ECLI:NL:RBNNE:2024:4821

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
LEE 24-04364
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve inbeslagname van een hond na meerdere bijtincidenten en bezwaarprocedures

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, de eigenaar van een hond, behandeld. De hond, aangeduid als [naamhond], is op 14 oktober 2024 in beslag genomen na een bijtincident op 19 december 2023. De burgemeester van Groningen heeft op 11 november 2024 besloten om de hond definitief in beslag te nemen, na een risicoanalyse die de kans op herhaalde bijtincidenten als hoog inschatte. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en vraagt de voorzieningenrechter om de hond aan hem terug te geven.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij het verzoek tegen het besluit van 14 oktober 2024, omdat dit besluit inmiddels is opgevolgd door het besluit van 11 november 2024. Voor het verzoek tegen het laatste besluit is er wel een voldoende spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de hond in beslag te nemen, gezien de eerdere bijtincidenten en het niet naleven van het aanlijn- en muilkorfgebod door verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor verzoeker de hond niet terugkrijgt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/4364

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit Warffum, verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J. Skála),
en

de burgemeester van de gemeente Groningen,

(gemachtigden: M. Sieburgh en J. Christensen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de inbeslagname van zijn hond [naamhond].
1.1.
[naamhond] is op 14 oktober 2024 in beslag genomen. Met het besluit van 14 oktober 2024 is deze tijdelijke inbeslagname vastgelegd. Tegen dat besluit is bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het besluit van 11 november 2024 is [naamhond] definitief in beslag is genomen. Tegen dit besluit is ook bezwaar gemaakt.
1.3.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester

Totstandkoming van de besluiten

2. Met het besluit van 30 april 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen [naamhond], een donkergekleurde bouvier waarvan verzoeker de eigenaar is, gevaarlijk verklaard. Het college heeft in het besluit ook een kort aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd voor [naamhond]. Het college heeft dit besluit genomen, omdat [naamhond] op 19 december 2023 een persoon heeft gebeten.
3. Met het besluit van 1 oktober 2024 heeft de burgemeester het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 30 april 2024 ongegrond verklaard. De burgemeester heeft in het besluit aangegeven dat het besluit van 30 april 2024 ten onrechte is genomen door het college.
Zij heeft daarop het besluit van 30 april 2024 bekrachtigd en alsnog tot het hare gemaakt. Verzoeker heeft tegen het besluit van 1 oktober 2024 beroep ingesteld (LEE 24/4403).
4. Op 3 oktober 2024 heeft een hardloopster melding gedaan bij de politie dat zij op dezelfde dag in een natuurgebied in Waterhuizen is gebeten door een donkergekleurde hond. Zij heeft twee foto’s gemaakt van de hond en van de man die de hond bij zich had [1] . Op
9 oktober 2024 heeft zij een gesprek gehad met twee toezichthouders in dienst van de gemeente. Zij heeft daarbij de twee foto’s overgelegd. De toezichthouders hebben op de foto verzoeker en [naamhond] herkend. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij naar een huisarts is geweest [2] .
5. [naamhond] is vervolgens op 14 oktober 2024 in beslag genomen en deze tijdelijke inbeslagname is door de burgemeester met het besluit van 14 oktober 2024 schriftelijk vastgelegd. De burgemeester heeft daarop een gedragsonderzoek laten uitvoeren.
6. Medewerkers van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht hebben op 7 november 2024 een risicoanalyse gemaakt. Uit de risicoanalyse blijkt dat de kans op herhaalde bijtincidenten waarbij [naamhond] betrokken is als hoog wordt ingeschat voor mensen en kinderen en dat de invloed van de eigenaar als risico verhogend wordt ingeschat. De conclusie uit het onderzoek luidt dat [naamhond] niet terug kan keren naar zijn eigenaar, dat, wanneer [naamhond] in de komende twee weken een sociale band kan aangaan met minimaal één verzorger, gezocht kan worden naar een adoptant, waarbij [naamhond] als waak-/erfhond geplaatst kan worden en dat de optie van euthanasie resteert als dat niet slaagt.
7. Met het besluit van 11 november 2024 heeft de burgemeester verzoeker meegedeeld dat zij heeft besloten om [naamhond] definitief in beslag te nemen. Verzoeker heeft tegen de besluiten van 14 oktober 2024 en 11 november 2024 bezwaar gemaakt.
8. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank gevraagd om de voorlopige voorziening te treffen dat [naamhond] aan hem wordt teruggegeven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
10. De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening tegen het besluit van 14 oktober 2024, nu dat besluit inmiddels is uitgewerkt en is opgevolgd door het besluit van
11 november 2024. De voorzieningenrechter wijst het verzoek, voor zover het is gericht tegen het besluit van 14 oktober 2024, daarom af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang.
11. Voorzover het verzoek is gericht tegen het besluit van 11 november 2024 overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
12. De voorzieningenrechter acht wat dit verzoek betreft een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig.
13. De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
14. De voorzieningenrechter gaat er in deze uitspraak van uit dat de in de stukken genoemde namen [naamhond], [naamhond2] en [naamhond3] namen zijn van één en dezelfde hond, de donkergekleurde bouvier waarvan verzoeker de eigenaar is. De voorzieningenrechter gaat er in deze uitspraak verder van uit dat die donkergekleurde bouvier (in deze uitspraak wordt de naam [naamhond] aangehouden) de hond is die betrokken was bij de bijtincidenten op
19 december 2023 en 3 oktober 2024 en die onderwerp was van de risicoanalyse van 7 november 2024.
15. De burgemeester heeft in zijn besluit van 11 november 2024 aangegeven dat [naamhond] in beslag is genomen vanwege meerdere bijtincidenten en omdat verzoeker zich niet heeft gehouden aan het opgelegde kort aanlijn- en muilkorfgebod. Op basis van de bevindingen uit de risicoanalyse heeft de burgemeester vervolgens besloten [naamhond] definitief in beslag te nemen.
16. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft overwogen dat bestuursdwang mag worden toegepast ter voorkoming van een herhaling van een overtreding [3] . Bij overtreding van een aanlijn- en muilkorfgebod is een burgemeester bevoegd de betreffende hond in beslag te nemen, om zo een herhaling van die overtreding en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving, te voorkomen. Uit de uitspraak van de AbRS van 9 oktober 2024 [4] volgt dat de burgemeester ook bevoegd is om een hond definitief in beslag te nemen en te herplaatsen of in te laten slapen.
17. Verzoeker ontkent dat hij op 3 oktober 2024 het aanlijn- en muilkorfgebod heeft overtreden. Hij voert aan dat het besluit van 30 april 2024, waarbij het aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, door het college is genomen terwijl het college daartoe niet bevoegd was. Het besluit van 30 april 2024 is daarom volgens verzoeker niet in werking getreden en verzoeker heeft daarom het kort aanlijn- en muilkorfgebod niet overtreden. Volgens verzoeker kan de burgemeester het bevoegdheidsgebrek niet alsnog een half jaar later rechtsgeldig maken. Verzoeker stelt dat hij op 3 oktober 2024 het besluit van 1 oktober 2024 nog niet had gezien.
18. Anders dan door eiser is gesteld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit van 30 april 2024.ondanks het bevoegdheidsgebrek, in werking is getreden en zijn werking heeft behouden. Dat het besluit van rechtswege nietig zou zijn, volgt de rechtbank dan ook niet. Om van een nietig besluit te kunnen spreken dient het bevoegdheidsgebrek zo evident te zijn dat dat gebrek voor elk redelijk denkend mens duidelijk is en daar is in dit geval geen sprake van. Daar komt bij dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit bevoegdheidsgebrek bepalend is geweest voor zijn keuze om op 3 oktober 2024 zijn hond niet te muilkorven en niet aan een korte lijn te voeren.
19. Verzoeker heeft verder ontkend dat [naamhond] betrokken was bij het bijtincident op 19 december 2023. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vraag of het [naamhond] is geweest die betrokken was bij het bijtincident op 19 december 2023 aan de orde kan komen in het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 1 oktober 2024. De voorzieningenrechter gaat op dit punt in deze procedure vooralsnog uit van de juistheid van het besluit van 30 april 2024.
20. Verzoeker voert verder aan dat naar zijn mening in de risicoanalyse de bijtschade te zwaar is aangezet. De gedragsdeskundige heeft de ernst van de bijtschade ingeschat op 3, mogelijk 4, maar volgens verzoeker dient de ernst van de bijtschade ingeschat te worden op 2. In de risicoanalyse worden verder opmerkingen gemaakt over de gezondheidstoestand van [naamhond]: mogelijk zou [naamhond] fysiek niet in orde zijn (zoekt geen toenadering, snelle ademhaling). Volgens verzoeker lijkt het erop dat [naamhond] een goede verzorging ontbeert en dat hij moet worden getrimd. Verzoeker wil juist vanwege de situatie waarin [naamhond] thans verkeert dat de hond bij hem terugkeert.
21. De voorzieningenrechter heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de risicoanalyse. Het rapport van 7 november 2024 maakt inzichtelijk hoe het zogenoemde riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht tot haar conclusies en aanbevelingen is gekomen. Bovendien betreft het hier een deskundigenbericht waar verzoeker uitsluitend zijn eigen mening tegenover stelt. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd over de risicoanalyse treft derhalve geen doel. Verder mist de veronderstelling van verzoeker dat er niet goed voor [naamhond] wordt gezorgd elke onderbouwing.
22. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de burgemeester [naamhond] in beslag mocht nemen en heeft kunnen besluiten om [naamhond] niet naar verzoeker te laten terugkeren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek, voor zover het is gericht tegen het besluit van 11 november 2024, daarom ook af. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat, anders dat de burgemeester kennelijk verondersteld, het besluit tot definitieve inbeslagname niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb nu dit besluit uit zijn aard een opvolgend besluit is van het besluit tot tijdelijke inbeslagname en niet daarvoor in de plaats kan worden gesteld.

Conclusie en gevolgen

23. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker [naamhond] niet terugkrijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H. Siebers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Gemeentewet
Artikel 125
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
(..)
3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
(..)
Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
2. In afwijking van artikel 2:57, eerste lid onder e, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
3. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter;
b. muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:31
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Groningen 2023
10.2
Bestuursdwang op grond van art. 5:31 Awb
De burgemeester is op grond van artikelen 5:29 en verder van de Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten of te beëindigen. Zo nodig kunnen er hiertoe spoedmaatregelen worden genomen (5:31 Awb).
De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond als:
-de hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk waarbij een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod van de hond is opgelegd op grond van artikel 2:59 APV of;
-de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht.
Bij bijtincidenten is de situatie veelal dermate spoedeisend dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, maar er op het moment van de overtreding niet direct sprake is van verstoring van de openbare orde.

Voetnoten

1.Dat blijkt uit een mutatierapport van 4 oktober 2024
2.Dat blijkt uit een ambtelijk rapport van 10 oktober 2024
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514