ECLI:NL:RBNNE:2024:4815

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/18/239920 / FA RK 24-6092
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruik echtelijke woning en partneralimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 december 2024 een beschikking gegeven in het kader van een voorlopige voorziening tijdens een echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft op 5 november 2024 een verzoekschrift ingediend om het gebruik van de echtelijke huurwoning te regelen, terwijl de man op 25 november 2024 een verweerschrift met zelfstandig verzoek heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2024 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige situatie, waarin beide partijen samen in de echtelijke woning verblijven, onhoudbaar is geworden. De vrouw heeft verzocht om bij uitsluiting gebruik te maken van de woning, terwijl de man verzoekt om in de woning te blijven wonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen van beide partijen een doorslaggevend belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning. Daarom is besloten dat partijen om en om in de woning kunnen verblijven, met ingang van 21 december 2024. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een voorlopige bijdrage in haar levensonderhoud, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/239920 / FA RK 24-6092
beschikking voorlopige voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure van 10 december 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. Mulder, kantoorhoudende te Groningen,
en
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. J.A.M. Staal-Olislaegers, kantoorhoudende te Winschoten.

1.Het procesverloop

1.1.
De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de vrouw dat de rechtbank heeft ontvangen op 5 november 2024.
1.2.
Op 25 november 2024 heeft de rechtbank een verweerschrift met zelfstandig verzoek ontvangen van de man.
1.3.
De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 26 november 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.4.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de verzoeken uit van de volgende feiten.
2.2.
Partijen zijn op 15 augustus 2014 in [plaats huwelijk] met elkaar gehuwd.
2.3.
De vrouw heeft een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij de rechtbank. De echtscheidingsprocedure is bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/18/239930 / FA RK 24-6101.
2.4.
De echtelijke woning betreft een huurwoning aan de [adres] .

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om voor de duur van de procedure bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de daarbij behorende inboedel, staande en gelegen te [adres] , met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet meer mag betreden waarbij de vrouw voorts gemachtigd wordt deze beschikking ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
II. te bepalen dat de man als voorlopige bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 706,- bruto per maand aan de vrouw voldoet met ingang van de datum van het verzoekschrift, dan wel een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht.
3.2.
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. Hij verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vrouw af te wijzen. Daarnaast verzoekt de man bij wijze van zelfstandig tegenverzoek, voor de duur van de echtscheidingsprocedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de daarbij behorende inboedel, staande en gelegen aan de [adres] , met bevel dat de vrouw de woning dient te verlaten en deze verder niet meer mag betreden waarbij de man voorts gemachtigd wordt deze beschikking ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Kosten rechtens.

4.De beoordeling

Waar gaat het om in deze zaak?
4.1.
Tussen partijen is in geschil wie voorlopig in de woning mag wonen en de daartoe behorende inboedel mag gebruiken. Daarnaast is in geschil in hoeverre de man voorlopig een bijdrage dient te leveren in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is gericht op het verkrijgen van een ordemaatregel in een situatie waarin een beslissing in de hoofdzaak (de echtscheidingsprocedure) niet kan worden afgewacht. De rechtbank zal daarom volstaan met een korte motivering.
Ten aanzien van het gebruik van de echtelijke woning
Wat staat er in de wet?
4.3.
Op grond van artikel 822, eerste lid onder a, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter bij beschikking voor de duur van de echtscheidingsprocedure bepalen dat één van de echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met bevel dat de andere echtgenoot die woning moet verlaten en deze verder niet mag betreden.
Wat wil de vrouw dat de rechtbank beslist?
4.4.
De vrouw wil dat de rechtbank beslist dat zij met uitsluiting gebruik mag maken van de echtelijke huurwoning. De vrouw stelt dat de huidige situatie, waarin partijen samen in de echtelijke woning verblijven, onhoudbaar is geworden. De vrouw stelt verder dat zij een groter belang heeft bij het voortgezet gebruik van de echtelijke woning dan de man. Volgens de vrouw heeft de man een nieuwe partner in [plaats] bij wie hij kan verblijven. Daarnaast lijken de mogelijkheden van de man om andere woonruimte te vinden groter dan die van de vrouw, nu de man is ingeschreven als woningzoekende. De vrouw staat niet ingeschreven.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat de man momenteel het merendeel van de tijd elders verblijft. Naast een partner heeft de man ook twee vrienden waar hij zou kunnen verblijven. De vrouw kan niet bij haar kinderen verblijven. Haar zoon zit zelf in een scheidingssituatie en verblijft momenteel bij zijn vader. De dochter van de vrouw heeft haar eigen gezin met de nodige moeilijkheden. Verder heeft de vrouw geen familie of vrienden bij wie zij zou kunnen verblijven.
Wat wil de man dat de rechtbank beslist?
4.6.
De man wil in de echtelijke woning blijven wonen. Hij stelt dat hij een zwakke gezondheid heeft. Hij heeft diverse medische aandoeningen en verkeert in een slechte fysieke toestand. Een verhuizing zou voor hem zeer belastend zijn. Daar komt bij dat de man geen familie of vrienden heeft waar hij tijdelijk onderdak kan krijgen. Als de man de woning moet verlaten, wordt hij dakloos, wat grote gevolgen voor zijn gezondheid zal hebben. De man stelt dat de vrouw wel mogelijkheden heeft om elders te verblijven. Zij heeft een zoon en een dochter die beiden in Grootegast wonen.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man betwist dat hij een partner heeft bij wie hij zou kunnen verblijven. De man zou graag zien dat de vrouw zich ook inschrijft voor een andere huurwoning en dat partijen samen in de echtelijke woning blijven wonen totdat één van hen andere woonruimte heeft gevonden.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.8.
De rechtbank constateert dat de huidige situatie waarin partijen samen in de echtelijke woning verblijven, onhoudbaar is geworden. Daarom is de rechtbank van oordeel dat een ordemaatregel gepast en geboden is.
4.9.
De rechtbank weegt vervolgens de belangen van partijen af om te bepalen wie van hen het recht moet krijgen om de woning met uitsluiting van de ander te gebruiken. Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
4.10.
De rechtbank kent geen doorslaggevend belang toe aan het feit dat de man in het verleden op medisch gebied het nodige voor de kiezen heeft gehad. De man heeft slechts een kort bericht van de huisarts overgelegd waaruit blijkt van (een deel van) zijn medische geschiedenis. Het meest recente feit dat hierop staat is vijf jaar geleden. Het door de man genoemde hartinfarct is 23 jaar gelden. Dat het leven van de man, zoals hij zelf stelt, in gevaar zou zijn op het moment dat hij de woning moet verlaten, is de rechtbank niet gebleken. Indien de situatie van de man zodanig ernstig zou zijn, had het op de weg van de man gelegen om een verklaring van zijn behandelend arts te overleggen waaruit dit blijkt.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat het belang dat partijen hebben bij een verblijf in de echtelijke woning, voor hen beiden even groot is. Beide partijen hebben beperkte mogelijkheden om elders te verblijven. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen van partijen een doorslaggevend belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning, zal de rechtbank ook niet bepalen dat het uitsluitend gebruik aan één van hen toekomt. Het is een gezamenlijk probleem van partijen dat de huidige situatie onhoudbaar is en het is ook een gezamenlijk probleem dat het geen van beiden is gelukt andere woonruimte te vinden. De rechtbank vindt daarom dat partijen ook samen een rol moeten spelen in de oplossing van het probleem. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat partijen om en om in de echtelijke woning kunnen verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke regeling het meeste recht aan de gelijkwaardige positie van partijen.
4.12.
De rechtbank zal een regeling vaststellen waarbij in de ene week het uitsluitend gebruik van de woning toekomt aan de vrouw en in de andere week het uitsluitend gebruik van de woning toekomt aan de man. Om partijen enige tijd te geven om het een en ander te regelen voor een verblijf elders voor de week waarin zij niet in de woning verblijven, zal de rechtbank bepalen dat de regeling met ingang van zaterdag 21 december 2024 zal ingaan. De regeling zal luiden als volgt:
- de vrouw zal van zaterdag 21 december 2024 om 12.00 uur (in de oneven week) tot zaterdag 12.00 uur in de daaropvolgende (even) week bij uitsluiting gerechtigd zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de zich daarin bevindende in boedel, en
- de man zal van zaterdagochtend 28 december 2024 om 12.00 uur (in de even week) tot zaterdag 12.00 uur in de daaropvolgende (oneven) week bij uitsluiting gerechtigd zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de zich daarin bevindende inboedel.
Ten aanzien van de voorlopige partneralimentatie
Wat staat er in de wet?
4.13.
Op grond van artikel 822, eerste lid onder e, Rv kan de rechter bij beschikking voor de duur van het geding, het bedrag bepalen dat de ene echtgenoot moet betalen voor het levensonderhoud van de andere echtgenoot.
Wat wil de vrouw dat de rechtbank beslist?
4.14.
De vrouw heeft geen eigen inkomen en heeft daarom behoefte aan een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud. De man heeft een Wajong-uitkering, waar partijen ten tijde van het huwelijk samen van leefden. De vrouw schat het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man op € 2.366,- per maand. De behoefte van de vrouw bedraagt 60% van dit NBI, wat neerkomt op € 1.420,- netto per maand. De vrouw stelt dat de man in staat kan worden geacht een bedrag van € 706,- bruto per maand aan partneralimentatie te betalen.
Wat wil de man dat de rechtbank beslist?
4.15.
De man wil dat het verzoek van de vrouw wordt afgewezen. De man betwist de door de vrouw gestelde behoefte. De behoefte van de vrouw bedraagt, conform de Hof-norm, € 1.068,- netto per maand. Daarnaast betwist de man de behoeftigheid van de vrouw. Zij moet in staat worden geacht om een betaalde dienstbetrekking te kunnen vinden en daarmee in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Verder stelt de man dat hij geen draagkracht heeft. Hij heeft een Wajong-uitkering van € 1.600,37 bruto per maand en daarmee heeft de man geen ruimte om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.16.
Partijen hebben in afwachting van de bodemprocedure behoefte aan een ordemaatregel. Deze maatregel is een ordemaatregel tot er in de echtscheidingsprocedure een definitieve beslissing over de partneralimentatie is genomen. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de alimentatie tot uitgangspunt de aanbevelingen zoals die zijn neergelegd in het rapport van de Expertgroep Alimentatie en zijn gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De huwelijksgerelateerde behoefte
4.17.
Bij de berekening van de partneralimentatie stelt de rechtbank eerst het bedrag vast dat de vrouw nodig heeft om de kosten van haar levensonderhoud te kunnen betalen. Dat wordt de ‘behoefte’ genoemd. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij kan instemmen met de door de man brekende behoefte van € 1.068,- netto per maand. De rechtbank stelt de behoefte van de vrouw daarom vast op dit bedrag.
De draagkracht
4.18.
De man heeft een berekening overgelegd waaruit blijkt dat hij geen draagkracht heeft. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat wanneer de maandelijkse toeslag van de man inderdaad wegvalt, hij in dat geval geen draagkracht heeft.
4.19.
De door de man overgelegde draagkrachtberekening komt de rechtbank niet onjuist voor. Uit deze berekening volgt dat de man niet beschikt over enige draagkracht. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afwijzen.
Ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad
4.20.
Partijen hebben verzocht om de beslissing voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Artikel 824 Rv bepaalt dat tegen een op grond van artikel 822 Rv gegeven beschikking geen hogere voorziening open staat (behoudens cassatie in het belang der wet). Hieruit volgt dat een uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een voorlopige voorziening niet nodig is. De voorzieningenrechter zal dit verzoek daarom afwijzen.
4.21.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing wordt genomen.

5.De beslissing

De rechtbank bepaalt dat bij wege van voorlopige voorzieningen, voor de duur van de tussen partijen te voeren echtscheidingsprocedure:
5.1.
bepaalt dat met ingang van 21 december 2024:
- de vrouw van zaterdag 12.00 uur in de oneven week tot zaterdag 12.00 uur in de daaropvolgende even week bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de zich daarin bevindende inboedel, met bevel aan de man deze alsdan te verlaten,
en
- de man van zaterdag 12.00 uur in de even week tot zaterdag 12.00 uur in de daaropvolgende oneven week bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke huurwoning en de zich daarin bevindende inboedel, met bevel aan de vrouw deze alsdan te verlaten;
5.2.
wijst af wat anders of meer is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. Claus, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.
-
fn: BV