ECLI:NL:RBNNE:2024:483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
18-105915-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld en vrijspraak van minderjarige verdachte in meerdere strafzaken, waaronder mishandeling en diefstal

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en diefstal van een scooter. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mishandeling en diefstal, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen en de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de ontuchtige handelingen te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de mishandeling in verminderde mate aan de verdachte kon worden toegerekend, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de adviezen van deskundigen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank behandelde ook vorderingen van benadeelde partijen, waarbij de vordering van de benadeelde partij in de ontuchtzaak niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl de vordering in de mishandelingszaak gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank weigerde de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, om de noodzakelijke behandeling van de verdachte niet te belemmeren.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-105915-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-179962-22, 18-073624-23 en 18-098630-23. ad informandum gevoegd parketnummer 18-073624-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-051004-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-179962-22
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 9 september 2021, althans in of omstreeks de maand september 2021, te [adres] , gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, (meermalen, althans eenmaal) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de (blote) borsten en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 18-073624-23
hij op of omstreeks 28 januari 2023 te [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 18,72 gram/ 66 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
Parketnummer 18-098630-23
hij op of omstreeks 11 april 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf een scooter (witte SYM), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18-105915-23
hij op of omstreeks 22 april 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem (met kracht en/of met de vuist) in en/of tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-179962-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte en de ondersteunende verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Getuige [getuige 1] verklaart in dezelfde ruimte aanwezig te zijn geweest met aangeefster en verdachte en dat hij de ontuchtige handelingen heeft waargenomen. Getuige [getuige 2] was niet aanwezig ten tijde van de ontuchtige handelingen, maar verklaart wel over de impact op aangeefster vlak nadat deze hebben plaatsgevonden.
Parketnummer 18-073624-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op het proces verbaal van bevindingen waarin het aantreffen van de 66 pillen wordt omschreven en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij wist dat de pillen MDMA bevatten.
Parketnummer 18-098630-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde feit, gelet op de aangifte, de beelden van de diefstal en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 18-105915-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van getuige [getuige 3] en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-179962-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verklaringen die aangeefster heeft afgelegd zijn wisselend en tegenstrijdig. In het informatieve gesprek zeden en in de aangifte verklaart zij onder meer dat er één incident heeft plaatsgevonden, dan wel twee incidenten op één dag. Later verklaart ze over meerdere incidenten op meerdere dagen. De aangifte en de ondersteunende verklaring van getuige [getuige 1] zijn voorts onvoldoende consistent en tegenstrijdig om tot de overtuiging te kunnen komen dat hetgeen ten lastige is gelegd heeft plaatsgevonden.
Naast de stellige ontkenning van verdachte, blijkt uit de getuigenverklaring van getuige [getuige 4] dat verdachte al meermalen bij aangeefster had aangegeven dat hij haar uitdagende gedrag niet wilde.
Daarnaast is de positie waar de ontuchtige handelingen plaats zouden hebben gevonden volgens verdachte in het zicht en binnen gehoorafstand van de groepsleiding. Het is niet ondenkbaar dat, gelet op de negatieve verhoudingen tussen verdachte en aangeefster en haar persoonlijke omstandigheden op dat moment, verklaringen zijn afgelegd van handelingen die in werkelijkheid niet gebeurd zijn om het eigen gedrag minder bezwarend te laten lijken of aandacht te krijgen van de groepsleiding.
Parketnummer 18-073624-23
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit gelet op het ontbreken van wettig bewijs. De indicatieve testen die zijn uitgevoerd op de aangetroffen pillen waren negatief tot zeer licht positief. De afgenomen testen gaven wisselende uitslagen, zo was de Ruybaltest negatief, de Marquistest gaf een zwakke paars en zwarte spikkels uitslag en de FTIR indiceert de pillen als zijnde koffiecreamer. Het dossier bevat geen onderzoeksresultaten van het NFI waaruit blijkt uit welke stoffen de aangetroffen pillen bestaan. Gelet op vorenstaande kan het ten laste gelegde feit niet worden bewezen.
Parketnummer 18-098630-23
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit geen verweer gevoerd.
Parketnummer 18-105915-23
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-179962-22
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en aangeefster deels overeenkomen. Zo verklaren zij beide dat zij op enig moment - samen met medebewoner getuige [getuige 1] - in de gemeenschappelijke woonkamer van [instelling] aanwezig waren en dat aangeefster een pot crème/vaseline naar verdachte heeft gegooid. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar kort voor dit moment heeft aangeraakt bij haar borsten, broek en billen. Aangeefster verklaart later over meerdere incidenten gedurende een langere periode, maar beschrijft of concretiseert deze incidenten niet of nauwelijks. Daartegenover staat de verklaring van verdachte dat er geen ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie een verklaring afgelegd waarin hij heeft aangegeven getuige te zijn geweest van vier of vijf verschillende momenten waarin ontuchtige handelingen zijn verricht door verdachte. Vervolgens heeft hij verklaard over de specifieke handelingen die hij heeft waargenomen en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van getuige [getuige 1] op belangrijke punten in onvoldoende mate overeenkomstig en ook inconsistent met de verklaringen van aangeefster.
Zo verklaart aangeefster tijdens het informatieve gesprek zeden op 14 september 2021 en ook in haar aangifte op 29 september 2021 over één moment waarop ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte was eerst achter aangeefster gaan staan bij de bankleuning en maakte neukbewegingen tegen haar lichaam aan. Verdachte heeft aangeefster vervolgens intimiderend gevraagd om naast hem op de bank te komen zitten waarop de ten laste gelegde handelingen volgden. De rechtbank constateert dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat deze handelingen niet op hetzelfde moment hebben plaatsgevonden, maar dat deze handelingen op verschillende situaties zien en op verschillende dagen zouden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank constateert tevens dat de verklaringen van aangeefster zelf op belangrijke punten inconsistent zijn. Aangeefster heeft in haar aangifte onder meer verklaard dat verdachte haar borsten heeft betast onder haar beha. Op 14 juli 2023 is aangeefster opnieuw gehoord bij de politie en verklaart zij dat verdachte niet onder haar beha is geweest. Bovendien verklaart zij afwijkend ten aanzien van de verdere gebeurtenissen op die dag. Zo verklaart zij, anders dan in haar eerdere verklaringen, dat er meerdere momenten met ontuchtige handelingen zijn geweest en dat de neukbewegingen op een andere dag hebben plaatsgevonden dan de ten laste gelegde handelingen.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat zich tussen verdachte en aangeefster ongepaste gedragingen hebben voorgedaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde en spreekt verdachte hiervan vrij.
Parketnummer 18-073624-23
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzettelijk pillen bevattende MDMA aanwezig heeft gehad, omdat er geen bewijs is voor de stelling dat de bij de verdachte aangetroffen pillen MDMA bevatten. De enkele verklaring van de verdachte dat hij pillen bevattende MDMA bij zich had maakt dat niet anders. De verdachte zal van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.

Parketnummer 18-098630-23 1

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezenverklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer
2]
2, het proces verbaal van de camerabeelden
3en de bekennende verklaring van verdachte
4blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezenverklaard.

Parketnummer 18-105915-23 5

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezenverklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 3]
6, de getuigenverklaring van [getuige 3]
7en de bekennende verklaring van verdachte
8blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18-098630-23 en parketnummer 18-105915-23 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-098630-23
hij op 11 april 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf een scooter (witte SYM), die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18-105915-23
hij op 22 april 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem met kracht en met de vuist tegen het hoofd te stompen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-098630-23
1.diefstal
Parketnummer 18-105915-23
1.mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd en met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) wordt opgelegd voor de duur van een jaar, met vervangende jeugddetentie voor de duur van zes maanden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. Hij heeft gesteld dat de GBM een te zwaar en onzeker middel is, gelet op de relatief geringe ernst van de feiten waarvoor volgens de verdediging veroordeling kan volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 22 april 2023 schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft aangever op de openbare weg uit het niets tegen zijn hoofd geslagen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Doordat de mishandeling op klaarlichte dag op straat plaatsvond heeft verdachte bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en onrust op straat. Dat vindt de rechtbank ernstig. Verdachte heeft zich daarnaast op 11 april 2023 schuldig gemaakt aan diefstal van een scooter. Daarmee heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom.
Ad informandum
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding met parketnummer 18-073624-23 is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is
veroordeeld voor mishandeling.
Uit het rapport van psycholoog M.J.E. van Kempen van 21 juli 2023 volgt dat bij verdachte sprake is van laagbegaafdheid, een ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis, ouder-kind-relatieproblematiek en een stoornis in cannabisgebruik. Onderliggend is bij veroordeelde sprake van een gebrekkige identiteitsontwikkeling en krenkbaarheid, gebrekkig mentaliserend en reflectief vermogen, een gebrekkige impulscontrole, frustratietolerantie, agressieregulering en copingvaardigheden naast hechtingsproblematiek en cognitieve vervormingen. Deze problematiek heeft een rol gespeeld bij de bewezenverklaarde mishandeling. Het advies van de deskundige is om verdachte dat feit in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van het feit en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert dat de mishandeling in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog als hoog ingeschat. Om het recidiverisico te verkleinen is volgens de psycholoog een beschermende omgeving met duidelijke kaders en toezicht en nabijheid van begeleiding nodig. Daarnaast is behandeling nodig. Het advies is om deze interventies op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden.
De Raad heeft ook over verdachte gerapporteerd. Uit het rapport van 18 december 2023 volgt dat de Raad het recidiverisico eveneens als hoog inschat. Volgens de Raad is intensieve behandeling nodig om de kans op herhaling te verkleinen. De Raad adviseert oplegging van de GBM voor de duur van één jaar. In het rapport wordt opgemerkt dat de psycholoog telefonisch heeft aangegeven dat de GBM past binnen haar advies. In dat kader worden de volgende voorwaarden geadviseerd: meewerken met reclasseringstoezicht, beschermd wonen, dagbesteding, behandelverplichting en meewerken aan urinecontroles. Het advies is om de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De Raad heeft ter zitting aanvullend op het rapport geadviseerd als voorwaarde op te leggen dat verdachte zal meewerken aan ambulante behandeling, bijvoorbeeld in de vorm van een maatjes- of coachingstraject.
Op te leggen straf
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dat de officier van justitie en acht daarom een lagere straf passend dan geëist. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de ernst van de feiten onvoldoende aanleiding voor het opleggen van een GBM. De rechtbank zal daarom deze maatregel niet opleggen. De rechtbank is met de officier van justitie, de raadsman en de deskundigen van oordeel dat het belangrijk is dat verdachte zal worden begeleid en behandeld. De rechtbank zal daarom de voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf opleggen. Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Parketnummer 18-179962-22
[slachtoffer 1], tot een bedrag van 1.000,00 ter zake van materiële schade en 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Parketnummer 18-105915-23
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 21,12 ter zake van materiële schade en 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-179962-22
De officier van justitie acht voldoende onderbouwing en causaal verband aanwezig tussen de gevorderde schade en het tenlastegelegde en vordert derhalve de volledige toewijzing van de materiële en immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
Parketnummer 18-105915-23
De officier van justitie acht de vordering ten aanzien van de materiële schade voldoende onderbouwd en vordert derhalve de volledige toewijzing daarvan met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van de hoogte van de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is en niet passend bij het opgelopen letsel en verzoekt de rechtbank het toe te wijzen bedrag te matigen naar een bedrag van 750,00.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-179962-22
De verdediging heeft primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vorderingen af te wijzen dan wel niet- ontvankelijk te verklaren, omdat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en dat er wordt verzocht dat de rechtbank uitgaat van de aard en ernst van het feit en de daarbij passende schade vast te stellen. Tevens verwijst de raadsman naar een vergelijkbare zaak waarbij een schadebedrag van 750,00 is toegekend. Nu de handelingen in die zaak verder gingen dan in onderhavige zaak, verzoekt de raadsman het gevorderde bedrag te matigen tot een bedrag van maximaal 500,00.
Parketnummer 18-105915-23
De raadsman heef zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële kosten kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding, stelt hij zich op het standpunt dat deze dient te worden afgewezen. De vordering is in zijn geheel niet onderbouwd en bovenmatig.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-179962-22
Zoals hiervoor is overwogen wordt de verdachte vrijgesproken van het feit waarvoor de benadeelde partij schadevergoeding heeft gevraagd. Nu geen veroordeling volgt voor dit feit, zal de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Parketnummer 18-105915-23
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de gestelde materiële schade is geleden en rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering ten aanzien van de materiële
schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 21,12.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De omvang van de immateriële schade als gevolg van de mishandeling zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid worden geschat op 750,00. De rechtbank heeft daarbij gelet op de aard, omstandigheden en ernst van het bewezenverklaarde en de schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend. De rechtbank verklaart de vordering voor het overige niet- ontvankelijk en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 april 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Aangezien verdachte een minderjarige betreft, zal de rechtbank de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nihil vaststellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 18 mei 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 juni 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 november 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Tenuitvoerlegging van de door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke straf zou echter betekenen dat voorlopig niet gestart kan worden met de noodzakelijke behandeling van de verdachte. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging om die reden dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-179962-22 en onder parketnummer 18-073624-23 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-105915-23 en parketnummer 18-098630-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 57 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. veroordeelde meldt zich uiterlijk binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij, Jeugdreclassering William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en werkt mee met
verkrijgen van een kindercoach.
2. veroordeelde verblijft in beschermd/begeleid wonen [instelling] of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de daar geldende huis-en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden.
3. veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, bestaande uit (on-)betaald werk, school of dagbesteding in ieder geval met een vaste structuur en zulks ter beoordeling van en in overleg met de reclassering.
4. veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener worden gegeven.
5. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd zolang de reclassering dit nodig vindt.
Geeft aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18-179962-22 ten laste gelegde feit
Verklaart de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18-105915-23 ten laste gelegde feit
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van 771,12 (zegge: zevenhonderdeenenzeventig euro en twaalf eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 771,12 (zegge: zevenhonderdeenenzeventig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 21,12 aan materiële schade en 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat geen gijzeling kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.051004-21:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 18 mei 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2023.
Mr. J.H.S. Kroeze en mr. E.A. Gaastra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2023092335, doorgenummerd 1 tot en met 32.
2 Pagina 6.
3 Pagina 12.
4 Pagina 27.
5 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2023102066, doorgenummerd 1 tot en met 63.
6 Pagina 5.
7 Pagina 15.
8 Pagina 49.