ECLI:NL:RBNNE:2024:4830

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
18.164741.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van motoronderdelen en schuldheling van een elektrische fiets

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van twee voorpoten en een achterbrug van een crossmotor, evenals aan schuldheling van een elektrische fiets. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder betrokkenheid bij inbraken in verschillende plaatsen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze inbraken. De verdachte had de aangetroffen goederen in zijn garage, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze goederen overeenkwamen met de gestolen goederen van de aangevers. De rechtbank achtte het echter wel bewezen dat de verdachte wist dat de voorwerpen afkomstig waren uit een misdrijf, en dat hij tekortschietend onderzoek had gedaan naar de herkomst van de elektrische fiets. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren op, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien deze niet naar behoren werd verricht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden in de meeste gevallen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen direct verband was tussen de bewezen feiten en de schade die zij hadden geleden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/164741-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 10 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1974 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 november 2024 (inhoudelijk) en 26 november 2024 (heropening en sluiting onderzoek). Verdachte is op 12 november 2024 verschenen, bijgestaan door mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 9 maart 2020 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een crossmotor (Husqvarna 450 cc),
  • een compressor,
  • een aggregaat,
  • diverse motoronderdelen (o.a. wielen, althans velgen (Goldspeed), tandwielen, koppelingen en een stuur) en/of
  • een gereedschapskist met toebehoren,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een crossmotor (Husqvarna), een compressor, een aggregaat, diverse motorondedelen (o.a. wielen, althans velgen (Goldspeed), tandwielen, koppelingen en een stuur) en/of een gereedschapskist met toebehoren,) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp
c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te [plaats] , gemeente Midden- Drenthe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • 2 crossmotoren (KTM)
  • diverse onderdelen (o.a. wielen, binnenbanden, tandwielen en/of een stuur)
  • divesre motorkleding (o.a. laarzen, 2 motorhelmen en/of een body protector),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2019 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een
  • 2 crossmotoren (KTM)
  • diverse onderdelen (o.a. wielen, binnenbanden, tandwielen en/of een stuur)
  • divesre motorkleding (o.a. laarzen, 2 motorhelmen en/of een body protector),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te [plaats] , gemeente Aa en Hunze tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • 4 crossmotoren (HTM en/of Honda)
  • diverse motoronderdelen (o.a. een solvavering, haanwielen en/of een transponder),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 23 juni 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een
  • 4 crossmotoren (HTM en/of Honda)
  • diverse motoronderdelen (o.a. een solvavering, haanwielen en/of een transponder),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij in of omstreeks de nacht van 9 april 2020 op 10 april 2020 te [plaats] , gemeente Borger-Odoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 8 elektrische fietsen en/of 8 accu's
en/of 8 opladers voor elektrische fietsen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 23 juni 2020 te Assen,
althans in Nederland een goed te weten een elektrische fiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 subsidiair (enkel het witwassen van motoronderdelen), 3 subsidiair (enkel het witwassen van een achterbrug) en 4 subsidiair tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven:
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken was bij de inbraken in [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] . Voorts heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan het witwassen van crossmotoronderdelen of heling van een elektrische fiets. De enkele aanwezigheid van de elektrische fiets is immers onvoldoende om tot een bewezenverklaring van heling te komen. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de fiets enkel onder zich had als onderpand van een lening, hetgeen maakt dat hij ook geen onderzoeksplicht had naar de herkomst van de fiets.
Ten aanzien van de aangetroffen crossmotoronderdelen kan niet worden vastgesteld dat die overeenkomen met de goederen uit de aangiftes. Verdachte had bovendien niet de intentie om illegale activiteiten te ondersteunen of de werkelijke herkomst daarvan te verbergen.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 primair
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat verdachte op enige wijze betrokken was bij de inbraken in [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] , zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair
Dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de gestolen goederen van aangever [slachtoffer] acht de rechtbank evenmin bewezen nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de aangetroffen crossmotoronderdelen in de garage aan de [adres] overeenkomen met de gestolen motoronderdelen van aangever [slachtoffer] .
Feit 1 subsidiair, feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde feiten wel wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het
feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 12 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had de aangetroffen elektrische fiets van [slachtoffer] gekregen als onderpand voor een lening van 475,-.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2020, opgenomen op pagina 371 e.v. van het dossier van Politie Noord Nederland met nummer NN3R020053 (onderzoek Mercedes) d.d. 2 november 2020, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak. Op maandag 9 maart 2020 omstreeks 06:30 uur werd mijn vader gebeld door mijn opa en oma. Zij vertelden dat er was ingebroken in de schuur en dat mijn crossmotor weg was. Mijn crossmotor betreft een Husqvarna 450 CC wit van kleur. De bijzonderheden aan deze motor zijn dat de voorpoten bruin zijn gecoat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 23 juni 2020 waren wij van ter plaatse aan de [adres] te Assen. In de hoek, gezien vanaf de garagedeur, linksachter lag een hoop met goederen. In deze hoop zagen wij een zwart doek. In deze doek zaten twee voorpoten gewikkeld.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2020, opgenomen op pagina 567 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 25 augustus 2020 meldde zich bij mij [slachtoffer] . Bij een doorzoeking bij de verdachten werden twee voorpoten van crossmotoren aangetroffen. Bij het zien van de voorpoten hoorde ik [slachtoffer] zeggen: "Die zijn van mij! Dat zijn de voorpoten van mijn motor. Honderd procent (100%) zeker dat die van mij zijn! Daar rijdt niemand mee." Ik hoorde [slachtoffer] zijn zoon zeggen dat de dozen, die ook bij de in beslag genomen goederen lagen, van hun waren geweest. Het betreffen rode dozen waar onderdelen van motoren in hebben gezeten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2020, opgenomen op pagina 611 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op maandag 10 februari 2020 om 07:10 uur liep ik naar de paarden toe. Ik liep langs de schuur en toen zag ik dat de deur van de schuur was ontzet. Toen ik in de schuur ging kijken zag ik dat er vier crossmotoren waren verdwenen. Het gaat om de volgende crossmotor:
- KTM SX 50.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2020, opgenomen op pagina 623 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ter inbeslagname was ik op zondag 20 september 2020 ter plaatse aan de [adres] te Assen. Ik zag dat ze naar een aangebouwd gedeelte aan de linkerkant van de woning liep en daarvan de deur opende. Ik liep vervolgens met [slachtoffer] mee en ik zag dat ze een onderdeel van de grond pakte. Op het politiebureau heb ik het voorwerp vergeleken met de fotos die waren toegevoegd aan de aangifte van [slachtoffer] . Ik zag dat de kleur en de vorm van de achterbrug overeenkwamen met die op de foto bijgevoegd aan de aangifte. Ik zag ook dat de kleur en de maat van het achterwiel overeenkwamen. Teven zag ik op het zwartkleurige achter tandwiel het merk KTM SX50 staan. Dit is overeenkomstig met het merk en type van de gestolen motor op de foto's.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2020, opgenomen op pagina 628 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op zondag 20 september 2020 werd er aan de [adres] te Assen een achterbrug van een KT SX50 in beslag genomen. Van de achterbrug werden twee foto's gemaakt. Deze foto's heb ik via Whatsapp verstuurd naar aangever [slachtoffer] uit [plaats] . Dit met de vraag of hij de achterbrug zou herkennen als zijn eigendom. Ik kreeg het volgende bericht van hem terug. Bericht van [slachtoffer] , zondag 20 september 2020 te 21.20 uur:
"Alles even gecheckt is van onze 50cc. Zit namelijk een michelin startcross achterband op die wij erop gezet en t achterwiel is ook een andere dan standaard en die hebben wij er ook op gezet, onze monteur zei direct is van jullie".
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 673 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
[bedrijf] is gelegen te [plaats] . Op vrijdag 10 april 2020 ontdekte een medewerkster van facilitaire dienst dat het hekwerk vernield was. Toen zij bij het hok van de fietsen stond, zag ze dat het hok open stond en dat de elektrische fietsen weg waren. Deze elektrische fietsen waren van het merk Gazelle en waren nieuw. De inkoopwaarde per fiets bedraagt 1285 euro.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 678 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 23 juni 2020 was ik voor een doorzoeking in de garage, gelegen achter de woning aan de [adres] te Assen. Ik zag daar een damesfiets staan. Ik zag dat de fiets was afgesloten. Bij het natrekken van het framenummer, bleek dat de fiets geregistreerd stond als gestolen. Ik vroeg aan de bewoonster, [slachtoffer] , van wie de fiets was. Ik hoorde haar zeggen dat de fiets van [verdachte] was. [verdachte] is de vriend van [slachtoffer] en verblijft veel bij haar.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2020, opgenomen op pagina 301 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Hoe vaak in de week ben jij aan de [adres] te Assen?
A: 3 a 4 keer in de week. Soms een hele week en dan een paar keer niet.
V: Nadat je gisteren bent aangehouden, hebben we [slachtoffer] gesproken. Zij verklaarde dat jij degene bent die de garage achter de woning aan de [adres] gebruikt.
A: Ja dat klopt. [slachtoffer] en ik maken gebruik van die garage. V: Van wie zijn alle goederen die in de garage liggen?
A: Het meest van mij.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat in de garage en in het bijgebouw (schuur) behorende bij de woning aan de [adres] meerdere gestolen goederen zijn aangetroffen, te weten de voorpoten van de gestolen crossmotor van [slachtoffer] , de achterbrug van één van de gestolen crossmotoren van [slachtoffer] en een elektrische fiets van [bedrijf] . Dat deze goederen van diefstal afkomstig zijn blijkt namelijk uit de aangiftes in combinatie met het framenummer van de elektrische fiets en de herkenning van de crossmotoronderdelen door [slachtoffer] en [slachtoffer] .
Voorts blijkt uit verdachtes eigen verklaring bij de politie dat hij deze goederen ook voorhanden had. Uit die verklaring volgt immers dat verdachte veelvuldig verbleef aan de [adres] , dat hij gebruik maakte van de garage, dat de meeste goederen in de garage van hem waren en dat hij wist dat daar een elektrische fiets stond en crossmotoronderdelen lagen. Verdachte had aldus de feitelijke zeggenschap over de aangetroffen goederen.
De overige onder 1 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde goederen zijn niet aangetroffen, zodat de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Witwassen voorpoten crossmotor [slachtoffer] en achterbrug [slachtoffer]
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat verdachte twee voorpoten en een achterbrug voorhanden had die onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van deze goederen. Die verklaring is echter uitgebleven. Verdachte heeft enkel ten aanzien van de crossmotoronderdelen verklaard dat die twee a drie jaar oud waren. Die verklaring is echter aantoonbaar onjuist, omdat deze goederen ongeveer vier maanden vóór het afleggen daarvan gestolen zijn. Op het moment dat verdachte geconfronteerd werd met het feit dat er gestolen crossmotoronderdelen zijn aangetroffen, wilde verdachte helemaal geen verklaring meer afleggen ten aanzien van de herkomst van deze goederen. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte wist dat deze goederen uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van de aangetroffen voorpoten en achterbrug zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van de voorpoten en achterbrug. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het medeplegen zoals onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste is gelegd.
Heling fiets [bedrijf]
De aangetroffen elektrische fiets is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, eveneens een door misdrijf verkregen goed dat verdachte voorhanden had.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de elektrische fiets een door misdrijf verkregen goed betrof. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij de fiets als onderpand had voor een lening en hij beschikte bovendien over de sleutel en de oplader van de fiets. Van enig ander diefstalspoor is bovendien niet gebleken. De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van opzetheling.
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of verdachte had moeten vermoeden dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof. Van het hier bedoelde vermoeden is sprake als de verdachte grof of aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest ten aanzien van de herkomst van het goed. De voor een bewezenverklaring van schuldheling vereiste onvoorzichtigheid bestaat in het geval dat verdachte bij enig nadenken over de hem bekende gegevens betreffende het goed had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het goed niet had mogen handelen.
De rechtbank is, gelet op de verklaring van verdachte dat hij de fiets onder zich had als onderpand van een lening van 475,-, van oordeel dat verdachte een onderzoeksplicht had naar de herkomst van de elektrische fiets. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat elektrische fietsen kostbaar zijn, al helemaal als het gaat om een nieuwe Gazelle fiets. Het verschil in waarde tussen de lening en de fiets is daarom opvallend groot en verdachte moet dit hebben geweten. Verdachte heeft bovendien in beginsel geen enkele verklaring willen afleggen over de herkomst van de fiets. Pas op de terechtzitting komt verdachte met de naam van een persoon, die inmiddels is overleden, van wie hij de fiets in onderpand zou hebben gehad. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat ook verdachte vooraf zijn twijfels had over de herkomst van de elektrische fiets. De rechtbank overweegt ten overvloede dat uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat er ook gebruik werd gemaakt van de elektrische fiets. Verdachte had de fiets dus niet alleen als onderpand. Nu verdachte bij de verkrijging van de elektrische fiets geen enkel onderzoek heeft ingesteld naar de herkomst, is hij onder de hiervoor geschetste omstandigheden tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht. Te meer omdat verdachte ook gemakkelijk onderzoek had kunnen doen door enkel het framenummer te controleren.
Bovenstaande brengt mee dat verdachte met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 23 juni 2020 te Assen, een motoronderdeel voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
3
hij op 23 juni 2020 te Assen, een motoronderdeel voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
4
hij op 23 juni 2020 te Assen, een elektrische fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 subsidiair:witwassen
3 subsidiair:witwassen
4 subsidiair:schuldheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de aard en de ernst van de feiten, het reclasseringsadvies en de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen met 60 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het advies van Reclassering Nederland van 11 oktober 2024 (hierna: de reclassering), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van twee voorpoten en een achterbrug en aan schuldheling van een elektrische fiets. Dit zijn vervelende feiten waarmee verdachte heeft laten zien dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen, hetgeen de rechtbank hem kwalijk neemt.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, weliswaar wat langere tijd geleden, eerder onherroepelijk is veroordeeld
voor vermogensfeiten.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf houdt de rechtbank er voorts rekening mee dat er sprake is van tijdsverloop. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf de aanhouding van verdachte op 23 juni 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ver te boven.
Hoewel er ook enige vertraging is geweest in verband met de onderzoekswensen van de verdediging, kan de rechtbank niet anders dan vaststellen dat de zaak alsnog te lang op de plank heeft gelegen. De overschrijding van de redelijke termijn dient daarom in de straf te worden verdisconteerd.
De rechtbank heeft tot slot rekening gehouden met het advies van de reclassering. De reclassering schrijft, zakelijk weergegeven, dat zij geen delictanalyse heeft kunnen opstellen. Dit vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte, het feit dat hij terughoudend was met het geven van informatie en dat hij zich nu naar eigen zeggen door zijn coronabesmetting en de daarop volgende coma nog maar weinig kan herinneren van de pleegperiode. In het geval van een veroordeling gaat de reclassering ervan uit dat in ieder geval de financiële situatie van verdachte, zijn sociale netwerk/familierelaties en zijn houding delictgerelateerde risicofactoren zijn. Er zijn daarentegen geen beschermende factoren. Nadat de hechtenis beëindigd werd, heeft verdachte onder schorsingstoezicht gestaan. Dit toezicht is voortijdig negatief beëindigd. Verdachte was niet responsief voor het werken aan gedragsverandering en stelde destijds geen problemen te hebben waar hij met de reclassering aan moest werken. Ook nu geeft verdachte aan geen hulpvraag te hebben. De reclassering kan de kans op herhaling, gezien de houding van verdachte, onvoldoende inschatten. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen met 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 13.785,66 ter vergoeding van materiële schade en 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 400,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met
wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [slachtoffer] , tot een bedrag van 5.200,- ter vergoeding van materiële schade en 400,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [slachtoffer] , tot een bedrag van 15.450,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [slachtoffer] , tot een bedrag van 10.220,- ter vergoeding van materiële schade en 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [ [bedrijf] , tot een bedrag van 15.412,36 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schade van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] .
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] en [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schade van [slachtoffer] en [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vorderingen, gelet op de gevorderde vrijspraak, dienen te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade, nu zij enkel tot een bewezenverklaring komt van het witwassen van één crossmotoronderdeel, in een te ver verwijderd verband staat. De vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van
[slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op het feit dat de zaak van [slachtoffer] niet aan verdachte ten laste is gelegd, dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf]
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van [bedrijf] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partijen, gelet op de bepleite vrijspraken, niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] en [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat het witwassen van één crossmotoronderdeel niet in een dusdanig nauw verband staat tot de inbraak in [plaats] , dat gesteld kan worden dat de benadeelde partijen door het handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in de vorderingen niet ontvankelijk verklaren. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelden en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] en [slachtoffer]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelden en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat het witwassen van één crossmotoronderdeel niet in een dusdanig nauw verband staat tot de inbraak in [plaats] , dat gesteld kan worden dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering, nu zijn zaak niet aan verdachte ten laste is gelegd. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf]
De rechtbank is van oordeel dat het schuldhelen van één fiets niet in een dusdanig nauw verband staat tot de inbraak in [plaats] , dat gesteld kan worden dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren. Wat betreft de proceskosten bepaalt de rechtbank dat benadeelde en verdachte elk de eigen kosten dragen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Feit 1
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Feit 2
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Feit 3
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Feit 4
Verklaart de vordering van
[bedrijf]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Los van de tenlastelegging
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst
en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2024.