ECLI:NL:RBNNE:2024:4707

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
18-309764-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en wederspannigheid met verzet bij aanhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en wederspannigheid. De verdachte heeft zijn ex-vriendin herhaaldelijk lastiggevallen door haar meer dan twintig keer te bedreigen via voicemailberichten. Deze berichten bevatten ernstige bedreigingen, waaronder de belofte haar huis in brand te steken en haar te doden. Daarnaast heeft de verdachte zich op 20 november 2023 met geweld verzet tegen de aanhouding door een hoofdagent van de Nationale Politie, waarbij hij de agent een kopstoot heeft gegeven, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor de agent. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partij, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en een problematisch verleden met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 178 dagen, gelijk aan het reeds ondergane voorarrest. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf behandeld, waarbij de proeftijd met een jaar is verlengd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.309764.23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.271980.21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1970 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
29 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Hij in of omstreeks 18 november 2023 tot en met 19 november 2023 te Dokkum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
  • '' Morgen steek ik diens huus in de fik en de [adres] oek in de fik'' en/of
  • '' Bel de pliesje (politie) maar, want du gaast er nog een keer aan. Levenlang krijg ikniet'' en/of
  • '' Kest er vergif op nimme want het interesseert mie niet dat ik mut vast zitten''en/of
  • '' Ik ga je afbranden'' en/of
  • '' Je gaat dood, kan je vergif op innemen'' en/of
  • '' Ik steek je huis in de fik'' en/of- '' Ik kom een doodskist bestellen'', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
Hij op of omstreeks 20 november 2023 te Dokkum , zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, de hoofdagent [verbalisant] (Nationale Politie
Noord-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door een kopstoot uit te delen, terwijl dit misdrijf en/of daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken middenhandsbeentje en/of hand bij die [verbalisant] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 20 november 2023 te Dokkum , zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, de hoofdagent [verbalisant] (Nationale Politie
Noord-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door een kopstoot uit te delen.

Beoordeling van het bewijs

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht - met de verdediging en het openbaar ministerie - de onder 1. en 2. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer PL0100-2023311221-2, d.d. 21 november 2023, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023313113 d.d. 23 november 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer PL0100-2023311221-7, d.d. 21 november 2023, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met voornoemd nummer, inhoudend de bevindingen van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer PL0100-2023311221-10, d.d. 21 november 2023, inhoudend de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer PL0100-2023311929-4, d.d. 22 november 2023, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met voornoemd nummer, inhoudend de bevindingen van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer PL0100-2023311929-3, d.d. 22 november 2023, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. en 2. primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 november 2023 tot en met 19 november 2023 te Dokkum
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
  • '' Morgen steek ik diens huus in de fik en de [adres] oek in de fik'' en
  • '' Bel de pliesje (politie) maar, want du gaast er nog een keer aan. Levenlang krijg ikniet'' en
  • '' Kest er vergif op nimme want het interesseert mie niet dat ik mut vast zitten'' en
  • '' Ik ga je afbranden'' en
  • '' Je gaat dood, kan je vergif op innemen'' en
  • '' Ik steek je huis in de fik'' en
  • '' Ik kom een doodskist bestellen'';
2. primair
hij op 20 november 2023 te Dokkum , zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, de hoofdagent [verbalisant] (Nationale Politie Noord-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door een kopstoot uit te delen, terwijl dit misdrijf of daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken middenhandsbeentje bij die [verbalisant] ten gevolge
heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
primair: Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaandefeitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. en 2. primair wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van de door de officier van justitie geëiste straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de psycholoog d.d. 27 mei 2024, de rapporten van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 27 juni 2024 en 25 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn toenmalige ex-vriendin lastig gevallen door in een weekend meer dan 20 keer haar voicemail in te spreken. In deze voicemailberichten uit verdachte diverse bedreigingen naar zijn exvriendin zoals dat zij er aan gaat, dat zij dood gaat, dat hij haar huis in de fik zal steken en dat hij een doodskist komt bestellen. Bij zijn aanhouding heeft verdachte zich met geweld verzet; hij heeft een politieman een kopstoot gegeven. Door de afweerreactie heeft de politieman letsel aan zijn hand opgelopen. Deze feiten rechtvaardigen oplegging van een gevangenisstraf.
Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de door VNN en de psycholoog over verdachte opgemaakte rapportages. Zij schetsen een beeld van een man met een persoonlijkheidsstoornis en een problematisch verleden met geweld en andersoortig antisociaal gedrag. Daarnaast waren er problemen met middelengebruik. De psycholoog komt op grond van zijn bevindingen tot het advies om veroordeelde het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat verdachte zowel in 2021 als in 2022 als in 2023 onherroepelijk veroordeeld is voor soortgelijke misdrijven waarbij al taakstraffen en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf werden opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest. De rechtbank leidt uit het dossier af dat er sprake is geweest van inverzekeringstelling van verdachte op 21 en 22 november 2023 en een bevel gevangenneming dat is aangevangen op 20 december 2023 en liep tot de schorsing van de voorlopige hechtenis op 19 maart 2024. De voorlopige hechtenis is daarna hervat op 12 juni 2024 en opgeheven op 6 september 2024. De rechtbank komt daarmee op 178 dagen aan ondergaan voorarrest en de rechtbank zal dan ook dit aantal dagen opleggen aan gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest.

Benadeelde partij

[verbalisant] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. In eerste instantie werd via het voegingsformulier en een aanvulling op het voegingsformulier een bedrag van 1.720,45 aan geleden materiële schade en een bedrag van 500,00 aan geleden immateriële schade gevorderd. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partij gesteld dat het bedrag aan materiële schade verminderd wordt met een bedrag van 385,00 ter zake eigen risico ziektekosten voor 2024. De vordering bedraagt daarmee 1.335,45 aan materiële schade en 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de door de benadeelde aangehaalde jurisprudentie niet helemaal passend is nu er in deze zaak geen sprake is van belediging of bedreiging van de benadeelde. De vergoeding voor geleden immateriële schade zou daarom beperkt moeten worden tot 300,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade van 1.335,45 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
2. primair bewezen verklaarde. Daarnaast is het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat de hoogte van deze schade gesteld kan worden op 300,00, onder afwijzing van het meergevorderde. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte voor het toegewezen bedrag vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 12 april 2022 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank NoordNederland, locatie Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 380 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 april 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 november 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de tijd die veroordeelde in voorlopige tenuitvoerlegging heeft ondergaan zal worden tenuitvoergelegd, onder opheffing van de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden en onder verlenging van de proeftijd met een jaar.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde de algemene voorwaarde heeft overtreden door het plegen van de bewezenverklaarde feiten zodat tenuitvoerlegging van (een deel van) de voorwaardelijk opgelegde straf kan worden gelast.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar ter terechtzitting geformuleerde eis.
De rechter-commissaris heeft op 24 november 2023 het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging gegeven.
De rechtbank heeft de voorlopige tenuitvoerlegging opgeheven bij beslissing van 20 december 2023. Nu 20 december 2023 tevens de dag is waarop een bevel tot gevangenneming van verdachte is gegeven en uitgevoerd, zal de rechtbank deze dag bij het berekenen van het aantal dagen ondergane voorlopige tenuitvoerlegging niet meetellen. De rechtbank komt daarmee op 26 dagen ondergane voorlopige tenuitvoerlegging en de rechtbank zal de tenuitvoerlegging gelasten van dit aantal dagen. De rechtbank zal daarbij, zoals geadviseerd door Verslavingszorg Noord Nederland, de proeftijd verlengen met een jaar, onder opheffing van de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 181 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 178 (éénhonderd en achtenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 2. primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [verbalisant] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [verbalisant] aan de Staat te betalen een bedrag van
1.635,45(zegge: éénduizend zeshonderd vijfendertig euro en vijfenveertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.335,45 aan materiële schade en 300,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.271980.21:

Gelast de
gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 april 2022, te weten:
26 dagen gevangenisstraf.
Beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 6:6:20, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.
Heft op de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie
Leeuwarden, van 12 april 2022 gestelde bijzondere voorwaarden en de daarbij behorende opdracht aan de reclasseringsinstelling om toezicht te houden op de naleving van die voorwaarden.
Verlengtde bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 april 2022 vastgestelde
proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2024.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.