ECLI:NL:RBNNE:2024:4838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
23/1959
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.S. Schür
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedeeltelijke afwijzing van verzoek om documenten op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek om documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser had verzocht om volledige openbaarmaking van documenten met betrekking tot het wetsvoorstel Internationaal georiënteerd basisonderwijs, specifiek over de positie van ouderbijdragen. Het bestreden besluit van 11 april 2023, dat na herbeoordeling gedeeltelijk was afgewezen, werd door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had aangetoond dat eiser alle relevante informatie had ontvangen en dat de motivering voor het niet openbaar maken van oudere documenten niet voldeed aan de eisen van de Woo.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De rechtbank benadrukte dat de motivering van verweerder niet voldeed aan de wettelijke vereisten, vooral met betrekking tot de openbaarheid van documenten ouder dan vijf jaar. Eiser kreeg gelijk, en de rechtbank stelde dat verweerder het griffierecht aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C.S. Schür op 2 december 2024, en een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing op grond van de Wet open overheid (Woo) van zijn verzoek om documenten toe te zenden.
1.1.
Eisers verzoek richt zich op het wetsvoorstel Internationaal georiënteerd basisonderwijs. Eiser heeft verweerder verzocht om volledige openbaarmaking van alle documenten die zien op de (interne) voorbereiding, overwegingen, (concept)tekstvoorstellen en besluitvorming over de positie van ouderbijdragen binnen het wetsvoorstel, na de nota van oktober 2009 tot met de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer op
6 juni 2011.
1.2.
Met het bestreden besluit van 11 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder na een herbeoordeling en op andere gronden, bij een gedeeltelijke afwijzing gebleven.
1.3.
Verweerder heeft een verzoek om beperkte kennisneming ingediend voor wat betreft de (ongelakte) stukken waarvan om openbaarmaking is verzocht door eiser.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neemt uitsluitend de rechtbank kennis van deze stukken. De toestemming om mede op grond van deze stukken uitspraak te doen is van rechtswege verleend. [1]
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn partner. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder een rechtmatig besluit heeft genomen op het Woo-verzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard
.Eiser krijgt dus gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft verweerder het bestreden besluit voldoende gemotiveerd?
3.1.
Volgens eiser kleeft er een gebrek aan de motivering die verweerder heeft gegeven van het bestreden besluit. Eiser voert aan dat de Woo voorschrijft dat er een zwaardere motivering moet worden gegeven wanneer verweerder informatie niet wil verstrekken die ouder is dan vijf jaar. Volgens eiser is de motivering die verweerder in het bestreden besluit heeft gegeven, niet voldoende.
3.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het dossier nog steeds actueel is. Daarom moeten de ambtenaren hierover nog steeds in vrijheid van gedachten kunnen wisselen. Om deze reden blijft verweerder er bij dat het belang van goede en democratische bestuursvoering niet is verminderd door het tijdsverloop van vijf jaar.
3.3.
De beroepsgrond van eiser slaagt. De Woo bepaalt dat wanneer wordt geweigerd informatie die ouder is dan vijf jaar openbaar te maken, verweerder moet motiveren waarom zijn belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid. [2] Verweerder stelt dat het dossier nog steeds actueel is, maar hij onderbouwt deze stelling verder niet. Hierdoor is het de rechtbank niet duidelijk waar verweerder zijn standpunt op heeft gebaseerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze motivering onvoldoende is om het bestreden besluit te kunnen dragen.
Heeft verweerder voldoende inzichtelijk gemaakt dat eiser alle informatie heeft gekregen?
4.1.
Eiser voert aan dat verweerder op grond van de Woo verplicht is om informatie te verstrekken over persoonlijke beleidsopvattingen uit documenten die zijn opgesteld ten behoeve van formele besluitvorming. [3] Eiser betoogt dat hij in het bestreden besluit niet kan terugvinden of verweerder wel rekening heeft gehouden met die verplichting. Eiser wijst erop dat de vorm waarin een aantal stukken is verstrekt, afwijkt van het gebruikelijke format van de rijksoverheid. Maar waarom het format afwijkt is eiser niet duidelijk. Daardoor betwijfelt eiser of hij de documenten wel in hun originele vorm heeft ontvangen. Gelet op de inhoud kan eiser zich niet voorstellen dat deze informatie zonder een enkele bijlage of notitie aan verweerder is gestuurd.
4.2.
Verweerder merkt op dat de betreffende documenten niet zijn opgesteld om door de minister gelezen te worden. Volgens verweerder gaat het om een niet afgeronde gedachtewisseling in de overlegfase, zodat er geen sprake is van bestuurlijke besluitvorming. Hij voegt hier aan toe dat bij intern ambtelijk beraad het gebruiken van de huisstijl niet verplicht is. Verweerder heeft de documenten verstrekt in de door hem aangetroffen vorm.
4.3.
De rechtbank vat het beroep van eiser zo op dat eiser niet kan beoordelen of hij alle informatie heeft gekregen. Ook deze beroepsgrond van eiser slaagt. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan informatie verstrekt, daarbij ook informatie moet worden verstrekt over de methoden die zijn gebruikt om de informatie samen te stellen. [4] Het standpunt van verweerder geeft de rechtbank echter geen duidelijkheid over die methoden, zoals hoe verweerder de zoekslag heeft gedaan. Verweerder heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd dat hij alle informatie heeft verstrekt die hij kan verstrekken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
5.1.
Het bestreden besluit in strijd is met de Woo en de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Vanwege de aard van de zaak ziet de rechtbank geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen.
5.2.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken. [5]
5.3.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 april 2023;
  • draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. C.S. Schür, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
Artikel 8:29
(…)
6 Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.
Artikel 8:72
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2 De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
(…)
4 De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
(…)
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
(…)
Wet open overheid
Artikel 2.4. Zorgplicht en openbaarmaking
(…)
6 Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.
Artikel 5.1.
(…)
2 Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d .de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
(…)
5 In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
(…)
Artikel 5.2.
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2 Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3 Onverminderd het eerste en tweede lid wordt uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester en een wethouder, informatie verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.
(…)
Artikel 5.3. Informatie ouder dan vijf jaar
Bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar motiveert het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:29, zesde lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 5.3. van de Woo
3.Zie artikel 5.2. van de Woo
4.Dit staat in artikel 2.4, zesde lid, van de Woo.
5.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:72 van de Awb.