ECLI:NL:RBNNE:2024:4833

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
18.164732.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en witwassen van crossmotoronderdelen

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met braak en witwassen van gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van meerdere crossmotoren en onderdelen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De feiten vonden plaats in de periode van 8 maart 2020 tot en met 9 maart 2020 in de gemeente Tynaarlo, en op 25 maart 2020 in de gemeente Midden-Drenthe. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 165 dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen bewezen op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en zoekopdrachten op zijn telefoon die verband hielden met de gestolen goederen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van de diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat hij samen met anderen handelde. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het witwassen van een achterbrug van een gestolen crossmotor, die in zijn schuur was aangetroffen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, waarvan een deel werd toegewezen en een deel niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummers 18/164732-20; 18/246055-21 (ttz. gev.).

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 10 december 2024 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2000 te [geboorte plaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

18/164732-20
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 9 maart 2020 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een crossmotor (Husqvarna 450 cc),
- een compressor,
- een aggregaat,
- diverse motoronderdelen (o.a. wielen, althans velgen (Goldspeed), tandwielen, koppelingen en een stuur) en/of
- een gereedschapskist met toebehoren,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een crossmotor (Husqvarna), een compressor, een aggregaat, diverse motorondedelen (o.a. wielen, althans velgen (Goldspeed), tandwielen, koppelingen en een stuur) en/of een gereedschapskist met toebehoren,) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 2 crossmotoren (KTM)
- diverse onderdelen (o.a. wielen, binnenbanden, tandwielen en/of een stuur)
- divesre motorkleding (o.a. laarzen, 2 motorhelmen en/of een body protector),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2019 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een
- 2 crossmotoren (KTM)
- diverse onderdelen (o.a. wielen, binnenbanden, tandwielen en/of een stuur)
- divesre motorkleding (o.a. laarzen, 2 motorhelmen en/of een body protector),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te [plaats] , gemeente Aa en Hunze tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 4 crossmotoren (HTM en/of Honda)
- diverse motoronderdelen (o.a. een solvavering, haanwielen en/of een transponder),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een
- 4 crossmotoren (HTM en/of Honda)
- diverse motoronderdelen (o.a. een solvavering, haanwielen en/of een transponder),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
18/246055-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2020 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 1 crossmotor (KTM)
- 1 pedokstand/bok
- diverse motoronderdelen en/of motorbenodigdheden (o.a. een motorkappensets, een wielenset, een stickerset, olie, een stuur en/of een uitlaat),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2020 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een
- 1 crossmotor (KTM)
- 1 pedokstand/bok
- diverse motoronderdelen en/of motorbenodigdheden (o.a. een motorkappensets, een wielenset, een stickerset, olie, een stuur en/of een uitlaat),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de onder parketnummer 18/164732-20 onder 2 primair en subsidiair en 3 primair tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder parketnummer
18/164732-20 onder 1 primair, 3 subsidiair en onder parketnummer 18/246055-21 primair tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven:
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op enige wijze betrokken was bij de diefstallen in [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] . Uit de zendmastgegevens kan namelijk enkel worden afgeleid dat verdachte rond de tijd van de inbraken in de buurt was van [plaats] en [plaats] . Het aankopen van goederen maakt verdachte nog geen inbreker.
Ten aanzien van de aangetroffen goederen aan de [adres] te Assen is het goed mogelijk dat deze goederen bij iemand anders zijn gekocht voor een redelijke prijs.
Oordeel van de rechtbank

18.164732-20

Feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[naam] is mijn partner.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlagen) d.d. 9 maart 2020, opgenomen op pagina 371 e.v. van het dossier van Politie Noord Nederland met nummer NN3R020053 (onderzoek Mercedes) d.d. 2 november 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak. Ik ben de eigenaar van de weggenomen crossmotor. Mijn opa en oma, de heer [slachtoffer] en mevrouw [slachtoffer] , zijn de eigenaren van de woning aan de [adres] in [plaats] .
Op maandag 9 maart 2020 omstreeks 06:30 uur werd mijn vader gebeld door mijn opa en oma. Zij vertelden dat er was ingebroken in de schuur en dat mijn crossmotor weg was. De schuur is normaal afgesloten met grote groene schuurdeuren. Aan de binnenzijde van de schuurdeur zaten drie sloten. Echter zag ik dat één van de deuren er volledig uit was gehaald. Ze hadden de hengen (scharnieren) los gemaakt en de schuurdeur volledig aan de kant gezet. Mijn crossmotor had ik vast zitten met een kettingslot. Dit kettingslot zat door het wiel en de bok heen. Mijn crossmotor is een limited edition. Mijn crossmotor betreft een Husqvarna 450 CC wit van kleur. De bijzonderheden aan deze motor zijn:
- Voorpoten zijn bruin gecoat
Naast dat mijn crossmotor is gestolen hebben ze ook een extra set wielen meegenomen, dit zijn velgen van Goldspeed. Ook deze wielen lagen in de berging in de schuur bij mijn opa en oma. Ook lag er een bak vol met tandwielen, koppelingen, koppelingsplaten en een stuur.
Ook deze goederen zijn gestolen. Daarbij lag een gereedschapskoffer die volledig gevuld was met gereedschap. Daarbij lag nog een kleine compressor van het merk Honda. Ook lag er een aggregaat van het merk Honda. Al deze spullen zijn gestolen. Ik heb de crossmotor zondag 8 maart 2020 omstreeks 14:00 uur, in de schuur bij opa en oma neergezet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 31 augustus 2020, opgenomen op pagina 431 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 28 augustus 2020 werd door mij een extractierapport opgemaakt van de telefoon een Iphone X. Uit de Basisvoorziening Handhaving blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnr:] sinds 11 februari 2020 in gebruik is bij [verdachte] .
Zoekopdrachten binnen internet/Searched items
08-03-2020 om 20:10:59 uur: [slachtoffer] [plaats]
08-03-2020 om 03:34:07 uur: [slachtoffer]
08-03-2020 om 04:19:28 uur: [slachtoffer] [plaats]
09-03-2020 om 04:25:18 uur: husqvarna fc 450 2019
09-03-2020 om 04:37:06 uur: stickerset husqvarna fc 450 2019
09-03-2020 om 14:22:18 uur: diefstal [plaats]
09-03-2020 om 14:22:44 uur: crossmotor diefstal [plaats]
Ook zijn er meerdere afbeeldingen op de telefoon aangetroffen van diverse crossmotoren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op woensdag 11 maart 2020 heb ik contact gelegd met [bedrijf] te Leeuwarden en heb gesproken met [naam] . Ik hoorde van hem dat hij dinsdagmiddag 10 maart 2020 omstreeks 17.00 uur gebeld was. De persoon die belde stelde zich voor als [naam] . Deze [naam] bestelde een set stickers en een complete kappenset voor een Husqvarna Factory editie. Dit is exact het zelfde model als dat bij de familie [slachtoffer] is weggenomen. [naam] had aangegeven dat de kappen mogelijk donderdag 12 maart binnen zouden komen. Hij kon, als de kappen binnen waren, bellen met het nummer: [telefoonnr:] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2020, opgenomen op pagina 144 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik heb een CIOT bevraging gedaan op het telefoonnummer [telefoonnr:] om de identiteit van de gebruiker te kunnen vaststellen. Uit het antwoordrapport bleek de gebruiker te zijn: [slachtoffer] , wondende te [adres] te Assen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2020, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] :
Op vrijdag 13 maart 2020 waren wij belast met een projectmatige dienst. Omstreeks 14.42 uur, kreeg ik, [verbalisant] , te horen dat de bestelde producten binnen waren en dat de kopers onder weg waren. Derhalve stonden wij tactisch om het pand heen. Omstreeks 16.40 uur, zag ik, [verbalisant] , een grijze Citroen C1. Ik, [verbalisant] , zag dat er twee mannen uit het voertuig stapten. Ik zag dat zij richting [bedrijf] liepen en dat zij daar naar binnen gingen. Ik zag dat beide mannen om 16.44 uur weer naar buiten kwamen. Ik zag dat beide mannen pakketjes onder hun armen droegen. Ik maakte foto's van de hiervoor omschreven bewegingen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2020, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Bij een onderzoek naar gestolen crossmotoren kwamen er twee personen in beeld die
mogelijk iets met de diefstal te maken kunnen hebben. Beide personen zijn op vrijdag
13 maart 2020 bij [bedrijf] te Leeuwarden geweest om onderdelen te bestellen van crossmotoren. De personen zijn vastgelegd op bewakingscamera's en staan naast elkaar voor de balie. De personen op de beelden die gemaakt zijn in de [bedrijf] herken ik als:
[verdachte] , geboren op [geboorte datum] -2000. Het betreft de rechter persoon
die voor de balie staat. Deze persoon draagt een blauwe jas. Ik ken [verdachte] vanuit mijn werkzaamheden. Ik heb tijdens mijn werk vaker met hem contact gehad. Ik herken hem aan zijn uiterlijke kenmerken. Ik heb kort geleden met hem gesproken.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] :
Op dinsdag 23 juni 2020 waren wij van ter plaatse aan de [adres] te Assen. In de hoek, gezien vanaf de garagedeur, linksachter lag een hoop met goederen. In deze hoop zagen wij een zwart doek. In deze doek zaten twee voorpoten gewikkeld.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2020, opgenomen op pagina 567 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 25 augustus 2020 omstreeks 10.00 uur, meldde zich bij mij aan het bureau [adres] te Assen, [slachtoffer] . Bij een doorzoeking bij de verdachten werden twee voorpoten van crossmotoren aangetroffen en in beslag genomen. Bij het zien van de voorpoten hoorde ik [slachtoffer] met luide stem zeggen: "Die zijn van mij! Dat zijn de voorpoten van mijn motor. Honderd procent (100%) zeker dat die van mij zijn! Daar rijdt niemand mee." Ik hoorde [slachtoffer] zijn zoon zeggen dat de dozen, die ook bij de in beslag genomen goederen lagen, van hun waren geweest. Het betreffen rode dozen waar onderdelen van motoren in hebben gezeten.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2021, aanvullend opgenomen (pagina 13 e.v.), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In het kader van het rechercheonderzoek “Mercedes”, gericht op seriematige diefstallen van crossmotoren zijn historische verkeersgegevens van verdachten in het onderzoek opgevraagd en geanalyseerd.
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer + [telefoonnr:] is vastgesteld dat zijn telefoonnummer telecommasten aanstraalde op 8 maart 2020 te 03:04 uur en 9 maart 01:07:27 uur, op de
• [adres] te [plaats] ;
• [adres] ;
• [adres] ;
• [adres] .
11. Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage d.d. 31 oktober 2022, aanvullend opgenomen (pagina 6 e.v.), opgemaakt door [naam] en [naam] voor zover inhoudend:
De deskundige dient de op de telefoon eindigend met het nummer [nummer] aangetroffen foto's (zoals weergegeven op bijlage 3 van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 31 augustus 2020, pagina 43 1 e.v. van het dossier) te vergelijken met de foto's gevoegd bij de diverse aangiften.
De motor afgebeeld op foto 555 en 560 zou, gezien de specifieke kenmerken zoals de FMF
uitlaatdemper, zwarte velgen met blauwe naven, YSS sticker op voorvorkpoot, sticker op achter brug, Guts zadel en de zwarte beschermkap rond de voorremschijf, met een redelijke waarschijnlijkheid, de motor kunnen zijn van [slachtoffer] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte betrokken was bij de inbraak in [plaats] waarbij onder andere een limited edition Husqvarna crossmotor is weggenomen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk niet alleen dat verdachte zich op de avond van de inbraak in de buurt van de schuur, waaruit de goederen zijn weggenomen, bevond, maar ook dat hij op de avond van de diefstal op zijn telefoon heeft gezocht op “ [slachtoffer] [plaats] ” en op de daar weggenomen crossmotor, te weten “husqvarna fc 450 2019”. Voorts heeft verdachte op 9 maart 2020 om 14:22 uur gezocht op “crossmotor diefstal [plaats] ”. Wat opvallend is, omdat op dat moment het nog niet bekend was dat er in [plaats] was ingebroken. Aangever [slachtoffer] had immers op dat moment net aangifte gedaan.
Tot slot blijkt ook uit de bewijsmiddelen dat verdachte kort na de diefstal beschikte over de Husqvarna crossmotor van [slachtoffer] . Immers, verdachte bestelde, onder een valse naam en met de telefoon van zijn vriendin, vlak na de diefstal onderdelen bij [bedrijf] voor eenzelfde type Husqvarna crossmotor, hij had een foto op zijn telefoon waarop naar redelijke waarschijnlijkheid de crossmotor van [slachtoffer] te zien is en de bruine voorpoten van [slachtoffer] zijn in de garage van verdachte aangetroffen. De rechtbank overweegt ten aanzien van het bestellen van de goederen bij [bedrijf] , dat het niet anders kan dan dat het verdachte was die de goederen - onder een valse naam - heeft besteld. Verdachte heeft namelijk de goederen opgehaald en de goederen waren besteld onder het adres en telefoonnummer van de vriendin van verdachte.
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden en het ontbreken van een plausibele verklaring hiervoor van verdachte, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in [plaats] waarbij onder andere een Husqvarna crossmotor is weggenomen. De rechtbank acht daarom het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Nu er geen camerabeelden zijn van de inbraak en er ook geen andere sporen zijn aangetroffen waaruit kan worden geconcludeerd dat de goederen door twee of meer personen zijn weggenomen, kan naar het oordeel van de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte betrokken was bij de inbraak in [plaats] , zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken. Het witwassen van de gestolen goederen kan evenmin worden bewezen omdat niet is gebleken dat verdachte deze goederen op enig moment onder zich had.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte betrokken was bij de inbraak in [plaats] , zodat verdachte van het onder 3 primair tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Iedereen kwam in de garage en schuur aan de [adres] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2020, opgenomen op pagina 611 e.v. van het dossier van Politie Noord Nederland met nummer NN3R020053 (onderzoek Mercedes) d.d. 2 november 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op maandag 10 februari 2020 om 07:10 uur liep ik naar de paarden toe. Ik liep langs de schuur en toen zag ik dat de deur van de schuur was ontzet. Toen ik in de schuur ging kijken zag ik dat er vier crossmotoren waren verdwenen. Het gaat om de volgende crossmotor:
- KTM SX 50.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2020, opgenomen op pagina 623 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ter inbeslagname was ik op zondag 20 september 2020 ter plaatse aan de [adres] te Assen. Ik zag dat ze naar een aangebouwd gedeelte aan de linkerkant van de woning liep en daarvan de deur opende. Ik liep vervolgens met [naam] mee en ik zag dat ze een onderdeel van de grond pakte. Op het politiebureau heb ik het voorwerp vergeleken met de foto’s die waren toegevoegd aan de aangifte van [slachtoffer] . Ik zag dat de kleur en de vorm van de achterbrug overeenkwamen met die op de foto bijgevoegd aan de aangifte. Ik zag ook dat de kleur en de maat van het achterwiel overeenkwamen. Teven zag ik op het zwartkleurige achter tandwiel het merk KTM SX50 staan. Dit is overeenkomstig met het merk en type van de gestolen motor op de foto's.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Waar woon jij?
A: Bij mijn moeder.
V: En waar is dat?
A: Aan de [adres] in Assen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2020, opgenomen op pagina 628 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op zondag 20 september 2020 werd er aan de [adres] te Assen een achterbrug van een KT SX50 in beslag genomen. Van de achterbrug werden twee foto's gemaakt. Deze foto's heb ik via Whatsapp verstuurd naar aangever [naam] uit [plaats] . Dit met de vraag of hij de achterbrug zou herkennen als zijn eigendom. Ik kreeg het volgende bericht van hem terug. Bericht van [naam] , zondag 20 september 2020 te 21.20 uur:
"Alles even gecheckt is van onze 50cc. Zit namelijk een michelin startcross achterband op die wij erop gezet en t achterwiel is ook een andere dan standaard en die hebben wij er ook op gezet, onze monteur zei direct is van jullie".
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat in een bijgebouw (schuur) behorende bij de woning aan de [adres] een achterbrug is aangetroffen van één van de bij de familie [slachtoffer] gestolen crossmotoren. Dat de aangetroffen achterbrug van diefstal afkomstig is, blijkt uit de aangifte in combinatie met de herkenning van [naam] . Verdachte had bovendien de aangetroffen achterbrug ook voorhanden. Hij wordt namelijk, als bewoner van de woning en gebruiker van de schuur, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, geacht weet te hebben van hetgeen zich in de schuur bevindt. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is niet gebleken. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de achterbrug. Die verklaring is echter uitgebleven. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte wist dat de achterbrug uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van de aangetroffen achterbrug zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van de achterbrug. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het medeplegen zoals onder 3 subsidiair ten laste is gelegd.

18.246055-21

Primair
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen)
d.d. 4 april 2020, opgenomen op pagina 650 e.v. van het dossier van Politie Noord Nederland met nummer NN3R020053 (onderzoek Mercedes) d.d. 2 november 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van inbraak in de schuur van [bedrijf] aan de [adres] te [plaats] . Ik ben als mede-eigenaar, in de maatschap [slachtoffer] , van [bedrijf] , gerechtigd tot het doen van aangifte. Tevens doe ik aangifte namens mijn zoon, [slachtoffer] . Ik kan de weggenomen goederen als volgt omschrijven: een crossmotor van het merk KTM en een Pedokstand/bok. Voor de rest van de weggenomen goederen verwijs ik naar de goederenbijlage in dit proces-verbaal. De Pedokstand/bok en de overige motoronderdelen/benodigdheden, zoals genoemd in de goederenbijlage, zijn eigendom van mijn zoon [slachtoffer] . Op dinsdag 24 maart 2020, omstreeks, 22.00 uur, heb ik de schuur en de afgetimmerde ruimte in de schuur middels de sloten afgesloten voor de dag. Op woensdag 25 maart 2020, omstreeks 07.30 uur, kwam ik weer terug bij de schuur. Ik zag dat de schuurdeur aan de voorzijde was opgebroken. Het cilinderslot van de schuurdeur was verdwenen en de roldeur aan de achterzijde van de schuur stond gedeeltelijk omhoog. Toen ik in de schuur stond, zag ik dat de schuifdeur van de afgetimmerde ruimte uit zijn ophanging hing. Ik zag dat de geleiderails, zowel aan de boven- als onderzijde, was verwijderd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 667 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik bekeek de camerabeelden welke waren aangeleverd door aangever [slachtoffer] .
25-03-2020, 02:39:03: Ik zag een persoon welke van links naar rechts rende.
25-03-2020, 02:39:14: Ik zag dat om 02:39:14 een tweede persoon in beeld kwam. Deze persoon liep op de camerabeelden van links naar rechts.
25-03-2020, 02:39:24: Ik zag dat om 02:39:24 een derde persoon in beeld kwam. Deze persoon liep tevens van links naar rechts.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020, opgenomen op pagina 431 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 28 augustus 2020 werd door mij een extractierapport opgemaakt van de telefoon een Iphone X wit met telefoonnummer [telefoonnr:] . Uit de Basisvoorziening Handhaving blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnr:] sinds 11 februari 2020 in gebruik is bij [verdachte] .
Zoekopdrachten binnen internet/Searched items
25-03-2020 om 01:58:45 uur: familie [slachtoffer] [plaats]
26-03-2020 om 03:54:18 uur: crossmotor gestolen [plaats] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2020, aanvullend opgenomen (pagina 10 e.v.), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In het kader van het rechercheonderzoek “Mercedes", gericht op seriematige diefstallen van crossmotoren zijn historische verkeersgegevens van verdachten in het onderzoek opgevraagd en geanalyseerd.
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer + [telefoonnr:] is vastgesteld dat zijn telefoonnummer telecommasten aanstraalde op 25 maart 2020 tussen 02:12 uur en 04:17 uur aan de
• [adres] ;
• [adres] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte, samen met twee anderen, betrokken was bij de inbraak in [plaats] waarbij onder andere een KTM 450 SX-F crossmotor is weggenomen. Dat verdachte betrokken was bij de inbraak blijkt namelijk voldoende uit het feit dat hij zich op de avond van de inbraak in de buurt van de schuur, waaruit de goederen zijn gestolen, bevond en dat hij vlak voor de diefstal zocht op “familie [slachtoffer] [plaats] ” en vlak na de diefstal op “crossmotor gestolen [plaats] ”. Tot slot blijkt uit de camerabeelden dat de crossmotor door meerdere personen is weggenomen.
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden en het ontbreken van een plausibele verklaring hiervoor van verdachte, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte zich, tezamen en in vereniging, schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in [plaats] waarbij onder andere een crossmotor is weggenomen. De rechtbank acht daarom het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder parketnummer 18/164732-20 onder 1 primair, 3 subsidiair en onder parketnummer 18/246055-21 primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18/164732-20
1
hij in de periode van 8 maart 2020 tot en met 9 maart 2020 te [plaats] :
- een crossmotor (Husqvarna 450 cc),
- een compressor,
- een aggregaat,
- diverse motoronderdelen (o.a. wielen, althans velgen (Goldspeed), tandwielen, koppelingen en een stuur) en
- een gereedschapskist met toebehoren,
die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3
hij op 23 juni 2020 te Assen, een motoronderdeel voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
18/246055-21
hij op 25 maart 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen:
- 1 crossmotor (KTM),
- 1 pedokstand/bok,
- diverse motoronderdelen en/of motorbenodigdheden (o.a. motorkappensets, een wielenset, een stickerset, olie, een stuur en/of een uitlaat),
die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/164732-20
1 primair:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
3 subsidiair:witwassen
18/246055-21
Primair:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de aard en de ernst van de feiten, het reclasseringsadvies en de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie, mede gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, te hoog is. Indien verdachte terug de gevangenis in moet, zal het inmiddels ingezette detentiefaseringstraject worden doorkruist.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het advies van Reclassering Nederland van 11 oktober 2024 (hierna: de reclassering), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak in [plaats] en [plaats] waarbij meerdere crossmotoren zijn weggenomen en aan het witwassen van een achterbrug van eveneens een gestolen crossmotor. Dergelijke vermogensfeiten veroorzaken niet alleen schade maar zijn voor de eigenaren, die een grote passie hebben voor de crossmotorsport, bovendien uiterst vervelend. Verdachte heeft bovendien door het plegen van deze feiten laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen, hetgeen de rechtbank hem zeer kwalijk neemt.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, weliswaar wat langere tijd geleden, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensfeiten. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf houdt de rechtbank er rekening mee dat er sprake is van tijdsverloop. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf de aanhouding van verdachte op 23 juni 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ver te boven. Hoewel er ook enige vertraging is geweest in verband met de onderzoekswensen van de verdediging, kan de rechtbank niet anders dan vaststellen dat de zaak alsnog te lang op de plank heeft gelegen. De overschrijding van de redelijke termijn dient daarom in de straf te worden verdisconteerd.
De rechtbank heeft tot slot rekening gehouden met het advies van de reclassering. De reclassering schrijft, zakelijk weergegeven, dat zij, gelet op de proceshouding van verdachte, geen delictanalyse heeft kunnen opstellen. Op basis van zijn strafverleden ziet de reclassering het sociaal netwerk, het leefgebied financiën, de houding van verdachte en zijn psychosociaal functioneren als belangrijke criminogene factoren. Verdachte heeft al jaren diverse leefgebieden niet of onvoldoende op orde. Er is sprake van veelvuldig politie-, en justitiecontacten wat wijst op een procriminele houding. Daarbij is er mogelijk ook sprake van persoonlijkheidsproblematiek; dit zou nader moeten worden onderzocht. Positief is dat er geen sprake is van middelenproblematiek, en dat hij in zijn huidige detentie aanvaardbaar gedrag laat zien, waaronder betaald werk. Diverse (jeugd)hulpverleningscontacten, waarin verdachte vaak een matige motivatie liet zien, hebben nog niet geleid tot een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan. De reclassering ziet op dit moment (nog) geen beschermende factoren. Er is geen motivatie voor behandeling. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig omdat eerdere reclasseringsinterventies niet hebben geleid tot een delictvrij bestaan.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 165 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier van justitie heeft geëist omdat de rechtbank in hogere mate rekening houdt met de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts wil de rechtbank het ingezette detentiefaseringstraject niet doorkruisen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 13.785,66 ter vergoeding van materiële schade en € 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 400,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 5.200,- ter vergoeding van materiële schade en € 400,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 15.450,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 7.955,95 ter vergoeding van materiële schade en
€ 9.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
7. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 10.220,- ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schade van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van
[slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] en [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schade van [slachtoffer] en [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vorderingen, gelet op de gevorderde vrijspraak, dienen te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade, nu zij enkel tot een bewezenverklaring komt van het witwassen van één crossmotoronderdeel, in een te ver verwijderd verband staat tot het bewezenverklaarde. De vordering dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Echter, dat schade is geleden is evident. De officier van justitie heeft daarom verzocht om ten aanzien van de gevorderde materiële en immateriële schade, met gebruik van de schattingsbevoegdheid, een bedrag naar redelijkheid te bepalen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van
[slachtoffer] geen standpunt ingenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen, gelet op de bepleite vrijspraken,
niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/164732-20 onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, die voldoende is onderbouwd en waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 maart 2020.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat een inbraak in een schuur, waarbij kostbare goederen zijn weggenomen, een buitengewoon onaangenaam feit betreft dat grote impact kan hebben op de bewoners. De mogelijkheden tot het vorderen van immateriële schadevergoeding in verband met inbraak in een schuur zijn echter beperkt. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in onderhavig geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij onvoldoende naar voren gebracht. Het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn vordering afdoende te onderbouwen zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte ten aanzien van de materiële schade vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank overweegt dat een inbraak in een schuur, waarbij kostbare goederen zijn weggenomen, een buitengewoon onaangenaam feit betreft dat grote impact kan hebben op de bewoners. De mogelijkheden tot het vorderen van immateriële schadevergoeding in verband met inbraak in een schuur zijn echter beperkt. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in onderhavig geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij onvoldoende naar voren gebracht. Het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering afdoende te onderbouwen zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] en [slachtoffer]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelden en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat het witwassen van één crossmotoronderdeel niet in een dusdanig nauw verband staat tot de inbraak in [plaats] , dat gesteld kan worden dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/246055-21 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de schade te kunnen vaststellen. De gestelde materiële schade van € 7.955,95 is enkel onderbouwd met één factuur van € 2.059,95, waarop ook goederen staan die niet terugkomen in de aangifte. De gestelde immateriële schade is in zijn geheel niet onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering, nu zijn zaak niet aan verdachte ten laste is gelegd. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst genoemde patroonhouder dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen patroonhouder zal worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit van een patroonhouder in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/164732-20 onder 2 primair en subsidiair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/164732-20 onder 1 primair en 3 subsidiair en onder parketnummer 18/246055-21 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 165 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
18/164732-20
Feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om te betalen:
- het bedrag van € 13.785,66 (zegge: dertienduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en zesenzestig eurocent). Dit bedrag bestaat uit materiële schade;
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 maart 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 13.785,66 (zegge: dertienduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 103 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
18/164732-20
Feit 2
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
18/164732-20
Feit 3
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
18/246055-21
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Los van de tenlastelegging
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.

Onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:

1 - 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: 1280863, Smith % Wesson)
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst
en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2024.
Mr. H.J. Schuth is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.