4.
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Heerenveen een deurmat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 18-098521-24:
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Heerenveen een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Heerenveen, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en/of een brandversnellend middel, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een personenauto, te weten een Opel Omega (gekekentend [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de andere in de buurt van die Opel Omega geparkeerde voertuigen en/of het nabij gelegen pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Heerenveen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 18-118020-24:
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Heerenveen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten het [bedrijf] ( [adres] ) wederrechtelijk is binnengedrongen.
Parketnummer 18-118040-24:
hij op of omstreeks 7 april 2024 te Heerenveen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk Z.24.431073 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente Heerenveen, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 2 april 2024 00:00 uur tot en met 2 juli 2024 24:00 uur niet mocht bevinden in/op Gebied 1 Het gebiedsverbod geldt voor het gebied dat wordt omgeven door de straten: [adres] .
Gebied 2 [adres] , door, zich op voornoemde datum om 18:52 uur in/op de [adres] , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden.
Parketnummer 18-134865-24:
hij op of omstreeks 18 april 2024 te Leeuwarden, een of meerdere geurstokjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 18-140631-24:
hij op of omstreeks 24 april 2024 te Heerenveen een fles bessen en/of een paar handschoenen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] (vestiging [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 18-151208-24:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2024 te Heerenveen twee paar veters, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2024 te Heerenveen een cirkelzaag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 96-144655-24:
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Heerenveen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 280 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Parketnummer 18-176424-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde en voor de feiten 2, 3 en 4. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte heeft bekend dat hij bij de woonboot van aangever is geweest en dat er een schermutseling is ontstaan. Aangever heeft verklaard dat hij op enig moment zag dat er bloed aan zijn hand zat en dat hij een wond had. Hij zag vervolgens dat verdachte een mes in zijn hand had. Er zitten foto's van het letsel van aangever in het dossier. Hoewel er geen geneeskundige verklaring in het dossier zit, lijkt het om een prik- dan wel steekwond te gaan. De wond van aangever moest ook gehecht worden. Daar komt bij dat verbalisanten bij de aanhouding van verdachte hebben gezien dat er bloed op de hand van verdachte zat. Er kan dan ook bewezen worden dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem met een mes in de hand te steken of te snijden. Ook het tweede feit kan bewezen worden verklaard. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de deur van de woonboot van aangever met een aantal pallets had gebarricadeerd. Ook de vernieling van de fiets en de fietsaccu kan bewezen worden verklaard. Aangever heeft verklaard dat zijn fiets op het dek van de woonboot stond en dat de fiets is verdwenen tussen het moment waarop hij gewond was geraakt aan zijn hand en het moment waarop de politie bij de woonboot arriveerde. De politie heeft de fiets van aangever uit het water gehaald. Het vierde feit kan bewezen worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte.
Parketnummer 18-098521-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de diefstal van de fiets bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2024. Daarnaast heeft verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij de fiets heeft weggepakt. De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat ook de onder feit 2 primair ten laste gelegde brandstichting bewezen kan worden verklaard. Er zitten duidelijke beelden in het dossier. Drie medewerkers van de opvanglocatie, die zich bevindt naast de plek waar de auto in brand is gestoken, hebben de persoon op de beelden herkend als verdachte. Daarnaast wordt in het proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2024 een beschrijving gegeven van de jas die verdachte bij zijn insluiting droeg. De verbalisanten constateren dat de jas die de persoon op de beelden droeg, overeenkomt met de jas van verdachte. Er kan dan ook worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de auto in brand heeft gestoken. Uit het proces-verbaal van brandonderzoek volgt dat door de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Parketnummer 18-118020-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft een brief ontvangen waarin staat dat hij niet meer bij de opvang mocht komen. Verdachte bekent ook dat hij wist dat hij daar niet meer mocht komen.
Parketnummer 18-118040-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Hoewel het gebiedsverbod niet in het dossier zit, blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2024 dat het gebiedsverbod en een vertaling daarvan, aan verdachte zijn uitgereikt op 6 april 2024.
Parketnummer 18-134865-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Het feit kan bewezen worden verklaard op basis van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2024 waarin de camerabeelden worden beschreven.
Parketnummer 18-140631-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Ook dit feit kan bewezen worden verklaard op basis van de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden. Verdachte wordt door de verbalisant herkend op de beelden.
Parketnummer 18-151208-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de laste gelegde feiten. Deze feiten kunnen beide bewezen worden verklaard op basis van de aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte.
Parketnummer 96-144655-24:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft bekend dat hij bier heeft gedronken en er zit een uitdraai van de uitslag van de ademanalyse in het dossier.
Parketnummer 18-176424-24:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd. Aangever [slachtoffer] heeft verdachte aangewezen als degene die hem mogelijk zou hebben verwond met een mes. Het dossier bevat echter geen steunbewijs voor deze verklaring. Zo blijkt uit het aanvullend verhoor van aangever niet dat hij heeft gezien dat verdachte daadwerkelijk een stekende beweging in zijn richting heeft gemaakt. Het mes waarover aangever verklaart, is niet teruggevonden op de woonboot of in de omgeving van de woonboot en is ook niet aangetroffen bij verdachte op het moment dat hij werd aangehouden. Verder bevat het dossier geen informatie over het letsel van aangever. Op basis van het dossier kan dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte aangever heeft gestoken met een mes. Het enkele feit dat er bij de aanhouding van verdachte (opgedroogd) bloed op zijn hand is gevonden, maakt dit niet anders. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 3 ten laste is gelegd. Hoewel de fiets van aangever door verbalisanten uit het water is gehaald, bevat het dossier geen enkel bewijs dat verdachte degene is geweest die de fiets in het water heeft gegooid.
Parketnummer 18-098521-24:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd. Er zitten videobeelden van de brandstichting in het dossier.
Getuigen [getuige] hebben verklaard dat zij de persoon op de beelden herkennen als verdachte. Verdachte ontkent echter dat hij degene is die op de beelden te zien is. Op de beelden zijn geen duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. Ook de waarnemingen die door de getuigen zijn gedaan, zijn onvoldoende specifiek en onderscheidend. Op basis van de verklaringen van de getuigen kan dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die op de beelden is te zien. Daarnaast zit er een proces-verbaal van bevindingen in het dossier waarin wordt gesteld dat de jas van verdachte, als deze binnenstebuiten wordt gekeerd, gelijkend is aan de jas die de persoon op de camerabeelden droeg. De verbalisanten hebben echter eerst de camerabeelden bekeken en daarna pas de jas van verdachte onderzocht, zodat er, tijdens dat onderzoek, mogelijk sprake kan zijn geweest van beïnvloeding. Daar komt bij dat het dossier geen enkele aanleiding geeft om aan te nemen dat verdachte zijn jas binnenstebuiten zou hebben gedragen. Tot slot heeft de jas die verdachte droeg onvoldoende onderscheidende kenmerken op basis waarvan kan worden aangenomen dat het om dezelfde jas gaat. Omdat niet vastgesteld kan worden dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht, dient hij zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Parketnummers 18-118020-24, 18-118040-24, 18-134865-24, 18-140631-24, 18-151208-24 en 96144655-24
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Parketnummer 18-176424-24:
Feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 1, voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er een schermutseling heeft plaatsgevonden tussen aangever en verdachte, waarbij aangever op enig moment een verwonding heeft opgelopen aan zijn hand. De rechtbank kan echter niet vaststellen wat er precies is gebeurd tijdens die schermutseling en op welke wijze het letsel bij aangever is ontstaan. Het is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk gebleven of verdachte daadwerkelijk een mes bij zich had waarmee hij aangever in de hand zou hebben gestoken dan wel gesneden. Daar komt bij dat het dossier onvoldoende informatie bevat over het letsel van aangever, zodat ook op basis daarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever daadwerkelijk met een mes heeft gestoken.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt: