ECLI:NL:RBNNE:2024:4798

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
18-156119-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2007. De verdachte, een 34-jarige man, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 november 2022 tot en met 17 december 2022 ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. G.R. Stoeten.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, waarbij het slachtoffer gedetailleerd beschreef dat zij meermalen seksuele handelingen met de verdachte had verricht. De verdachte had aanvankelijk ontkend, maar zijn eigen verklaringen gaven aanleiding tot twijfels over zijn geloofwaardigheid. De rechtbank heeft ook DNA-onderzoek in overweging genomen, dat bevestigde dat er een biologisch spoor van de verdachte was aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, die zich in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 5.000 euro toegewezen aan het slachtoffer, die op een speciale spaarrekening met een BEM-clausule zal worden gestort, ter bescherming van de belangen van de minderjarige.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/156119-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2024. Verdachte is niet verschenen. Als niet-gemachtigde raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. De rechtbank heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot en met 17 december 2022 te [adres] , gemeente Smallingerland, althans in Nederland met een persoon genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meermalen, althans eenmaal een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen en/of stoten, althans binnendringen met zijn piemel in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] en/of daarbij klaarkomen in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] , althans meermalen, althans eenmaal geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij één keer seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij haar leeftijd niet wist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 maart 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Dienst Regionale Recherche, Eenheid Noord-Nederland, Team Zeden, met proces-verbaalnummer 2022335248 en onderzoeksnummer NNRBC23046 d.d. 6 juni 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 8 maart 2023 verhoorden wij, in persoon, de getuige:
Voornamen: [slachtoffer] Achternaam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] 2007
A: Vanaf november 2022 kregen [verdachte] en ik officieel een relatie met elkaar en hadden wij seks.
V: Hoe vaak hebben jullie seks met elkaar gehad?
A: Ik denk 6 tot 10 keer. Altijd in zijn woning in [adres] . V: Wanneer was de laatste keer seks met [verdachte] ?
A: Toen ik op het politiebureau kwam, op 17 december 2022. V: Waar bestond jullie seks uit?
A: Vaginaal, anaal en ik heb hem gepijpt. A: Hij wist dat ik 15 jaar oud was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2023, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Op een dag kwam [slachtoffer] de nacht doorbrengen bij mij. A: Haar ouders brachten [slachtoffer] meerdere keren bij mij.
V: Heb je seks met [slachtoffer] gehad? A: Ja een keer of zo.
V: Wanneer heb jij seks gehad met [slachtoffer] ? A: Lang geleden, misschien in november 2022.
V: Wat hebben jullie gedaan?
A: We hebben geneukt op de bank. V: Wat is seks?
A: Ze zat op mij ik kwam klaar en dat was het.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Biologisch spoorSIN: ZAAE2019NL
Wijze veiligstellen: Zedenkit
Datum veiligstellen: 18 december 2022
4. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, zaaknummer TMFI2023.1593,
d.d. 26 mei 2023, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ontvangen sporenmateriaal
ZAAE2019NL Zedenkit slachtoffer [slachtoffer]
Interpretatie DNA-resultaten
De verkregen DNA-profielen zijn vergeleken met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] WAAR5684NL.
Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van
celmateriaal
Diep vaginaal
ZAAE2019NL#04SF
DNA-mengprofiel afkomstig
van celmateriaal van
Verdachte [verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
spermafractie
minimaal twee donoren, van wie zeker één man*. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA- hoofdprofiel is kleiner dan
één op één miljard.
Speculum ZAAE2019NL#05FOC
spermafractie
Onvolledig DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één
miljard.
Verdachte [verdachte]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij één keer seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij niet wist dat zij vijftien jaar was. Ten aanzien van de leeftijd merkt de rechtbank allereerst op dat de leeftijd van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel betreft, zodat niet relevant is of verdachte hiervan al dan niet op de hoogte was. Daarbij komt dat [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte wel degelijk wist dat zij vijftien jaar oud was, omdat hij haar paspoort heeft ingezien. Op grond van de eigen verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat er in ieder geval één keer seks heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft echter verklaard dat zij op 15-jarige leeftijd meermalen seks met verdachte heeft gehad. Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte hierover, dient de rechtbank te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] hieromtrent betrouwbaar is en bovendien voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Immers is, gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 Sv, een tweede bewijsmiddel vereist (het zogenoemde bewijsminimum). De bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging kan wel op de enkele verklaring van één getuige, zoals [slachtoffer] , berusten.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en daarmee bruikbaar als bewijsmiddel. Zij heeft consistent, authentiek en gedetailleerd verklaard, waarbij verdachte haar verhaal ook op onderdelen heeft bevestigd. Dit staat tegenover de wisselende verklaringen van verdachte die eerst heeft ontkend dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer] dan ook als uitgangspunt nemen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het DNA-onderzoek (bewijsmiddel 3) en de verklaring van verdachte zelf (bewijsmiddel 2) voldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer] , zodat voldaan is aan het bewijsminimum. In de verklaring van verdachte vindt de rechtbank in het bijzonder redengevend dat verdachte heeft verklaard dat de ouders van [slachtoffer] haar meerdere keren bij verdachte hebben gebracht en dat [slachtoffer] net voor de kerst van 2022 bij verdachte geslapen heeft.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde zoals hieronder opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 november 2022 tot en met 17 december 2022 te [adres] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meermalen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten binnendringen met zijn piemel in de vagina en anus van die [slachtoffer] en daarbij klaarkomen in de vagina van [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een aantal weken schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn destijds 15-jarige vriendin.
Verdachte zelf was ten tijde van de bewezenverklaarde periode een 34-jarige man. Het slachtoffer verkeerde vanwege haar leeftijd en problematiek in een kwetsbare en afhankelijke positie ten opzichte van verdachte. De ontucht vond plaats in de woning van verdachte, alwaar verdachte het slachtoffer drugs gaf.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil voortvloeiende overwicht, ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jonge slachtoffer. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer. Slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de gevolgen van hetgeen hen is aangedaan, wat ook is gebleken uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op het ingediende verzoek tot schadevergoeding.
Hieruit volgt dat het slachtoffer tot op de dag van vandaag te kampen heeft met de gevolgen van het seksueel misbruik. Extra kwalijk hierbij is dat verdachte wist dat het slachtoffer eerder soortgelijk seksueel misbruik heeft meegemaakt. Bovendien was verdachte op de hoogte van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, nu zij immers vanwege haar psychische problematiek op een gesloten jeugdhulp-afdeling woont. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Over verdachte kon geen psychologische rapportage worden opgesteld, nu verdachte drie keer geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van de Reclassering Nederland.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, niet met een andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het taakstrafverbod genoemd in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen in vergelijkbare zaken is opgelegd. De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met de jonge leeftijd van het slachtoffer, en de vertrouwensrelatie tussen het slachtoffer en verdachte. Uit zijn afwezigheid op de zitting, evenals zijn keuze om geen gehoor te geven aan de oproepen van de reclassering, blijkt dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 december 2022.
De rechtbank zal bepalen dat de aan [slachtoffer] te betalen immateriële schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van haar te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en de wettelijke vertegenwoordiger kunnen daarom slechts met toestemming van de kantonrechter hierover beschikken tot zij 18 jaar is.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de te betalen immateriële schadevergoeding van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer] te openen spaarrekening met een BEM-clausule.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2024.
Mr. M. Brinksma en mr. C.A.J. Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.