In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door verweerder, het Ministerie van Financiën. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 7 november 2022, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard op basis van de stelling dat het bezwaar te laat was ingediend. Eiser betwistte deze stelling en voerde aan dat hij het besluit pas kort voor het indienen van het bezwaarschrift op 26 januari 2023 had ontvangen. De rechtbank heeft op 21 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op 7 november 2022 daadwerkelijk is verzonden. De rechtbank stelt dat een schermafdruk uit het zaakvolgsysteem onvoldoende bewijs biedt voor de verzending van het besluit. De rechtbank concludeert dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het besluit op 7 november 2022 bekend is gemaakt en dat de termijn voor het indienen van bezwaar is begonnen. Hierdoor is het beroep van eiser gegrond verklaard en wordt het bestreden besluit vernietigd. Verweerder moet het bezwaar van eiser alsnog inhoudelijk beoordelen en is verplicht om het griffierecht en proceskosten aan eiser te vergoeden.