ECLI:NL:RBNNE:2024:4727

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
84-174722-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk medeplegen van overtredingen van de Wet dieren met betrekking tot het vervoer van runderen

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk medeplegen van overtredingen van de Wet dieren. De zaak betreft meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 19 juli 2021 en 2 augustus 2021, waarbij de verdachte runderen heeft vervoerd die niet geschikt waren voor transport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als veehandelaar, verantwoordelijk was voor de omstandigheden waaronder de dieren werden vervoerd. Tijdens een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op 18 augustus 2021 bleek dat de runderen in een slechte conditie verkeerden en dat de verdachte niet tijdig aangifte had gedaan van een kadaver. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 2.500, waarvan € 1.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 500 voor een andere overtreding. De verdachte werd vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij zelf een feitelijke handeling had verricht die gericht was op het in of op de bodem brengen van meststoffen. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet als feitelijk pleger kon worden aangemerkt, maar wel als opdrachtgever verantwoordelijk was voor de handelingen van anderen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 84.174722.22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 84.020052.22
Vonnis van de meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 november 2024. Verdachte is verschenen, niet bijgestaan door een advocaat. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.P. Senior.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 84.174722.22, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode 19 juli 2021 tot en met 02 augustus 2021 te [plaats] (gemeente Opsterland) en/of [plaats] (gemeente Westerkwartier) en/of [plaats] (gemeente Midden-Drenthe), en/of [plaats] (gemeente Opsterland) en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 3 aanhef jo onder b) jo artikel 6 lid 3 van de Verordening (EG) Nr. 1/2005, zijnde een voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, hebbende hij, verdachte, dieren, te weten (een) rund(eren) vervoerd terwijl;
  • het rund/ de runderen niet op zodanige wijze werd(en) vervoerd zodat waarschijnlijk geen letsel of onnodig lijden werd berokkend en/of
  • het rund/ de runderen niet geschikt was/waren voor het voorgenomen transport en/of
  • de technische voorschriften van bijlage I, te weten hoofdstuk I, punt 2 aanhef en letter a van genoemde Verordening, met betrekking tot het vervoer van dieren werden nageleefd, aangezien;
  • op 19 juli 2021 het rund met levensnummer NL 7259 1626 8 gewond en/of zwak en/of ziek was en/of werd vervoerd terwijl dit rund niet in staat was om op eigen kracht pijnloos te staan en/of te bewegen, immers was het rund ernstig vermagerd en/of staken de ribben en ruggenwervels uit en/of had het rund ingevallen heupen en/of een opgetrokken buik en/of ingezonken ogen en/of had het rund moeite om balans te houden en/of had het rund (grote) doorligwonden, en/of
  • op 19 juli 2021 het rund met levensnummer NL 7638 7467 0 gewond en/of zwak en/of ziek was en/of werd vervoerd terwijl dit rund niet in staat was om op eigen kracht (pijnloos) te staan en/of te bewegen, immers had het rund een zichtbare verdikking aan de linker hak en/of (grote) doorligwonden en/of was het dier niet in staat zich zelfstandig te verplaatsen en/of op haar poten te staan, en/of
  • op 22 juli 2021 het rund met levensnummer NL 6910 1826 9, werd vervoerd terwijl het rund gewond en/of zwak en/of ziek was, immers had het dier extreme ingevallen heupen en/of extreme zichtbare en/of uitstekende ribben en/of andere skeletbeenderen en/of een ingetrokken/gekrompen buik en/of ingezonken ogen en/of ingevallen kauwspieren en/of waren de slijmvliezen (ogen/bek) bleek en/of had het dier een extreem bevuilde achterhand van diarree, en/of
  • op 2 augustus 2021 het rund met levensnummer NL 6195 1436 7 gewond en/of zwak was, werd vervoerd terwijl dit rund niet in staat was om op eigen kracht pijnloos te staan en/of te bewegen, immers had het rund een (ernstige) open wond die liep van zijn anus tot aan de tepel van het uier en/of waren de huid en/of spieren en/of slijmvliezen zwaar aangetast en/of beschadigd en/of stond het rund in spreidstand met zijn staart omhoog, hetgeen er op duidt dat het dier pijn heeft;
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2021, te [plaats] , gemeente Opsterland, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met voorschrift 3 lid 1 van de Verordening EG 2021/520, zijnde een aangewezen voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, door de informatie over verplaatsingen, geboorten en sterfgevallen, als bedoeld in de art. 112 onder d Verordening EU 2016/429, ter registratie aan de voor die soorten opgezette geautomatiseerde gegevensbestanden niet
voor het verstrijken van de maximumtermijn door te geven, immers heeft hij, verdachte, de bevoegde autoriteit niet binnen de termijn van drie werkdagen in kennis gesteld van de aanvoer en afvoer van één of meerdere (23) runderen;
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2021, te [plaats] , gemeente Opsterland, althans in Nederland, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten een kadaver van een rund er niet voor heeft zorggedragen dat het kadaver zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( [bedrijf] , immers werd op 18 augustus 2021 één kadaver aangetroffen die langere tijd en/of meerdere dagen, in ieder geval langer dan 24 uur, dood waren.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 1 juli 2021 tot en met 3 september 2021, te [plaats] , althans in de gemeente Dantumadiel, al dan niet opzettelijk, meststoffen op of in de bodem heeft gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder parketnummer 84.174722.22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder parketnummer 84.174722.22 ten laste gelegde heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Uit de getuigenverklaringen van [naam] , [naam] , [naam] en [naam] volgt dat de mestkelder onder de ligboxenstal - ten tijde van de verkoop aan verdachten - was gevuld met 1.200 kuub mest en dat deze mest daar niet meer lag op het moment dat medeverdachte [verdachte] het onroerend goed doorverkocht aan [naam] . Uit voornoemde getuigenverklaringen volgt naar het oordeel van de officier van justitie voorts dat verdachte wist dat de substantie in de mestkelder ook daadwerkelijk mest betrof en medeverdachte [verdachte] aan medeverdachte [medeverdachte] opdracht heeft gegeven deze mest op de nabij gelegen percelen uit te rijden. Uit de getuigenverklaringen van [naam] volgt naar het oordeel van de officier van justitie ook dat verdachte aan loonbedrijf [naam] opdracht heeft gegeven om vaste mest uit te rijden op de percelen aan de [adres] te [plaats] . Verdachte was op dat moment mede- eigenaar van het onroerend goed en de percelen op voornoemde locatie en de factuur van [naam] voor het uitrijden van mest is aan verdachte gericht. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de officier van justitie vast komen te staan dat verdachte ook in dit geval wist dat het om meststoffen ging en derhalve opzet heeft gehad op het op of in de bodem brengen daarvan. Omdat verdachte een natuurlijk persoon is, kon beschikken over de uitgereden mest en dit uitrijden ook heeft aanvaard is verdachte - gelet ook op het feit dat de handelingen op de percelen van verdachte hebben plaatsgevonden en verdachte daartoe opdracht heeft gegeven - naar het oordeel van de officier van justitie via de leer van het functioneel daderschap strafrechtelijk aansprakelijk voor voornoemd handelen.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij enkel bij de koop van het
onroerend goed en de percelen aan de [adres] te [plaats] aanwezig is geweest en niet in de mestkelder heeft gekeken noch bij het uitrijden van de inhoud van de mestkelder aanwezig is geweest. De verdachte heeft voorts betoogd dat de mest waarover [naam] heeft verklaard een ophoping van strooisel en kuil betrof en er destijds geen vaste mest over de percelen is uitgereden. Tot slot heeft de verdachte betoogd dat delen van de stal waren beschadigd, hemelwater daardoor de stal in kon stromen en de mestkelder als gevolg daarvan was gevuld met water en hout. De verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder parketnummer 84.174722.22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte zelf een feitelijke handeling heeft verricht die is gericht op het in of op de bodem brengen van meststoffen. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte aan [bedrijf] opdracht heeft gegeven meststoffen op de percelen gelegen aan of nabij de [adres] te [plaats] uit te rijden. Hiermee wordt vastgesteld dat verdachte geen feitelijk pleger is van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie houdt de verdachte wel als opdrachtgever en mede-eigenaar strafrechtelijk verantwoordelijk voor de handelingen die door derden, onder wie ook verdachte [medeverdachte] , die voor het zelfde feit wordt vervolgd, zijn verricht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van functioneel daderschap nu verdachte een natuurlijk persoon is, verdachte kon beschikken over de meststoffen en verdachte het handelen door voornoemde derden ook heeft aanvaard.
De rechtbank merkt op dat sprake kan zijn van functioneel daderschap wanneer degene die tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven of feitelijk leiding heeft gegeven en een ander derhalve een strafbaar feit heeft laten uitvoeren. Hoewel het delictsbestanddeel meststoffen op of in de bodem heeft gebracht, opgenomen in de op artikel 7 van de Meststoffenwet gebaseerde tenlastelegging, zich in beginsel leent voor die functionele uitleg van daderschap is zulks handelen echter niet als zodanig ten laste gelegd en in de tenlastelegging omschreven. Evenmin is ten laste gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen meststoffen op of in de bodem heeft gebracht. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat langs voornoemde redenering in het onderhavige geval niet tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegde kan worden gekomen en de rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 84.174722.22 ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 oktober 2021, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentie 167736/131989/6027146/2 d.d. 27 oktober 2021, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] .
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de als bijlagen gevoegde veterinaire verklaringen en veterinaire bevindingen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de runderen al langere tijd voor het transport in een dusdanig slechte conditie waren dat zij niet geschikt waren om te worden vervoerd. Desalniettemin heeft verdachte op 19 juli 2021, 22 juli 2021 en 2 augustus 2021 de runderen vervoerd of laten vervoeren. Gelet op het voorgaande kan het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Uit de fysieke controle die daarop volgend door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit verdachte is uitgevoerd blijkt voorts dat verdachte heeft nagelaten 23 runderen binnen de gestelde termijn van drie dagen aan te melden bij het Identificatie en Registratiesysteem en tevens heeft nagelaten binnen de daarvoor gestelde termijn een kadaver aan te melden bij [bedrijf] Gelet op het voorgaande kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Ten aanzien van het onder parketnummer 84.174722.22 ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 juli 2021 tot en met 2 augustus 2021 te [plaats] (gemeente Opsterland) en/of [plaats] (gemeente Westerkwartier) en/of [plaats] (gemeente Midden-Drenthe) en/of [plaats] (gemeente Opsterland) en/of [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 3, aanhef en onder b, juncto artikel 6, derde lid, van de Verordening (EG) Nr. 1/2005, zijnde een voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, hebbende hij, verdachte, dieren, te weten runderen vervoerd terwijl;
  • de runderen niet op zodanige wijze werden vervoerd zodat waarschijnlijk geen letsel of onnodig lijden werd berokkend en
  • de runderen niet geschikt waren voor het voorgenomen transport en
  • de technische voorschriften van bijlage I, te weten hoofdstuk I, punt 2 aanhef en letter a van genoemde Verordening, met betrekking tot het vervoer van dieren werden nageleefd, aangezien;
  • op 19 juli 2021 het rund met levensnummer NL 7259 1626 8 gewond en/of zwak en/of ziek was en/of werd vervoerd terwijl dit rund niet in staat was om op eigen kracht pijnloos te staan en/of te bewegen, immers was het rund ernstig vermagerd en staken de ribben en ruggenwervels uit en had het rund ingevallen heupen en een opgetrokken buik en ingezonken ogen en had het rund moeite om balans te houden en had het rund grote doorligwonden, en
  • op 19 juli 2021 het rund met levensnummer NL 7638 7467 0 gewond en/of zwak en/of ziek was en/of werd vervoerd terwijl dit rund niet in staat was om op eigen kracht pijnloos te staan en/of te bewegen, immers had het rund een zichtbare verdikking aan de linkerhak en doorligwonden en was het dier niet in staat zich zelfstandig te verplaatsen en op haar poten te staan, en
  • op 22 juli 2021 het rund met levensnummer NL 6910 1826 9, werd vervoerd terwijl het rund gewond en/of zwak en/of ziek was, immers had het dier extreme ingevallen heupen en extreme zichtbare/uitstekende ribben en andere skeletbeenderen en een ingetrokken/ gekrompen buik en ingezonken ogen en ingevallen kauwspieren en waren de slijmvliezen (ogen/bek) bleek en had het dier een extreem bevuilde achterhand van diarree, en
  • op 2 augustus 2021 het rund met levensnummer NL 6195 1436 7 gewond en/of zwak was, werd vervoerd terwijl dit rund niet in staat was om op eigen kracht pijnloos te staan en/of te bewegen, immers had het rund een ernstige open wond die liep van zijn anus tot aan de tepel van het uier en waren de huid en spieren en slijmvliezen zwaar aangetast en beschadigd en stond het rund in spreidstand met zijn staart omhoog, hetgeen er op duidt dat het dier pijn heeft;
2.
hij op 18 augustus 2021, te [plaats] , gemeente Opsterland, opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met voorschrift 3 lid 1 van de Verordening EG 2021/520, zijnde een aangewezen voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, door de informatie over verplaatsingen, geboorten en sterfgevallen, als bedoeld in de art. 112 onder d Verordening EU 2016/429, ter registratie aan de voor die soorten opgezette geautomatiseerde gegevensbestanden niet voor het verstrijken van de maximumtermijn door te geven, immers heeft hij, verdachte, de bevoegde autoriteit niet binnen de termijn van drie werkdagen in kennis gesteld van de aanvoer en afvoer van meerdere (23) runderen;
3.
hij op 18 augustus 2021, te [plaats] , gemeente Opsterland, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten een kadaver van een rund, er niet voor heeft zorggedragen dat het kadaver zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( [bedrijf] ), immers werd op 18 augustus 2021 één kadaver aangetroffen die meerdere dagen, in ieder geval langer dan 24 uur, dood was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 84.174722.22
1. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 6.2, derde lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
2. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.4, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan;
3. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.3, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegde feit en de onder parketnummer 84.174722.22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van
7.000,00, subsidiair 70 dagen hechtenis, waarvan 2.500,00, subsidiair 35 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 84.174722.22 onder 3 ten laste gelegde feit, zijnde een overtreding, wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een eventueel aan verdachte op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan economische delicten door in de periode van 19 juli 2021 tot en met 2 augustus 2021 runderen te vervoeren, terwijl die runderen niet geschikt waren voor het voorgenomen transport en zij niet op zodanige wijze werden vervoerd zodat die runderen waarschijnlijk geen letsel of onnodig lijden werden berokkend. Als veehandelaar is verdachte verantwoordelijk voor de omstandigheden waaronder die dieren worden vervoerd en hij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze worden vervoerd dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. Tijdens de controle werden meerdere runderen aangetroffen die ziek, zwak of gewond waren en fysiek allerminst geschikt waren voor het voorgenomen transport. De bij het proces-verbaal als bijlagen gevoegde fotos laten zien hoe ernstig de situatie voor de runderen was en bevestigen de in het proces- verbaal beschreven situatie. De verdachte heeft de runderen vervoerd in strijd met de technische voorschriften die in bijlage I onder hoofdstuk 1 van de Verordening 1/2005 zijn opgesteld voor dat vervoer.
Daardoor zijn voornoemde voorschriften overtreden en is aan de runderen die zijn vervoerd onnodig lijden toegebracht. Daarnaast is uit een controle van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op 18 augustus 2021 gebleken dat verdachte niet (tijdig) aangifte heeft gedaan van een kadaver van een rund en heeft verdachte de bevoegde autoriteit niet binnen de daarvoor geldende termijn in kennis gesteld van de aanvoer en afvoer van in totaal 23 runderen. Verdachte heeft door aldus te handelen verzaakt in zijn verantwoordelijkheid de op zijn terrein aanwezige dieren te registreren en identificeren. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zaal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 84.020052.22 ten laste gelegde zal de rechtbank een lagere geldboete opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2.4, 3.3 en 6.2 van de Wet dieren, de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 4.8 en 5b.49 van de Regeling houders van dieren, artikel 1.14 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, artikel 3.22 van de Regeling dierlijke producten, artikel 6 van de Verordening (EG) nr. 1/2005, artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 2021/520 en de artikelen 112 en 113 van de Verordening (EU) nr. 2016/429. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 84.020052.22 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 84.174722.22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het onder parketnummer 84.174722.22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van
een geldboete ten bedrage van 2.500,00(zegge: vijfentwintighonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
Bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 84.174722.22 onder 3 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van
een geldboete ten bedrage van 500,00(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M. Brinksma, rechters, en bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2024.
Mrs. L.W. Janssen en M. Mans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.