ECLI:NL:RBNNE:2024:4777

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
18-308435-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade tijdens verkiezingsbijeenkomst

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige jongen die op 20 november 2023 tijdens een verkiezingsbijeenkomst in [woonplaats] de partijleider [slachtoffer] met een bierflesje tegen zijn hoofd heeft geslagen. De rechtbank heeft de jongen veroordeeld voor poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De verdachte kreeg een jeugddetentie van 109 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, aangezien hij voorafgaand aan de bijeenkomst het plan had om de orde te verstoren en geweld te gebruiken tegen [slachtoffer]. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door het slaan met een bierflesje. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte en zijn psychologische toestand, maar vond dat de ernst van het feit een substantiële straf vereiste. De rechtbank benadrukte het belang van veiligheid voor politici in een democratische rechtsstaat en dat geweld tegen hen niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.308435.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2023 te [woonplaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (die [slachtoffer] ) (- zakelijk weergegeven -) (met) een (bier)fles, althans een hard voorwerp, een of meerdere malen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2023 te [woonplaats] , met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht met een (bier)fles, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrij dient te worden gesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd, nu hij geen opzet heeft gehad ook niet in voorwaardelijke vorm op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de geweldshandelingen zoals verricht door verdachte, te weten het meermalen (zonder forse kracht) slaan met een leeg bierflesje op het hoofd van het slachtoffer, vanaf korte afstand, geen aanmerkelijke kans opleveren dat iemand ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt. Indien de rechtbank hier anders over denkt en wel tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling komt, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte in dat geval partieel vrij dient te worden gesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de voorbedachten
rade omdat er van een vooropgezet plan om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen geenszins sprake was. Verdachte heeft voorafgaand aan het ten laste gelegde hoogstens een vooropgezet plan gehad om het slachtoffer te mishandelen (door hem een klap te geven).
Ten aanzien van de vraag of hetgeen verdachte subsidiair ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 22 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 20 november 2023 naar [Cafe] in [woonplaats] gegaan om daar de verkiezingsbijeenkomst van de politieke partij [naam] bij te wonen. Om deze bijeenkomst bij te wonen, moest je je online registeren. Dit heb ik gedaan. Ik kreeg vervolgens een QR-code toegestuurd, waarmee ik toegang zou krijgen tot [Cafe] die dag. Ik wist dat [slachtoffer] aanwezig zou zijn bij de verkiezingsbijeenkomst. Ik ben het niet eens met zijn opvattingen en ik vind [naam] een hele slechte partij. Ik ging naar de bijeenkomst toe omdat ik de orde wilde verstoren, bijvoorbeeld door [slachtoffer] te slaan. Ik heb dit vooraf ook kenbaar gemaakt bij onder andere mijn tweelingbroer [naam] en aan een persoon op internet met de username
“ [naam] ”. Aan laatstgenoemde heb ik vooraf gevraagd of ik zijn endorsement had om [slachtoffer] tijdens de bijeenkomst te slaan. “ [naam] ” raadde mij af om geweld tegen [slachtoffer] te gebruiken. Ook [naam] , die met mij mee was naar [Cafe] , heeft mij gezegd dat ik [slachtoffer] beter niet kon slaan.
Tijdens de bijeenkomst werd er gratis bier uitgedeeld namens [naam] . Ik kreeg ook een biertje en toen ik op enig moment naast [slachtoffer] kwam te staan, nadat ik hem had gevraagd om een selfie te maken samen, heb ik meermaals naar hem uitgehaald met het bierflesje. Ik had toen al meerdere keren tegen [naam] gezegd dat ik [slachtoffer] ging slaan. Ik heb hem daarbij twee keer met het bierflesje op zijn hoofd geraakt. [slachtoffer] is een fascistische leider en dat is gevaarlijk, daar moeten maatregelen tegen worden genomen. Door hem te slaan wilde ik hem een teken geven dat hij moet stoppen met o.a. het verspreiden van homohaat.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2023, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2923311233 d.d. 5 juni 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik was vanavond, maandagavond 20 november 2023, in [Cafe] te [woonplaats] . We hadden hier een bijeenkomst, hier werd wat gedronken en gepraat over politiek. Een aantal mensen wilden, toen de bijeenkomst was afgelopen en terwijl ik onderweg was naar de uitgang, een selfie met mij maken. Toen ik bezig was met het maken van een selfie voelde ik plots twee harde klappen op mijn hoofd, snel daarna werd ik weggehaald door de beveiliging en in de auto gezet. Wij zijn hierna direct naar het [ziekenhuis] gereden. De ene klap kreeg ik links op mijn hoofd, vlak boven mijn oog, tussen mijn oog en mijn slaap. De tweede klap kwam precies achter op mijn hoofd. Ik voelde direct pijn op mijn hoofd. Later heb ik op mijn telefoon gezien dat er met een fles geslagen is. Er circuleerden al filmpjes op [naam] .
In het [ziekenhuis] is een traumachirurg geweest, hij heeft mijn wond schoongemaakt en geplakt. Ik heb een soort schaafwond op mijn hoofd. Of ik een hersenschudding heb, moet komende nacht en morgen blijken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de verbalisant:
Ik, verbalisant, bekeek de camerabeelden van [Cafe] van 20 november 2023. Ik zag dat [slachtoffer] op
de foto ging met een persoon. Ik zag dat deze persoon een zogeheten selfie maakte. Ik zag dat de jongen die een selfie maakte met zijn rechterhand een voorwerp vasthield en deze met kracht, met een slaande beweging, richting het hoofd van [slachtoffer] bewoog. Ik zag dat de betreffende persoon het groene voorwerp bovenhands vasthield en hiermee over zijn linkerschouder bewoog, en vervolgens met kracht richting het hoofd van [slachtoffer] bewoog. Ik zag dat de jongen een slaande beweging maakte in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat het groene voorwerp tegen de linkerzijde van het voorhoofd van [slachtoffer] aan kwam. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer] wegdook en middels zijn armen zijn hoofd beschermde. Ik zag op de camerabeelden dat de betreffende arm in totaal nog tweemaal in de richting van [slachtoffer] , met kracht, een slaande beweging maakte richting het hoofd, dan wel achterhoofd van [slachtoffer] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
(Voorwaardelijk) opzet op de poging tot zware mishandeling
Vast staat dat verdachte het slachtoffer meermalen met een bierflesje tegen zijn hoofd heeft geslagen. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat dit met kracht is geweest.
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze door verdachte verrichte geweldshandelingen kunnen worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank stelt voorop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
De rechtbank dient vervolgens na te gaan of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op zware mishandeling is vereist dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van de klappen tegen zijn hoofd met het bierflesje zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt hiertoe als volgt.
Naar algemene ervaringsregels brengt het met een glazen bierflesje slaan tegen het hoofd, verricht op de krachtige (interpretatie camerabeelden door de politie) wijze zoals verdachte dat heeft gedaan, een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt, bijvoorbeeld blijvend letsel in de vorm van zichtbare littekens of permanent verminderd zicht. Door het met kracht slaan met een glazen bierflesje, zowel vol als reeds leeg, bestaat immers de mogelijkheid dat het glas knapt in het gezicht of op de slaap van het slachtoffer, met alle gevolgen van dien. Op de bij de aangifte van het slachtoffer gevoegde foto van zijn letsel is ook te zien dat hij gewond is geraakt vlakbij zijn oog, rond zijn slaap. Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft iedereen, dus ook verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Dat het slachtoffer in dit geval niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, doet geen afbreuk aan de aanmerkelijkheid van die kans.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voornoemde aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Het met kracht slaan met een glazen bierflesje tegen iemands hoofd moet immers naar zijn uiterlijke
verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard en het opzet van verdachte is dan ook in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
Dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voorbedachten rade
Vervolgens dient de rechtbank nog de vraag te beantwoorden of verdachte dit met voorbedachten rade heeft gedaan.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de voorbedachte raad moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat hier om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij (contra-)indicaties in ogenschouw moeten worden genomen.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen staat vast dat verdachte voorafgaand aan de verkiezingsbijeenkomst in [Cafe] op 20 november 2023, waarbij [slachtoffer] aanwezig zou zijn, het plan had opgevat om daar naartoe te gaan met het doel de orde te verstoren bijvoorbeeld door [slachtoffer] te slaan. Ook tijdens de bijeenkomst wilde verdachte nog altijd geweld tegen [slachtoffer] gebruiken en om dit te kunnen realiseren heeft hij ervoor gezorgd dat hij dichtbij [slachtoffer] is komen te staan. Toen hij naast [slachtoffer] stond, en een bierflesje uitgedeeld had gekregen, heeft hij zijn voornemen om [slachtoffer] te slaan ook nogmaals geuit bij zijn tweelingbroer [naam] . Vervolgens heeft verdachte aan [slachtoffer] gevraagd om een selfie te maken samen, waardoor zij tegen elkaar aan kwamen te staan en toen heeft hij meermalen met kracht uitgehaald met het, inmiddels lege, bierflesje tegen het hoofd van [slachtoffer] .
Naar het oordeel van de rechtbank kreeg het plan van verdachte om geweld tegen [slachtoffer] te gebruiken tijdens de bijeenkomst meer vorm, in die zin dat verdachte nadat hij vlakbij [slachtoffer] was komen te staan en een bierflesje uitgedeeld had gekregen nu het voornemen had om dit geweld uit te oefenen door met het bierflesje uit te halen in plaats van enkel en alleen een “droge klap” uit te delen aan [slachtoffer] .
Verdachte heeft op meerdere momenten tijdens de uitvoering van dit plan kunnen nadenken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en hij heeft zich daarvan rekenschap kunnen geven. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte zou hebben gehandeld of van andere contra-indicaties voor voorbedachte raad, is niet gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigen kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2023 te [woonplaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] - zakelijk weergegeven - met een bierfles, meerdere malen en met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair. poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 138 dagen (met aftrek van voorarrest), waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) in de door haar omtrent verdachte opgemaakte rapportage d.d. 13 november 2024. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke werkstraf, met een proeftijd van één jaar en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad in de door haar omtrent verdachte opgemaakte rapportage.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 20 november 2023 vond er een verkiezingsbijeenkomst van politieke partij [naam] plaats in [Cafe] in [woonplaats] , waarbij ook partijleider [slachtoffer] aanwezig was. Verdachte heeft zich tijdens die verkiezingsbijeenkomst schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, door [slachtoffer] meermalen met kracht met een bierflesje tegen zijn hoofd te slaan. Verdachte, die het hartgrondig oneens is met de standpunten van [slachtoffer] en hem omschrijft als een “fascistische leider”, had reeds voorafgaand aan de verkiezingsbijeenkomst in [Cafe] het plan opgevat om daar naartoe te gaan om de orde te verstoren. Verdachte wilde [slachtoffer] duidelijk maken dat hij moest stoppen met het uitdragen van zijn (politieke) ideologieën.
Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem niet alleen letsel, maar ook een ontzettend nare en beangstigende ervaring bezorgd. Dat het lichamelijke letsel dat het slachtoffer ten gevolge van het door verdachte gebezigde geweld heeft opgelopen relatief beperkt is gebleken, is niet aan verdachte te danken en het slachtoffer heeft op dit punt simpelweg geluk gehad.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer heeft gepoogd zwaar te mishandelen naar aanleiding van diens (politieke) standpunten. In een democratische rechtsstaat is het van bijzonder belang dat politici ongeacht hun politieke achtergrond hun werk, dat per definitie in de openbaarheid ten behoeve van de maatschappij plaatsvindt, zonder angst voor beperkingen in hun veiligheid kunnen verrichten. Dat verdachte hier geen oog voor heeft gehad, neemt de rechtbank hem kwalijk. Bovendien brengt het openlijke karakter van het bewezen verklaarde feit het risico met zich dat anderen worden geïnspireerd tot geweldpleging jegens politici en voorts worden daardoor de heersende gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving versterkt.
Het voorgaande maakt dat strafbare feiten als deze, zoals begaan door verdachte, vanuit het oogpunt van generale preventie (het voorkomen dat anderen dergelijke feiten plegen) naar het oordeel van de rechtbank hard moeten worden aangepakt. De oplegging van een substantiële straf aan verdachte is wat dat betreft dan ook zonder meer aangewezen.
Bij de beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaak precies moet worden afgedaan, heeft de rechtbank echter ook gekeken naar de persoon van verdachte en hetgeen de deskundigen hieromtrent adviseren. Temeer omdat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde nog maar vijftien jaar oud was en aldus berecht zal worden volgens het jeugdstrafrecht, dat een pedagogische aanpak voorop stelt.
In dat kader heeft de rechtbank allereerst kennisgenomen van de rapportage Pro Justitia
d.d. 8 juni 2024, opgemaakt door drs. [naam] (klinisch psycholoog) en [naam] (forensisch milieuonderzoeker). De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en aan ADHD, met kenmerken van hoogbegaafdheid. Voornoemde stoornissen waren eveneens aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte op dat moment. De psycholoog adviseert de rechtbank dan ook om het ten laste gelegde, bij een bewezenverklaring, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de psycholoog omtrent de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt die tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De psycholoog schat de kans op recidive zonder interventies in als laag. Een passende interventie ter voorkoming van (die lage kans op) recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte zou volgens de psycholoog zijn dat verdachte leert debatteren. Het is de verwachting van de psycholoog dat dit verdachte in staat zal stellen om zaken vanuit meerdere perspectieven te zien en dat dit zijn stelligheid aangaande bepaalde zaken vervolgens ook enigszins zal nuanceren. Eén en ander zou volgens de psycholoog gerealiseerd kunnen worden door dit als bijzondere voorwaarde te verbinden aan een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, met toezicht op de naleving daarvan door de jeugdreclassering.
Ook Jeugdbescherming Noord, de reclasseringsinstantie die verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis inmiddels al een jaar begeleidt, heeft over hem gerapporteerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van dit rapport d.d. 13 november 2024, waarin de reclassering aangeeft dat het in het afgelopen jaar bijzonder goed is gegaan met verdachte. Zowel op school, als thuis, als buitenshuis verloopt alles goed en binnen het schorsingskader is verdachte goed in de samenwerking geweest. De jeugdreclassering schat de kans op recidive dan ook in als laag. Dit maakt dat de jeugdreclassering in de oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf aan verdachte zowel vanuit pedagogisch oogpunt als vanuit het trachten te verkleinen van enig recidivegevaar, geen meerwaarde ziet. Wel ziet zij er meerwaarde in om in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel nog enige tijd bij verdachte betrokken te blijven, waarbij zij een proeftijd van één jaar afdoende acht.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het door de Raad omtrent verdachte opgemaakte rapport
d.d. 13 november 2024, waarin zij aangeeft dat zij de bevindingen van de Pro Justitia-rapporteurs en de jeugdreclassering daar waar het gaat over de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt en het lage recidiverisico onderschrijft.
Ook de Raad acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats. Anders dan de Pro Justitia-rapporteurs adviseert zij de rechtbank echter om dit niet te doen in de vorm van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, maar in de vorm van een deels voorwaardelijke werkstraf omdat zij denkt dat dit verdachte voldoende zal motiveren om de juiste keuzes te blijven maken en om zich aan de voorwaarden te blijven houden. Voor het opleggen van verplichte “debateerles” ziet de Raad geen aanleiding, nu verdachte hier zelf niet gemotiveerd voor is, er sprake is van een laag recidiverisico en het bovendien geen wetenschappelijk onderbouwde interventie is. De Raad adviseert de rechtbank derhalve om verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie die in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en daarnaast tot een deels voorwaardelijke werkstraf, met een proeftijd van één jaar, en met daaraan gekoppeld de in haar rapportage geformuleerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft de bevindingen van de deskundigen, in die zin dat ook zij constateert dat verdachte een slimme jongen is met wie het momenteel goed gaat en die al een jaar lang zonder problemen in een schorsing met voorwaarden loopt. Dat verdachte vanaf het begin eerlijk is geweest over hetgeen hij heeft gedaan en daarmee verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad, vindt de rechtbank eveneens positief. Daarnaast hecht de rechtbank er waarde aan op te merken dat zij niet blind is voor de grote impact die de onderhavige zaak heeft gehad op verdachte en zijn familie (in de vorm van bijvoorbeeld enorme mediabelangstelling en bedreigingen).
Toch zal de rechtbank verdachte een hogere straf opleggen dan geadviseerd is door de deskundigen. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van 109 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. Dit betekent dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en verdachte dus niet opnieuw naar de (jeugd-)gevangenis hoeft zolang hij zich tijdens de proeftijd aan de op te leggen bijzondere voorwaarden houdt. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank namelijk de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en een proeftijd van twéé jaren koppelen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte onbetaald moet werken als straf. Daarom zal de rechtbank verdachte ook een werkstraf opleggen voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
Met deze (hogere) straf beoogt de rechtbank aan verdachte, maar ook aan anderen in de samenleving, het signaal af te geven dat (politiek) geweld in onze democratie geen plaats heeft, niet wordt getolereerd en strafrechtelijke consequenties heeft.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 109 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij [instelling] , locatie [woonplaats] , en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde onderwijs volgt of een andere dagbesteding heeft;
dat de veroordeelde meewerkt aan (hulpverlenings-)trajecten, indien dit door de jeugdreclassering geïndiceerd wordt geacht;
Geeft aan [instelling] , locatie [woonplaats] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J. Faber en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2024.
Mr. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.