RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 84.017221.21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 84.011727.23
Vonnis van de meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[bedrijf] .,
gevestigd te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 november 2024 (inhoudelijke behandeling) en van 10 december 2024 (sluiting van het onderzoek ter zitting). De wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte, de heer [naam] , enig aandeelhouder en algemeen directeur van [bedrijf] . te [plaats] , is niet verschenen. Ter terechtzitting van 19 november 2024 is wel verschenen mr.
P. Koops, advocaat te Groningen, die verklaard uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.P. Senior.
Tenlastelegging
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
84.017221.21ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 november 2019 te [plaats] en/of [plaats] , in de gemeente Emmen, al dan niet opzettelijk, afvalwater vermengd met reinigings- en/of ontsmettingsmiddel, althans (een) (afval)stoffen, heeft gebracht in watergang WL03007 en/of aanliggende (in open verbinding staande) perceelslo(o)t(en), zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl:
een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het bestuur van het betrokken waterschap, en
daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, en
artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
84.011727.23ten laste gelegde dat:
zij op of omstreeks 2 mei 2022, in de gemeente Emmen, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, stoffen, te weten
-(donkere) vloeistof, afkomstig uit een luchtwasser, althans uit een installatie behorende bij haar,verdachtes, inrichting en/of
-een waterstroom, althans een vloeistof, afkomstig uit één of meerdere ionenwisselaar(s), althans uit (een) installatie(s) behorende bij haar, verdachtes, inrichting heeft gebracht in een perceelsloot (ten zuidwesten van haar, verdachtes, inrichting), zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl:
-een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het
bestuur van het betrokken waterschap en
-daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, en
-artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 84.017221.21 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 84.011727.23 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder parketnummer 84.017221.21 ten laste gelegde heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Uit het relaas van de verbalisanten van het Waterschap Vechtstromen (hierna: het Waterschap) volgt dat het water in de perceelsloot bij het bedrijf [bedrijf] . (hierna: het bedrijf) visueel is verontreinigd en medewerkers van het bedrijf op dat moment bezig zijn met schoonmaakwerkzaamheden. In de perceelsloot zien de verbalisanten diverse uitmondingsbuizen waarvan uit enkele veel water stroomt. Uit nader onderzoek door het Waterschap volgt dat de perceelsloot bovenstrooms droog staat en er geen ander afvalwater op de betreffende perceelslot is aangesloten. Gelet op het voorgaande stelt de officier van justitie vast dat het visueel verontreinigde water afkomstig is van (het terrein van) het bedrijf. Uit analyseresultaten van het genomen monster uit de perceelsloot onder de afwateringsbuizen blijkt voorts dat het water een hoog fosfor-, natrium- en chloridegehalte bevat. Voornoemde resultaten bevestigen naar het oordeel van de officier van justitie dat er reinigings- en ontsmettingswater is geloosd op het oppervlaktewater. Verdachte is naar het oordeel van de officier van justitie voorts in de gelegenheid gesteld om een contra-analyse uit te voeren. Hiertoe is door de verbalisant een C-monster genomen en afgegeven bij Eurofin. Nu is uitgesloten dat het in de perceelsloot geloosde afvalwater van een andere bron afkomstig is dan van het bedrijf en verdachte op de hoogte had moeten zijn van en toezicht had moeten houden op de werkzaamheden binnen het bedrijf, kan het ten laste gelegde naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de onder parketnummers 84.011727.23 en 84.017221.21 ten laste gelegde feiten dan wel moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het onder parketnummer 84.011727.23 heeft hij daartoe aangevoerd dat de analyseresultaten van de genomen monsters door het Waterschap dienen te worden uitgesloten van het bewijs nu voornoemde monsters niet in overeenstemming met de thans geldende voorschriften zijn getransporteerd en door Eurofins in ontvangst zijn genomen. Evenmin heeft verdachte zijn recht op contra-analyse effectief kunnen effectueren. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de betreffende perceelsloot niet als oppervlaktewaterlichaam kan worden gekwalificeerd. Aangevoerd is dat in de perceelsloot slechts incidenteel water stond en de perceelsloot geen functie had in de waterhuishouding. Ten aanzien van het water nabij de luchtwasser heeft de raadsman aangevoerd dat er geen afvalwater is geloosd, het slechts om hemelwater ging en de daadwerkelijke oorzaak van de
aangetroffen stoffen in het oppervlaktewater niet nader is onderzocht. Subsidiair heeft de raadsman gepleit verdachte in zoverre te ontslaan van alle rechtsvervolging nu hij de maximaal te betrachten zorg in acht heeft genomen en van een eventuele lozing of verontreiniging geen verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van het water afkomstig uit de ionenwisselaar heeft de raadsman tot slot aangevoerd dat de gedraging - feitelijk bestaande uit de onjuiste positionering van de hendels als gevolg waarvan het af te voeren water uit de ionenwisselaar naar de perceelsloot afstroomde - niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte was zich niet bewust van de onjuiste positionering, had geen belang bij het afvoeren van het water naar de perceelsloot en is daarenboven onjuist geïnformeerd door de bevoegde instanties.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 84.017221.21 ten laste gelegde
Uitsluiting van bewijs
Door de raadsman is aangevoerd dat de analyseresultaten van de genomen monsters door het Waterschap dienen te worden uitgesloten van het bewijs, omdat verdachte haar recht op contra-analyse niet heeft kunnen effectueren. Verdachte dient naar het oordeel van de raadsman dientengevolge worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de analyseresultaten van de A-monsters aan verdachte zijn medegedeeld en het niet de verantwoordelijkheid is van de opsporingsinstanties om verdachte in kennis te stellen van de analyseresultaten van de contra-analyse.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de inhoud van het dossier is vast komen te staan dat verdachte tijdig kenbaar heeft gemaakt gebruik te willen maken van haar recht op contra-analyse. Ook is vast komen te staan dat verdachte nimmer uitslag heeft ontvangen van voornoemde contra-analyse, de zogeheten C-monsters. Voorts volgt uit de inhoud van het dossier dat de verbalisanten van het Waterschap aan (de wettelijk vertegenwoordiger van) verdachte hebben medegedeeld dat verdachte, zodra de analyseresultaten bekend zijn, hij bericht zal krijgen van die resultaten en in kennis zal worden gesteld van de vervolgstappen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte, gelet op voornoemde toezeggingen door de verbalisanten van het Waterschap, erop mocht vertrouwen dat zij in kennis zou worden gesteld van de vervolgstappen om zodoende effectief gebruik te kunnen maken van zijn recht op contra-analyse. Verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden tegengeworpen dat zij geen bericht heeft gekregen over de te nemen vervolgstappen.
Mede gelet op het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:BY5321, waarin - kort gezegd - wordt overwogen dat bewijsuitsluiting noodzakelijk kan zijn ter verzekering van het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door voornoemd vormverzuim in zodanige mate is beknot in de mogelijkheid de analyseresultaten te toetsen dat bewijsuitsluiting van deze resultaten de enige passende wijze is waarop het door het verzuim veroorzaakte nadeel kan worden gecompenseerd. Te meer nu de verdediging de analyseresultaten nadrukkelijk heeft betwist en verdachte tijdig heeft aangegeven gebruik te willen maken van het recht op contra-analyse. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de analyseresultaten van de genomen monsters door het Waterschap dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Nu de overige inhoud van het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte opzettelijk het voorschrift gesteld bij artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet heeft overtreden kan het onder parketnummer 84.011727.21 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 84.011727.21 ten laste gelegde
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte vrijwillig heeft voldaan aan een door het Waterschap gegeven waarschuwing d.d. 2 mei 2022, te weten een last onder spoedeisende bestuursdwang, en uit niets blijkt dat verdachte nadien stoffen in het oppervlaktewater heeft gebracht. Op basis van de door het Waterschap toegepaste Landelijke Handhavingsstrategie had verdachte erop mogen vertrouwen dat zij niet zou worden vervolgd.
Strafrechtelijke vervolging is naar het oordeel van de raadsman dan ook in zodanige strijd met het verbod op willekeur en een redelijke en billijke belangenafweging dat de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden.
De rechtbank stelt voorop dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan zich volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad slechts in zeer beperkte mate leent voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet- ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Naast het geval waarin bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt dat zij niet (verder) zal worden vervolgd, doet zon geval zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur, dat wil zeggen het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige strafzaak niet is gebleken dat van de zijde van het Openbaar Ministerie of door middel van aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen uitlatingen of gedragingen van functionarissen, concrete toezeggingen zijn gedaan aan de verdachte van niet-vervolging ter zake van overtreding van een in de Waterwet gesteld voorschrift. De uitlatingen dat verdachte aan de waarschuwing van het Waterschap zou hebben voldaan en de Landelijke Handhavingsstrategie niet zou worden toegepast zijn immers gedaan in het kader van een bestuursrechtelijke procedure door een instantie die niet bevoegd is tot het nemen van beslissingen aangaande de vervolging van strafbare feiten. Daarenboven volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat de Landelijke Handhavingsstrategie geen recht is in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie en dat de Landelijke Handhavingsstrategie er zich naar inhoud en strekking niet voor leent om jegens de verdachte als rechtsregel te worden toegepast. Met de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen vervolgingsbevoegdheid is toegekend niet een gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat (verdere) vervolging achterwege zal blijven.
Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing dat de (verdere) vervolging onverenigbaar is met het verbod van willekeur. Immers, reeds vanwege het gegeven dat de verdenking was gerezen dat verdachte in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet stoffen in een oppervlaktewaterlichaam zou hebben gebracht, is hier geen sprake van een uitzonderlijk geval waarin ruimte is voor het oordeel dat de vervolging is ingesteld of voortgezet, terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet- ontvankelijk behoort te worden verklaard in de vervolging. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die leiden tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
Uitsluiting van bewijs
Voorts is door de raadsman opnieuw bepleit dat de analyseresultaten van de genomen monsters door het Waterschap dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de genomen monsters niet in overeenstemming met de thans geldende voorschriften zijn getransporteerd en door Eurofins in ontvangst zijn genomen. Ook is aangevoerd dat verdachte zijn recht op contra-analyse niet heeft kunnen effectueren nu hij de resultaten van de contra-analyse niet heeft ontvangen. Verdachte dient naar het oordeel van de raadsman dientengevolge worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld geen reden te zien om te twijfelen aan de juistheid van de analyseresultaten van de genomen monsters en het niet de verantwoordelijkheid is van de opsporingsinstanties om verdachte in kennis te stellen van de analyseresultaten van de contra-analyse.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel het dossier geen proces-verbaal van monstername bevat en op het begeleidingsformulier van het analysemonster niet is aangegeven of het analysemonster al dan niet verzegeld door Eurofins is ontvangen, ziet de rechtbank geen reden om aan de juistheid van de analyseresultaten te twijfelen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de analyseresultaten niet representatief zijn voor het water dat in de perceelsloot stond, te meer nu verbalisanten van het Waterschap hebben waargenomen dat het water afkomstig uit de luchtwasser en het water in de perceelsloot visueel verontreinigd was. De analyseresultaten bevestigen in die zin de visuele waarneming van de verbalisanten.
Met de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat het - anders dan in het geval onder parketnummer 84.017221.21, waar aan verdachte is medegedeeld dat hij in kennis zou worden gesteld over de te nemen vervolgstappen - onder de genoemde omstandigheden in het onderhavige geval op de weg van verdachte had gelegen te informeren naar de analyseresultaten van de uit te voeren contra- analyse door Eurofins.
De enkele omstandigheid dat verdachte niet in kennis is gesteld van de analyseresultaten van de contra- analyse kan naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval in ieder geval niet leiden tot de gevolgtrekking dat door toedoen van de met opsporing en vervolging belaste functionarissen in de loop van het voorbereidend onderzoek ernstige inbreuken zijn gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Evenmin is sprake van een zodanige inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Te meer nu het belang van de
contra-analyse in het kader van de bewijsvoering niet van doorslaggevend belang is. De exacte hoeveelheden van de aangetroffen stoffen zijn in die zin immers niet relevant voor de vraag of er stoffen in het oppervlaktewater zijn gebracht in de zin van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de analyseresultaten van de genomen monsters door het Waterschap bezigen voor het bewijs.
Waardering van het bewijs
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Milieu van het Waterschap Vechtstromen, Team Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving d.d. 11 oktober 2022, inclusief bijlagen, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] :
Op 2 mei 2022 heb ik, verbalisant [verbalisant] , voorafgaand aan de fysieke bedrijfscontrole een dronevlucht uitgevoerd. Wij zagen tijdens de dronevlucht dat er oppervlaktewater stond in de perceelsloot die haaks op de [bedrijf] ten Zuidwesten van het bedrijf gesitueerd is. Ook zagen wij dat deze perceelsloot ontspringt aan de kant van de openbare weg zijnde de [adres] en bovenstrooms niet in verbinding staat met andere sloten. Wij zagen dat bovenstrooms een klein stukje sloot droog stond en vervolgens dat er ter hoogte van de luchtwasser een donkere verkleuring te zien was in de perceelsloot. Na inzoomen met de camera van de drone zagen wij dat er ter hoogte van de luchtwasser een donkere vloeistof via de betonverharding, over het talud naar de perceelsloot stroomde die overeenkwam met de kleur van de sloot ter plaatse. Ambtshalve weten wij dat het bedrijf niet beschikt over een Watervergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam en dat er geen vrijstelling is verleend bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur voor het lozen van afvalwater met daarin de aanwezige stoffen afkomstig van een luchtwasser in het oppervlaktewater. Vervolgens zijn wij ter plaatse gegaan naar het bedrijf aan de [adres] . Eenmaal ter plaatse zagen wij dat er een donkere vloeistof in de perceelsloot aanwezig was. Wij zagen dat er een stroompje donkerbruine vloeistof ter hoogte van de luchtwasser over het beton, via de bodem en het talud in de perceelsloot stroomde. Wij stelden vast dat het oppervlaktewater in de desbetreffende perceelsloot visueel verontreinigd was als gevolg van de lozing van afvalwater afkomstig van de luchtwasser omdat de kleur van het water afkomstig van de luchtwasser gelijk was aan het water in de perceelsloot en wij ambtshalve weten dat dit ernstig afwijkt van schoon water in een perceelsloot. Wij kwamen tot deze conclusie omdat eerder al door ons was vastgesteld dat de perceelsloot begint bij het bedrijf voor enkele meters droog stond waardoor invloed van afvalwaterstromen
van buiten het bedrijf konden worden uitgesloten. Ten tijde van de controle was het droog waardoor een lozing van vervuild regenwater ook kon worden uitgesloten. Deze perceelsloot die ten Zuidwesten van het bedrijf loopt staat in verbinding met waterloop WL03007. Dit betreft een zogenoemde leggerwatergang die in beheer is van Waterschap Vechtstromen en onderdeel uitmaakt van het hoofdwatersysteem. Dit maakt deze perceelsloot dan ook een oppervlaktewaterlichaam betreft in het kader van de Waterwet. Wij zagen dat er geen maatregelen waren genomen ter voorkoming van het aantasten en verontreinigen van het oppervlaktewaterlichaam. Het afvalwater kon via de perceelsloot afstromen naar het hoofwatersysteem.
Na vaststelling van de lozing vanuit de luchtwasser hebben wij het stroomafwaartse deel van de perceelsloot langs het pluimveebedrijf gecontroleerd op de aanwezigheid van andere lozingen. Hier zagen wij uit een grijze pvc-afvoerbuis een kleine heldere waterstroom stromen. Wij zagen ook een duidelijk zichtbare bruine/rode verkleuring/aanslag aanwezig in deze afvoerbuis. Ons is ambtshalve bekend dat dit veroorzaakt kan worden door ijzeroxidatie. Het is ons bekend uit eerdere bestudering van de bedrijfsrioleringstekening dat het afvalwater van de op het bedrijf aanwezige ionenwisselaars een mogelijke lozingsroute zou kunnen hebben via deze rood/bruin verkleurde afvoerbuis. Ambtshalve zijn wij bekend dat afvalwater afkomstig uit een ionenwisselaar ijzer en chloride kan bevatten. Wij zagen dat het oppervlaktewater in de perceelsloot ook bruin/rood van kleur was, gezien stroomafwaarts van de verkleurde afvoerbuis. Vervolgens heb ik, [verbalisant] , de heer [naam] meegedeeld dat wij het oppervlaktewater in de perceelsloot en het afvalwater dat uit de grijze pvc-afvoerbuis stroomde gingen bemonsteren. Ik, [verbalisant] , heb aangegeven dat de heer [naam] het recht had op contra expertise van de uit te voeren bemonstering. Van dit recht wilde de heer [naam] gebruik maken. Wij hebben geconstateerd dat één ionenwisselaar in werking was door een groen lampje die brandde bij 'online'. De bedieningskast van de tweede ionisator was ook in werking. De bedieningskast van de derde ionisator was uitgeschakeld. Wij zagen dat er twee afsluiters bevestigd waren op de afvoerbuizen die het vrijkomende afvalwater uit de ionisatoren afvoeren. Er is op 2 mei 2022 gekozen voor het uitvoeren van een afvalwaterbemonstering als onderzoeksmethode bij de uitstroom van de rood/bruin verkleurde pvc- afvoerbuis. Op 12 mei 2022 kregen wij de analyseresultaten van het bovengenoemde afvalwatermonster met monsterpuntcode s7891tl022hl aangeleverd van het geaccrediteerde waterlaboratorium Aqualysis uit Zwolle. Hieruit bleek dat het bemonsterde afvalwater een gehalte van 1.200 mg/l chloride en 8,2 mg/l ijzer bevatte wat een sterke aanwijzing was dat het om een lozing ging van afvalwater afkomstig uit de
ionenwisselaar. Om de lozingsroute onomstotelijk vast te stellen is er op 16 mei 2022 een aanvullend onderzoek verricht. Tijdens het onderzoek op 16 mei 2022 zijn de afsluiters op de
afvoerbuizen in dezelfde positie gezet als op 2 mei 2022. Vervolgens is er een rode kleurvloeistof in de afvoerleiding van de ionisator gebracht en is het spoelproces opgestart. Enkele minuten later werd bij de perceelsloot en vanuit de desbetreffende pvc-afvoerbuis van de ionenwisselaar een rode kleurvloeistof zichtbaar. Samenvattend is geconstateerd dat er op 2 mei 2022 afvalwater afkomstig van een ionenwisselaar werd geloosd. In het genomen afvalwatermonster dat door een geaccrediteerd laboratorium is onderzocht is een gehalte van 1.200 mg/l chloride en 8,2 mg/l ijzer aangetoond.
Bemonstering en handmetingen
Van het oppervlaktewater in de perceelsloot nabij de luchtwasser en afvalwater uit de grijze pvc-leiding afkomstig van de ionisator zijn ABC-monsters genomen. Het A-monster is geanalyseerd bij Laboratorium Aqualysis te Zwolle. De bemonsteringen zijn in triplo uitgevoerd omdat de heer [naam] als verdachte het recht heeft om op eigen kosten een contra-expertise uit te laten voeren door een geaccrediteerd laboratorium. Het monster is genomen uit de perceelsloot is ter hoogte van de plaats waar het afvalwater de perceelsloot instroomde vanuit de luchtwasser. De gemeten waarde ten tijde van de controle was al een duidelijke indicatie dat het ging om een ernstige oppervlaktewaterverontreiniging. Tussen de twee bemonsteringen heb ik, [verbalisant] , de deur van de luchtwasser geopend en zag hier dat er ook binnenin de luchtwasser veel gelijkend afvalwater aanwezig was, wat onder de onderkant van de luchtwasser over de verharding (beton) zichtbaar afstroomde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal Milieu van het Waterschap Vechtstromen, Team Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving d.d. 2 oktober 2023, inclusief bijlagen, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Tijdens het onderzoek op 2 mei 2022 zijn twee steekmonsters genomen namelijk:
Het afvalwater (regeneraat/spoelwater) afkomstig van de waterbehandelingsinstallatie (ionisator) die grondwater zuivert (monsterpuntcode s7891t1022h1);
Het afvalwater afkomstig van de luchtwasser als onderdeel van de mestverbrandingsinstallatie (monsterpuntcode s7891t1022h2).
Er is een zogenaamd triplo ABC-monster genomen op beide monsterpunt locaties. Monster A is ingezet door de Boa's bij waterlaboratorium (Aqualysis). Monster B is geconserveerd in bewaring bij Waterschap Vechtstromen. Monster C betreft het contra-expertise die de verdachte heeft laten inzetten bij een eigen gekozen laboratorium zodat de verdachte in staat wordt gesteld zich te verdedigen.