ECLI:NL:RBNNE:2024:4626

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/17/196181/HA RK 24/46
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezwaren tegen de verkavelingsklasse-indeling in de landinrichting Franekeradeel-Harlingen

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, enkelvoudige landinrichtingskamer, wordt het bezwaar van Stichting Het Klaarkampster Weeshuis tegen de indeling in verkavelingsklasse 1 door Gedeputeerde Staten van Fryslân beoordeeld. Het Weeshuis, dat een kavel landbouwgrond heeft ingebracht, stelt dat de toedeling van percelen aan hen leidt tot verslechtering in plaats van verbetering. De rechtbank onderzoekt de procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR) en de relevante wetgeving, waaronder de Wet inrichting landelijke gebied (Wilg) en de Omgevingswet. De rechtbank concludeert dat de indeling in klasse 1 niet gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de toedeling en de inbreng. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een grensgeval tussen klasse 0 en klasse 1, en dat Gedeputeerde Staten in redelijkheid niet tot indeling in klasse 1 had kunnen besluiten. Het bezwaar van Het Weeshuis wordt gegrond verklaard, en de toedeling wordt ingedeeld in klasse 0. Het bezwaar met betrekking tot de vergoeding voor de aanleg van een betonpad wordt ongegrond verklaard. Gedeputeerde Staten wordt veroordeeld in de proceskosten van Het Weeshuis, die zijn vastgesteld op € 1.916,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Landinrichtingen, zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/196181/ HA RK 24/-46
Beschikking van de enkelvoudige landinrichtingskamer van 22 november 2024
inzake
Stichting Het Klaarkampster Weeshuis,
te Franeker,
verzoekster,
gemachtigde: ing. mr. S.A. Bruinsma,
verzoekster inzake de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR), opgemaakt door de Bestuurscommissie in de herverkaveling
"Franekeradeel-Harlingen"en vastgesteld door:
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
te Leeuwarden,
verweerster,
gemachtigde: ing. mr. J. Heinen.
Verzoeker zal in het hierna volgende Het Weeshuis worden genoemd.
Verweerster zal – enkelvoudig – als Gedeputeerde Staten worden aangeduid.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de ontwerp-LGR die ter inzage heeft gelegen van 2 november tot en met 13 december 2023,
- de hiertegen namens het Weeshuis ingediende zienswijze,
- het besluit van 18 juni 2024 van Gedeputeerde Staten van Fryslân tot vaststelling van de LGR, dat ter inzage heeft gelegen van 11 juli tot en met 21 augustus 2024,
- het verzoekschrift namens Het Weeshuis van 12 augustus 2024, bij de rechtbank ingekomen op 14 augustus 2024,
- het verweerschrift namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie,
- de mondelinge behandeling van 25 oktober 2024 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van 25 oktober 2024 is ing. mr. S.A. Bruinsma namens Het Weeshuis verschenen. Verder zijn verschenen vertegenwoordigers namens de Gedeputeerde Staten, de Bestuurscommissie en het Kadaster. Ing. mr. J. Heinen, heeft namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie het woord gevoerd. Van het behandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Tot de processtukken, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd, behoren, voor zover van belang, de Nadere regels voor de lijst der geldelijke regelingen Franekeradeel-Harlingen van 26 juni 2023 (hierna: de Nadere regels), de lijst rechthebbenden, het toedelingsregister en de bedrijfskaart.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.Het toepasselijke recht

2.1.
Deze herverkaveling is uitgevoerd onder het regiem van de Wet inrichting landelijke gebied (hierna: Wilg) van 7 december 2006 en de daarbij behorende regelgeving. De Wilg is ingetrokken per 1 januari 2024. Met ingang van 1 januari 2024 is de wettelijke regeling met betrekking tot landinrichting neergelegd in Hoofdstuk 12 (Bijzondere instrumenten voor het inrichten van gebieden) van de Omgevingswet.
2.2.
Volgens artikel 4.5 lid 1 onder c Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet van 14 maart 2020 blijft het oude recht van toepassing als een ontwerp van een besluit tot vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. In deze herverkaveling heeft het ontwerpbesluit-lgr van 2 november tot en met 13 december 2023 ter inzage gelegen, derhalve vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het verzoek zal daarom worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wilg en de daarbij behorende nadere regelgeving.

3.De feiten

3.1.
Het Weeshuis heeft een kavel landbouwgrond gelegen te Arkens, direct ten noorden van Franeker en ten zuiden van de snelweg A32, ingebracht. Deze kavel is in het ruilplan aan derden toegedeeld en aan Het Weeshuis zijn percelen toegedeeld gelegen ten noordoosten van de inbrengkavel, ten noorden van de snelweg A32.
3.2.
De inbrengkavel heeft een ietwat langgerekte vorm in noord-zuidelijke richting. Er middenin bevindt zich de woning van een derde. De toedeling heeft een ietwat langgerekte vorm in oost-westelijke richting en wordt doorsneden door de Schalsumerweg en een aan de gemeente toebehorend pad, Kerkstraat genaamd, dat leidt naar een woning (nr. 6) die is gelegen direct ten noorden van de noordwestelijke punt van de toedeling.
3.3
Het Weeshuis exploiteert niet zelf een agrarisch bedrijf en heeft haar percelen aan derden in gebruik uitgegeven.
3.4.
De toedeling is ingedeeld in (nuts)klasse 1, geringe verbetering ten opzichte van de inbreng.

4.De bezwaren

4.1.
Het bezwaar van Het Weeshuis luidt als volgt. Het Weeshuis stelt zich, anders dan Gedeputeerde Staten, op het standpunt dat er geen sprake is van verbetering, maar eerder van verslechtering. Er zijn problemen met de bewoners van Kerkstraat 6 als gevolg van de gewijzigde agrarische gebruik van de percelen in de toedeling en het huidige gebruik van de Kerkstraat met zwaar materieel. De Kerkstraat bestaat voor een groot deel uit een twee sporen betonpad en Het Weeshuis wil een vergoeding voor de aanleg van een volwaardig betonpad. Zij wijst er op dat zij in de inbreng een betonpad van 260 meter heeft ingeleverd.
Verder heeft zij één kavel ingebracht en drie kavels toegewezen gekregen en gelet op dit alles dient zij te worden ingedeeld in klasse 0, geen tot weinig verbetering.

5.Het standpunt van de Bestuurscommissie/Gedeputeerde Staten

5.1.
Gedeputeerde Staten stelt zich op het standpunt dat indeling in klasse 1 juist is. Er is sprake van vormverbetering en dat reeds rechtvaardigt indeling in klasse 1. Het feit dat er drie kavels zijn toegedeeld waar één is ingebracht is in dit geval volgens Gedeputeerde Staten minder relevant omdat Het Weeshuis niet zelf gebruiker is. Als eigenaar heeft zij gelet op de vormverbetering voordeel.
Voor vergoeding van het betonpad is geen grondslag omdat dit een gemeentelijk pad betreft. Verder geldt dat de toegedeelde percelen anders dan de ingebrachte percelen aan de openbare weg zijn ontsloten, zodat ook daarom geen aanspraak op vergoeding voor de aanleg van een betonpad kan bestaan.

6.De beoordeling van het bezwaar

6.1.
Met betrekking tot het bezwaar oordeelt de rechtbank als volgt. Volgens artikel 68 Wilg moet de verandering van de waarde van onroerende zaken als gevolg van de landinrichting voor iedere eigenaar worden geschat. Volgens artikel 25 lid 1 Besluit inrichting landelijk gebied (hierna: Bilg) wordt de toestand van de grond en de overige onroerende zaken bij de schatting vastgelegd aan de hand van objectieve en subjectieve factoren. Deze subjectieve factoren betreffen volgens artikel 25 lid 3 Bilg de kavelconcentratie, de afstand van de veldkavels tot de bedrijfskavel, het aantal kavels per bedrijf, de grootte van de kavels en de vorm van de kavels. Voor deze herinrichting is dit verder uitgewerkt in artikel 3.2 van de Nadere regels, waarin afhankelijk van de mate van wijziging vijf nutsklassen (0 tot en met 4) zijn gedefinieerd, te weten geen of nagenoeg geen wijziging in de verkavelingssituatie, geringe verbetering, matige verbetering, sterke verbetering en zeer sterke verbetering, met per klasse de beoordelingscriteria en de waardering in punten per hectare.
6.2.
In artikel 3.2 van de Nadere regels is verder bepaald dat bij de classificatie indeling van het gehele bedrijf in één klasse plaatsvindt, pachtgronden worden gezien als onderdeel van het bedrijf en de toegedeelde oppervlakte in eigendom de maatgevende omslageenheid is.
6.3.
Deze herverkaveling betreft een zogenoemde gebruikersverkaveling en uitgangspunt is het nut van de verkaveling voor de exploitatie van een agrarisch bedrijf. In dit geval is dat niet aan de orde omdat Het Weeshuis niet zelf een agrarisch bedrijf exploiteert en de gronden klaarblijkelijk in geliberaliseerde pacht aan meerdere gebruikers heeft uitgegeven. Er zijn drie kavels toegedeeld waar er één kavel is ingebracht, hetgeen in een bedrijfssituatie als strijdig met de uitganspunten van een herverkaveling wordt aangemerkt, maar dat speelt gelet op de positie van Het Weeshuis in dit geval geen doorslaggevende rol.
Gekeken zal daarom slechts moeten worden naar het nut van de herverkaveling voor Het Weeshuis als (bloot) eigenaar. Daarvoor gelden de hiervoor genoemde Nadere regels. Mogelijke problemen met de bewoners van Kerkstraat 6 zijn daarbij geen factor van belang.
6.4.
Gedeputeerde Staten heeft zich gebaseerd op (beperkte) vormverbetering, een omstandigheid die volgens artikel 3.2 van de Nadere regels aanleiding geeft tot indeling in klasse 1. Het komt neer op een vergelijking tussen de inbreng en de toedeling. De inbreng heeft een meer compacte vorm dan de toedeling. De zuidelijk helft van de inbreng heeft een wat grillige begrenzing met de naastliggende percelen en middenin het zuidelijke deel ligt de woning van een derde. De begrenzing van de toedeling lijkt wat rechter, alhoewel de begrenzing van de noord-oostelijke percelen ook niet recht is.
6.5.
Alle hiervoor benoemde relevante factoren in overweging nemende is de rechtbank van oordeel dat er hier sprake is van een grensgeval tussen klasse 0 en klasse 1.
De vormverbetering is naar het oordeel van de rechtbank niet zo evident als Gedeputeerde Staten stelt. Het voordeel voor Het Weeshuis als bloot eigenaar in vergelijking met de inbrengsituatie is ook niet heel duidelijk.
6.6.
Klasse 0 geldt voor geen of
nagenoeg[cursivering rechtbank] geen wijziging in de verkavelingssituatie en de rechtbank is alles overwegende van oordeel dat Gedeputeerde Staten in dit geval in redelijkheid niet tot indeling in klasse 1 had kunnen besluiten.
Het bezwaar zal op dit punt daarom gegrond worden verklaard en er zal worden bepaald dat deze toedeling op de LGR in klasse 0 zal worden ingedeeld.
6.7.
Voor wat betreft het betonpad het volgende. Dit betreft een gemeentelijk pad en de Bestuurscommissie heeft ten aanzien daarvan geen taak. Hierbij verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover heeft overwogen in haar uitspraak naar aanleiding van het bezwaar tegen het ruilplan, waarnaar ook Gedeputeerde Staten heeft verwezen. Hetgeen Het Weeshuis hierover heeft aangevoerd doet hieraan niet af. Dit deel van het bezwaar is daarom ongegrond.
6.8.
Het bezwaar van Het Weeshuis tegen de verkavelingsklasse-indeling zal gegrond worden verklaard en daarom is er aanleiding om Gedeputeerde Staten te veroordelen in de proceskosten. Aan de zijde van Het Weeshuis worden deze kosten vastgesteld op € 688,00 vanwege griffierecht en € 1.228,00 (tarief II) vanwege salaris gemachtigde.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart het bezwaar met betrekking tot de indeling in klasse 1 gegrond en bepaalt dat de toedeling aan Het Weeshuis op de LGR wordt ingedeeld in klasse 0;
7.2.
verklaart het bezwaar voor het overige ongegrond;
7.3.
veroordeelt Gedeputeerde Staten in de proceskosten, aan de zijde van Het Weeshuis vastgesteld op € 688,00 vanwege griffierecht € 1.228,00 vanwege salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. R. Giltay en door hem in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024 in aanwezigheid van mr. O.J. Bergsma als griffier.
c. 439
Rechtsmiddelenverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de bestuurscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te 's-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.