ECLI:NL:RBNNE:2024:4622

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
18-007807-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation door minderjarige met schoolverzuim en meerdere vermogensdelicten

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie vermogensdelicten en schoolverzuim. Het zwaartepunt van de zaak ligt bij een gewapende overval op een tankstation, gepleegd op 7 januari 2024, samen met zijn vijftienjarige tweelingbroer. De broers betraden het tankstation met gemaskerde gezichten, gewapend met een mes en een nepvuurwapen, en sommeerden de caissière om de kassa en kluis te openen. Ze ontvluchtten de plaats delict met een buit van ongeveer duizend euro.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 227 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de caissière, toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade van 3.250 euro, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische problematiek van de verdachte, en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, maar de rechtbank vindt een aanzienlijke vrijheidsstraf noodzakelijk om de ernst van de feiten recht te doen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan intensieve begeleiding en elektronisch toezicht, om de kans op herhaling te verkleinen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-007807-24
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-281524-23 en 18-295753-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-007807-24
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met (een) geheel of deels gemaskerd(e) gezicht(en) en/of met een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) en/of met een (op een) mes (gelijkend voorwerp), zich de toegang tot het tankstation te verschaffen en/of dat/een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) en/of dat/een (op een) mes (gelijkend voorwerp) (daartoe) aan die [slachtoffer] te tonen en/of (dreigend) aanwezig te hebben en/of dat/een (op
een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer] toe te voegen en/of te sommeren dat zij de kassa en/of de kluis open moest maken/doen en/of moest tonen waar het geld is, althans woorden van gelijke aard of strekking;
Parketnummer 18-281524-23
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2023 t/m 12 september 2023 te Leeuwarden, althans in Nederland als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
Parketnummer 18-295753-23
1
hij, op of omstreeks 29 maart 2023, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, in/uit een winkel, gelegen aan of bij [adres] , aldaar;
2
hij op of omstreeks 29 maart 2023, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [adres] , aldaar.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-007807-24
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van dit feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de beschrijving van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er is sprake van diefstal in vereniging met geweld, omdat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen de gewapende overval hebben gepland en gezamenlijk ten uitvoer hebben gebracht.
Parketnummer 18-281524-23
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van dit feit, gelet op het proces-verbaal van bevindingen van de leerplichtambtenaar en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 18-295753-23
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feiten 1 en 2, gelet op de verzamelaangifte van [naam] , de beschrijving van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-007807-24
De raadsman heeft bepleit dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Parketnummer 18-281524-23
De raadsman heeft bepleit dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Parketnummer 18-295753-23
De raadsman heeft bepleit dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummers 18-007807-24, 18-281524-23 en 18-295753-23 feiten 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het
hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18-007807-24
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 januari 2024, opgenomen op pagina 10 tot en met 12 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024006541 (onderzoek Portland)
d.d. 10 februari 2024, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] .
Parketnummer 18-281524-23
3. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2024;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 31 oktober 2023, opgenomen op pagina 1 tot en met 7 van het dossier van de leerplichtambtenaar d.d. 31 oktober 2023, inhoudende het relaas van bijzonder opsporingsambtenaar [naam] .
Parketnummer 18-295753-23, feiten 1 en 2
5. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2024;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 april 2023, opgenomen op paginas 10 en 11 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023082606 d.d. 14 september 2023, inhoudende de verklaring van aangever [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummers 18-007807-24, 18-281524-23 en 18- 295753-23 feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-007807-24
hij op 7 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander geld dat aan [naam] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door - zakelijk weergegeven - met gemaskerde gezichten en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes, zich de toegang tot het tankstation te verschaffen en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat mes aan die [slachtoffer] te tonen en dreigend aanwezig te hebben en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten en gericht te houden en die [slachtoffer] te sommeren dat zij de kassa en de kluis open moest maken en moest tonen waar het geld is;
Parketnummer 18-281524-23
hij in de periode van 4 september 2023 tot en met 12 september 2023 te Leeuwarden, als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
Parketnummer 18-295753-23
1
hij op 29 maart 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen diverse levensmiddelen die aan [bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, uit een winkel gelegen aan [adres] ;
2
hij op 29 maart 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen diverse levensmiddelen die aan [bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, uit een winkel gelegen aan de [adres] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-007807-24
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 18-281524-23
Overtreding van het bepaalde bij artikel 2, derde lid, van de Leerplichtwet 1969;
Parketnummer 18-295753-23
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake parketnummers 18-007807-24, 18-281524- 23 en 18-295753-23 feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 237 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad). Met als aanvulling hierop dat het elektronisch toezicht wordt opgelegd voor maximaal drie maanden, verdachte zich moet houden aan het ITB Harde Kern weekschema en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De officier van justitie heeft er bij haar vordering rekening mee gehouden dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen vanwege de ernst van de feiten en om de oplegging van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. De raadsman heeft zich niet verzet tegen de oplegging van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van het elektronisch toezicht, omdat verdachte hierdoor wordt belemmerd in zijn zoektocht naar een bijbaan. De raadsman heeft zich evenmin verzet tegen oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf. Ten aanzien van de duur van de voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de psycholoog, het rapport van de Raad, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een jaar tijd vier strafbare feiten gepleegd, te weten drie vermogensfeiten en schoolverzuim. Het zwaartepunt richt zich op de gewapende overval.
Op 7 januari 2024 heeft verdachte samen met zijn tweelingbroer op vijftienjarige leeftijd een gewapende overval gepleegd op een tankstation. Met gemaskerde gezichten en bewapend met een mes en een echt lijkend nepvuurwapen betraden zij vlak voor sluitingstijd het tankstation. De aanwezige caissière werd gesommeerd de kassa en de kluis te openen terwijl verdachte dreigend het mes vasthield en zijn tweelingbroer het nepvuurwapen op haar richtte. Met een buit van circa duizend euro zijn de broers hierna gevlucht.
De rechtbank is van oordeel dat het om een zeer ernstig feit gaat en neemt het verdachte kwalijk dat hij aanvankelijk weinig empathie toonde voor het leed dat hij het slachtoffer heeft aangedaan. Ook vindt de rechtbank de berekenende houding van verdachte zorgelijk. Blijkens zijn verklaring is het nepvuurwapen
enkele dagen voorafgaand aan de overval gekocht met het doel deze te gebruiken bij de overval. Het tankstation was met zorg uitgezocht en er is van tevoren nagedacht over de kledingkeuze en de (vlucht)route. Voor alle vermogensfeiten geldt bovendien dat verdachte snel geld wilde verdienen en genoot van de adrenaline en spanning die daarbij kwam kijken. Dit baart de rechtbank eveneens zorgen.
Door zijn handelen heeft verdachte het jonge slachtoffer vreselijke angst aangejaagd en psychisch leed toegebracht, hetgeen zonder meer voorstelbaar is, maar ook blijkt uit de onderbouwing van haar verzoek tot schadevergoeding. Ook in het algemeen maakt dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 1 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 22 oktober 2024, opgesteld door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een gedragsstoornis, welke is gecentreerd rond een sociaal-onrijpe houding, een lacunaire gewetensfunctie en een verhoogde beïnvloedbaarheid, waarbij hij weinig eigenheid laat zien. Ten tijde van het ten laste gelegde leed verdachte eveneens aan bovenomschreven gedragsstoornis. Hoewel verdachte verstandelijk in staat wordt geacht de wederrechtelijkheid van de strafbare feiten in te zien kan hij, vanwege zijn psychische problematiek, zijn wil niet overeenkomstig dit inzicht geheel in vrijheid bepalen. Gelet hierop is geadviseerd verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Voornoemde psycholoog heeft het herhalingsrisico op gewelddadig gedrag ingeschat als laag, omdat het instrumenteel geweld betreft. Het geweld werd ingezet om het doel, het slagen van de overval, te bereiken. Algemene risicofactoren worden met name gezien in de omgang met delinquente leeftijdsgenoten, de gebrekkige ouderlijke sturing en het eigen antisociale gedrag. Verdachte toont weinig berouw en empathie, is vooral egocentrisch en staat weinig stil bij de consequenties van zijn handelen voor anderen. Zijn coöperatieve houding ten aanzien van interventies is laag en er is een gebrek aan interesse in school. Beschermende factoren zijn nauwelijks geconstateerd. De voornaamste beschermende factor betreft de hulpverlening die verdachte al ontvangt.
Geadviseerd is een intensieve vorm van begeleiding, in de vorm van een Individuele Traject Begeleiding (verder: ITB) om verdachte te helpen bij alle levensgebieden waar zich problemen voordoen, waaronder school, vrije tijd en zijn vriendenkring. Daarnaast is een Multi Systeem Therapie (verder: MST) geadviseerd om de ontstane gezagscrisis te verminderen door de positie van de ouders en oudere zus te versterken. Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling en begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de jeugdreclassering op te leggen.
Uit het rapport van de Raad d.d. 31 oktober 2024, opgesteld door [naam] , kernfunctionaris, blijkt onder meer dat verdachte zich stapsgewijs aan het ouderlijk gezag heeft onttrokken en hierdoor in contact kwam met jongeren die antisociaal gedrag vertoonden. Dit had als gevolg dat hij en zijn tweelingbroer niet meer naar school gingen en vermogensfeiten pleegden. Verdachte heeft weinig empathie richting het slachtoffer getoond, heeft zich tegenover de hulpverlening sociaal wenselijk opgesteld en lijkt voornamelijk extrinsiek gemotiveerd voor gedragsverandering. De leefgebieden houding, vaardigheden, relaties werk/vrije tijd, financiën en gezin zijn daarom aangemerkt als risicofactoren. Gelet op het voorgaande wordt het risico op herhaling van delictgedrag ingeschat als hoog.
De Raad heeft geconcludeerd dat verdachte gebaat is bij langdurige intensieve begeleiding met duidelijke en strakke kaders om het herhalingsgevaar te laten afnemen. Geadviseerd is daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met de navolgende bijzondere voorwaarden. Meewerken aan ITB Harde Kern, een locatiegebod met elektronisch toezicht voor maximaal drie maanden, hulpverlening zoals MST of een andere systeemgerichte aanpak, onderwijs of dagbesteding en een meldplicht. Gelet op de kans op herhaling heeft de Raad de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden en het toezicht geadviseerd. Daarnaast is geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een aanzienlijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een jeugddetentie miskend zou worden. De rechtbank zal een deel van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte en begeleiding noodzakelijk zijn. De rechtbank vindt het van belang dat deze hulp direct kan beginnen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 227 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie is daarbij gelijk aan de reeds ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank legt daarbij als bijzondere voorwaarden op meewerken aan ITB Harde Kern, elektronisch toezicht, MST of een andere systeemgerichte aanpak, onderwijs volgen of dagbesteding hebben en een meldplicht. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf, te weten een werkstraf van 100 uren opleggen, zodat verdachte de consequenties van zijn gedrag ervaart. De rechtbank legt een hogere taakstraf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de ernst van de gewapende overval een forse taakstraf rechtvaardigt.
De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich niet altijd aan de strikte schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De rechtbank acht het daarom van belang dat aan de voorwaarde ITB Harde Kern wordt toegevoegd dat verdachte zich zal houden aan de weekschemas die de jeugdreclassering voor hem opstelt.
Verder overweegt de rechtbank dat het elektronisch toezicht momenteel nog nodig is om de prille positieve gedragsverandering van verdachte voort te zetten en controle te kunnen uitoefenen op zijn weekschema. De rechtbank vindt dat verdachte gebaat is bij structuur en strakke kaders en zal daarom het elektronisch toezicht opleggen voor maximaal drie maanden. De argumenten die de raadsman tegen het toepassen van elektronische monitoring heeft aangevoerd brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank het elektronisch toezicht verbinden aan de voorwaarde ITB Harde Kern omdat het weekschema van verdachte daarvan onderdeel uitmaakt. De rechtbank zal om deze reden geen afzonderlijk locatieverbod of -gebod opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat het algemene risico op herhaling van delictgedrag hoog is en houdt er ernstig rekening mee dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen indien de strakke kaders niet onmiddellijk van kracht zijn. De rechtbank zal daarom bevelen dat voornoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaal bedrag van 3.250,00, geheel bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Met vaststelling van de hoofdelijke aansprakelijkheid en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, de hoofdelijke aansprakelijkheid vast te stellen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr waarbij de gijzeling wordt vastgesteld op nihil.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat verdachte bereid is de schadevergoeding te betalen.
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-007807-24 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2024.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Daarbij zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte bepalen dat geen gijzeling kan worden toegepast.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummers 18-007807-24, 18-281524-23 en 18-295753-23 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 227 dagen

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat veroordeelde medewerking verleent aan toezicht en begeleiding, waarbij de eerste 6 maanden in de vorm van Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden. Veroordeelde moet zich daarbij houden aan het weekschema dat door de jeugdreclassering wordt opgesteld;
Dat veroordeelde zich ter controle op de nakoming van de tijdstippen uit het weekschema van ITB Harde Kern onder elektronische monitoring zal stellen van de gecertificeerde instelling gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd;
Dat veroordeelde meewerkt aan hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht, waarbij gedacht kan worden aan MST of een andere systeemgerichte aanpak;
Dat veroordeelde onderwijs volgt/dagbesteding heeft;
Dat veroordeelde in het kader van toezicht en begeleiding, gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering benadeelde partij

Ten aanzien van [slachtoffer] , parketnummer 18-007807-24
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.250,00 (zegge: drieduizend tweehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.250,00 (zegge: drieduizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.A. Vlietstra en mr.
J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2024.
Mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.