzaming betekent dat ze niet kunnen bijdragen aan het versterken van het clubgevoel en het creëren van een ontmoetingsplek. Ook heeft verweerder niet uitgelegd waarom eerder aan andere projecten wel deze subsidie is toegekend. Andersom heeft eiseres wel uitgelegd welke (maatschappelijke) betekenis de geplande activiteiten hebben voor de betrokken verenigingen en hun doelgroep. Hier tegenover had van verweerder een betere onderbouwing mogen worden verwacht van haar besluit.
6.1.
De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij de subsidieaanvraag heeft afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit daarom in strijd met de wet. [1]
6.2.
De rechtbank kan het bestuursorgaan de kans geven een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. [2] De rechtbank doet dan een tussenuitspraak. [3] De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het motiveringsgebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering, of met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.3.
Verweerder moet zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. [4] Dit om verdere vertraging te voorkomen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de dwangsom, de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S. Schür, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
2.Zie artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb.
3.Zie artikel 8:80a, van de Awb.
4.Zie artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb.