ECLI:NL:RBNNE:2024:4571

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
18.251501.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging met zware mishandeling in Groningen

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 2 augustus 2024, waarbij de verdachte de aangeefster, [slachtoffer], bedreigde en mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster meermaals bij de keel en mond had vastgehouden, waardoor zij geen lucht meer kreeg, en dat hij haar had gebeten. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling niet bewezen, maar verklaarde de verdachte wel schuldig aan mishandeling en bedreiging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank volgde deze eis gedeeltelijk en legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden op, met een contactverbod van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de aangeefster voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gebrek aan respect van de verdachte voor de integriteit van de aangeefster, die in haar eigen woning was mishandeld. De rechtbank vond het noodzakelijk om een contactverbod op te leggen om verdere strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.251501.24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

21 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
7 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.A.M. Buurman, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 2 augustus 2024 te Groningen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voorgenoemde [slachtoffer] :
- meermaals en gedurende enige tijd bij de mond en/of de neus, althans het hoofd, en/of de nek en/of het lichaam heeft gepakt en/of vastgehouden en/of op voorgenoemde [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- ( vervolgens) meermaals en gedurende enige tijd haar keel en/of mond en/of neus heeft dichtgeknepen en/of met zijn hand heeft bedekt, waardoor voorgenoemde [slachtoffer] (telkens) geen lucht meer kreeg en/of
- ( meermaals) heeft geduwd en/of
- ( meermaals) heeft gebeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 augustus 2024 te Groningen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- haar meermaals en gedurende enige tijd bij de mond en/of de neus, althans het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te pakken en/of vast te houden en/of op haar is gaan zitten en/of vervolgens
- meermaals en gedurende enige tijd haar keel en/of mond en/of neus dicht te knijpen en/of met zijn hand te bedekken, waardoor zij (telkens) geen lucht meer kreeg en/of
- ( meermaals) te duwen en/of
- ( meermaals) te bijten;
2.
hij op of omstreeks 2 augustus 2024 te Groningen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (terwijl hij, verdachte, voor de voordeur van voorgenoemde [slachtoffer] staat) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ok, als jij belt, ga ik jou zo vinden. Dus dan moet je je hele leven lang achter je rug gaan bekijken want ik ga je tanden uit je bek dan slaan. Wil je dat? Wil je dat. Wil je dat? Ok, Is goed.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 1 primair en feit 2. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de feitelijke handelingen, zoals omschreven in de tenlastelegging, leiden tot de kwalificatie poging zware mishandeling. Deze feitelijke handelingen zijn te bewijzen nu er geen reden is te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Deze vindt ondersteuning in de beelden, de letselbeschrijving en de hierbij passende waarnemingen door getuigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 1 subsidiair heeft zij aangevoerd dat dit bewezen kan worden verklaard, maar enkel ten aanzien van het bijten. Verdachte heeft slechts de hand voor de mond van aangeefster gehouden om ervoor te zorgen dat zij niet zou schreeuwen. Verder kan het duwen door een worsteling zijn veroorzaakt, maar uit het dossier is niet gebleken dat aangeefster hierdoor pijn en/of letsel heeft ervaren. Voorts heeft verdachte de overige gedragingen betwist te hebben gepleegd en die worden, behoudens de aangifte, onvoldoende ondersteund door de letselrapportage.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank overweegt, anders dan de officier van justitie, dat niet uit de aard van de gedragingen op te maken is dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. Er is onvoldoende informatie om vast te stellen wat de duur is geweest van het dichtknijpen dan wel bedekken van de keel, mond en neus van het slachtoffer. Daarmee acht de rechtbank feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 7 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de woorden richting haar gezegd, dat was voordat ik de woning binnenging. Binnen begon mevrouw te schreeuwen en uit reactie heb ik mijn hand tegen haar mond gezet. Hierna begon zij mij te bijten in mijn vinger en om deze los te krijgen heb ik haar hoofd weggeduwd. Daarna ontstond een worsteling en heb ik haar ook gebeten in haar neus.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2024, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024208858 d.d. 18 augustus 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 2 augustus 2024, omstreeks 10.45 uur, was ik in mijn woning te Groningen. Ik heb de deur open laten staan. Toen ik weer naar buiten wilde gaan zag ik in de hal van mijn woning [verdachte] staan. Ik begon direct te gillen en riep denk ik dingen als ga weg en help. Hij kwam op mij aflopen en legde onmiddellijk zijn hand op mijn mond, zodat ik geen geluid meer kon maken. Er ontstond een worsteling in de hal van mijn woning. Ik voelde dat hij mij met kracht naar mijn slaapkamer probeerde te duwen. Hij heeft mij ook gebeten in mijn neus en vinger. Ik heb op mijn vinger en neus ook een wondje. Toen hij mij in de slaapkamer had geduwd, stond hij achter mij. Hij had nog steeds zijn hand op mijn mond en hield mij stevig vast. Ik zag dat hij het rolgordijn in mijn slaapkamer dichttrok en de deur achter hem dicht deed. Hij gooide mij op bed en ging vervolgens boven op mij zitten. Ik schreeuwde vervolgens heel hard om hulp. Ik voelde dat hij zijn hand op mijn mond en neus legde en met zijn andere hand mijn keel vastgreep. Ik voelde dat hij hard in mijn keel kneep en zijn andere hand drukte hard om mijn mond en neus. Ik voelde dat ik helemaal geen lucht meer kreeg. Ik stikte letterlijk. Ik voelde veel pijn in mijn keel. Ik kon ook helemaal niets meer zeggen. Hij kreeg dit in de gaten en toen verslapte zijn grip waardoor ik weer adem kon halen. Ik ben weer gaan schreeuwen, waarna hij weer mijn mond en neus en keel dicht kneep. Ook deze keer deed het veel pijn en kreeg ik geen lucht meer. Hierna verslapte weer zijn greep en kon ik weer ademhalen. Ik was nog in paniek en ben nog een paar minuten blijven zitten voordat ik naar mijn vriendinnen die toen al voor deur stonden ben gegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 augustus 2024, opgenomen op pagina 292 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Wil jij voor jezelf “de film” van 2 augustus 2024 nog eens afspelen en mij daarin meenemen?
A: [naam] stuurde om 11.07 uur naar [slachtoffer] in de groepsapp dat zij bij haar voor de woning stond. Een minuutje later belde [naam] mij ook al met de mededeling dat [verdachte] net bij de woning van [slachtoffer] was en dat hij haar had mishandeld. Vervolgens ben ik naar de woning van [slachtoffer] toe gefietst. Het is 2 à 3 minuten fietsen. Ik kwam bij [slachtoffer] aan. Ik zag dat [slachtoffer] aan het trillen was en helemaal in shock verkeerde. Ik zag striemen in haar hals. In haar gezicht zag ik een bijtwond en ter hoogte van haar neus zag ik dat het bloedde.
V: Wat heeft [slachtoffer] allemaal gezegd toen jij die 2 augustus bij de woning aankwam?
A: Zij was aan het hyperventileren. Zij gaf aan dat zij om hulp had geroepen en hard had gegild. Zij vertelde dat [verdachte] zijn hand op haar mond deed, de gordijnen dicht deed. Ook vertelde zij dat [verdachte] haar had gebeten en op bed had geduwd. Ze vertelde dat ook dat hij haar bij de keel had gepakt en het zwart voor haar ogen zag.
4. Een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Groningen, op 2 augustus 2024 opgemaakt en ondertekend door een forensisch arts, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer]
Datum en tijd letselonderzoek: 02-08-2024 om 16:30 uur.
Gemelde toedracht: Vanmorgen kwam ex-partner haar woning binnen. Hij heeft haar bedreigd, fysiek mishandeld en gepoogd te wurgen. Betrokkene meldt dat hij zijn hand met druk om haar keel heeft gedaan, dat hij zijn hand op/over haar neus heeft gelegd en dat hij haar gebeten heeft in het gezicht en in een vinger.
Beoordeling.
De waargenomen letsels betreffen vooral krasletsels en kleinere bloeduitstortingen in en onder de huid. Met daarbij een enkele kleine scheurverwonding.
Past het gemelde tijdsinterval bij het letsel: goed.
Toelichting: De toedracht vermeldt stomp geweld. De waargenomen letsels kunnen passen bij deze vorm van geweld.
Letsel(s)
Beschrijving: Op de overgang van de linkerneusvleugel en de wang is een rode streepvormige huidverkleuring met enig bloed van ongeveer 1 cm lang die de contour van de neusvleugel volgt. Eromheen is een rode huidverkleuring van ongeveer 1 cm breed, matig scherp begrensd. Links op de neus is een rode streepvormige verkleuring van 1 cm lang.
Soort: scheurwond.
Gemelde toedracht bij het letsel: Hand op neus gelegd/gedrukt en in gezicht gebeten.
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk.
Beschrijving: Aan de voor- en rechterzijde van de hals zijn meerdere streepvormige rode huidafwijkingen, in breedte variërend van 1-5 mm breed en in lengte van 1-6 cm, zowel verticaal als horizontaal verlopend, niet in een duidelijk patroon.
Soort: bloeduitstorting.
Gemelde toedracht bij het letsel: Hand op de keel gelegd/gedrukt.
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 5 augustus 2024 belde ik, verbalisant [naam] , met aangeefster. Ik vroeg naar één fragment van de cameradeurbel. In dit fragment is te horen dat verdachte woorden zegt als “ik sla je tanden uit je bek”. Aangeefster gaf aan dat ze dit pas achteraf zag op de beelden. Aangeefster gaf aan dat als ze had gezien of gehoord dat [verdachte] voor de woning stond dat ze dan direct de politie zou hebben gebeld, omdat ze doodsbang is voor hem. Tijdens het gesprek gaf aangeefster aan dat ze erg bang was, werd emotioneel en begon te huilen en had een versnelde ademhaling. Aangeefster kwam, voor zover ik het hoorde via de telefoon, op mij over alsof ze in paniek was.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2024, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
[bestandsnaam].mp4. Datum: 2024/08/02. Tijdstip: 10:43:23 uur.
Op de beelden is te zien dat de camera naast de voordeur staat. Te zien is dat de man bij de woning naar binnen kijkt en ik hoor hem met iemand praten. Ik hoor dat de man het volgende zegt: "Ok, als jij belt, ga ik jou zo vinden. Dus dan moet je je hele leven lang achter je rug gaan bekijken want ik ga je tanden uit je bek dan slaan. Wil je dat? Wil je dat. Wil je dat? Ok, Is goed." De man draait zich bij de woning weg maar draait zich gelijk terug naar de woning. Ik hoor de man zeggen: "Wil je dat? Als ik jou zie ik sla je tanden uit je bek. Onthoud?.."
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Steunbewijs voor de aangifte
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de aangifte in voldoende mate wordt ondersteund door de hierboven vermelde bewijsmiddelen. In het bijzonder is het steunbewijs hiervoor te vinden in de letselrapportage en de getuigenverklaring van [getuige] . Uit de letselbeschrijving blijkt dat onder meer letsel is waargenomen rond de neus en bij de hals van aangeefster. Uit de verklaring van [getuige] volgt dat zij kort na het voorval eveneens soortgelijke verwondingen heeft opgemerkt. Bovendien heeft zij aangeefster op dat moment in een (zeer) paniekerige toestand aangetroffen, waarbij aangeefster haar heeft verteld dat verdachte zijn hand op haar mond heeft gedaan (en de gordijnen dicht deed), haar heeft gebeten, op bed heeft geduwd en haar bij haar keel heeft gepakt (waardoor zij zwart voor haar ogen zag).
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de aangifte en zij acht deze betrouwbaar, te meer vanwege het gegeven dat verdachte voorafgaand aan de mishandeling de bedreigende woorden heeft geuit en hij daarmee zijn intentie kenbaar heeft gemaakt dat hij aangeefster iets aan wilde doen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
hij op 2 augustus 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door
- haar meermaals en gedurende enige tijd bij het lichaam te pakken en/of vast te houden en op haar te gaan zitten en
- meermaals en gedurende enige tijd haar keel en mond en neus dicht te knijpen en/of met zijn hand te bedekken, waardoor zij telkens geen lucht meer kreeg en
- meermaals te duwen en
- meermaals te bijten;
2.
hij op 2 augustus 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door (terwijl hij, verdachte, voor de voordeur van voorgenoemde [slachtoffer] staat) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ok, als jij belt, ga ik jou zo vinden. Dus dan moet je je hele leven lang achter je rug gaan bekijken want ik ga je tanden uit je bek dan slaan. Wil je dat? Wil je dat. Wil je dat? Ok, Is goed."
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair. Mishandeling;
2. bedreiging met zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan 132 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel, in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van drie jaren op te leggen in de vorm van een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod in de straat alwaar aangeefster woont. De duur van de vervangende hechtenis per overtreding dient te worden vastgesteld op twee weken, met een maximum van zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging als bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en subsidiair een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat verdachte voor soortgelijke feiten niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Bovendien moet rekening worden gehouden met de tegenaangifte van mishandeling en de emotionele toestand van verdachte toentertijd. Daarnaast is door de reclassering positief over hem geadviseerd en heeft verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden. Daarmee is de oplegging van een contactverbod met aangeefster als vrijheidsbeperkende maatregel niet noodzakelijk, te meer nu verdachte niet voornemens is nog contact op te nemen met aangeefster. Het opleggen van een locatieverbod dient te worden beperkt, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en mishandeling. Buiten de woning van het slachtoffer heeft verdachte haar eerst woordelijk ernstige vrees aangejaagd. Vervolgens is verdachte ongewenst de woning binnen gegaan en is het in de hal daadwerkelijk tot een fysieke confrontatie met het slachtoffer gekomen. Aldaar heeft verdachte het slachtoffer belet geluid te maken. Daarna heeft hij haar richting de slaapkamer geduwd en op een gegeven moment gebeten. In de slaapkamer heeft verdachte de deur dichtgetrokken en het rolgordijn naar beneden gedaan. Hierna heeft hij het slachtoffer op haar bed gegooid en is hij bovenop haar gaan zitten. In die positie heeft hij tot twee keer toe wurgingshandelingen uitgevoerd, waardoor het slachtoffer geen lucht meer heeft gekregen en pijn heeft geleden.
Met het plegen van deze feiten heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen woning mishandeld. De woning is bij uitstek een plek waar eenieder veilig moet kunnen zijn, maar verdachte heeft zich hiervan niets aangetrokken. Uit het dossier en de slachtofferverklaring ter zitting volgt dat het slachtoffer niet alleen op de dag van het voorval doodsangsten heeft uitgestaan, maar ook in de periode hieraan voorafgaand en nadien. Verdachte heeft in de maanden voor het incident talloze malen het slachtoffer dwingende berichten gestuurd, waarin hij onder meer om uitleg vraagt over de relatie en het slachtoffer ter verantwoording lijkt te roepen voor het feit dat het slachtoffer de relatie heeft beëindigd. Daarnaast heeft hij het slachtoffer meermalen opgezocht zowel thuis als op haar werk en heeft hij zich in de directe omgeving van haar woning opgehouden. Dit alles ondanks uitdrukkelijke signalen van het slachtoffer dat zij geen contact meer met hem wilde en de relatie voor haar reeds geruime tijd tot een einde was gekomen. Verdachte heeft er in de vele appberichten die hij het slachtoffer heeft gestuurd blijk van gegeven dat hij dat niet kon verkroppen en niet kon accepteren. Verdachte heeft zijn frustraties uiteindelijk niet kunnen onderdrukken en de bewezen verklaarde delicten begaan. Ter zitting heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij ziet zichzelf als het slachtoffer in deze zaak en legt de schuld steeds weer bij het echte slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 7 oktober 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 24 oktober 2024. Daarin acht de reclassering geen gedwongen interventies noodzakelijk, met uitzondering van een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank is – gelet op het voorgaande - van oordeel dat rondom de bewezen verklaarde mishandeling zo veel bijzondere omstandigheden een rol spelen, dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting buiten beschouwing moeten worden gelaten. De rechtbank acht een gevangenisstraf van substantiële duur, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, de enige passende afdoening.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank ter voorkoming van strafbare feiten daarnaast een contact- en gebiedsverbod, zoals tevens is verzocht door het slachtoffer, in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren noodzakelijk. Deze maatregel behelst een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod in de straten rondom de woonplek van het slachtoffer, een en ander zoals in het dictum is bepaald. Beide verboden gelden voor de duur van drie jaar. Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van twee weken worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.222,83 ter vergoeding van materiële schade en € 8.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
- € 596,99 aan tandartsbehandeling;
- € 490,56 aan opgenomen verlofuren;
- € 135,28 aan hotelovernachting en treinkaartjes.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de posten, met uitzondering van de tandartsbehandeling, betreffende de opgenomen verlofuren en de hotelovernachting en treinkaartjes moeten worden toegewezen, aangezien deze zijn onderbouwd.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat daarop een matiging moet worden toegepast en dat toewijzing van een bedrag van € 5.000,- passend is.
De toe te wijzen bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de tandartskosten en de kosten in verband met de hotelovernachting niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Met betrekking tot de kosten voor opgenomen verlofuren is slechts een bedrag van € 122,64 voor toewijzing vatbaar.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw primair gepleit dat de vordering van de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard en subsidiair dat deze sterk dient te worden gematigd. De namens benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie verschilt wezenlijk met de onderhavige zaak. Verder blijkt niet dat door een huisarts of een psycholoog een daadwerkelijk trauma is vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voor wat betreft de tandartsbehandeling is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde en de kostenpost, aangezien uit de tandartsverklaring blijkt dat stress niet de enige tot de klachten te herleiden factor is. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren en dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de hotelovernachting en treinkaartjes oordeelt de rechtbank dat op grond van de hotelfactuur niet kan worden vastgesteld of deze voor of na het bewezenverklaarde is voldaan. Bovendien komt uit het procesdossier naar voren dat benadeelde en een vriendin de reis naar Amsterdam ook al voor het bewezenverklaarde hadden gepland. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren en dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de verlofuren die zien op de periode van 8 tot en met 10 november 2024 is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat benadeelde daadwerkelijk heeft moeten werken en daarvoor verlofuren heeft moeten opnemen. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren en dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de verlofuren die betrekking hebben op 7 november 2024 is aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde. Dit gedeelde van de vordering tot een bedrag van € 122,64, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de verklaring van de benadeelde partij en de toelichting van haar raadsvrouw ter zitting – voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 5.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2024, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren
op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- het slachtoffer (aangeefster) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1993.
en
zich niet zal bevinden en ophouden in het gebied binnen:
- [straatnamen]
.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van € 122,64 bestaande uit materiële schade (zegge: honderdtweeëntwintig euro en vierenzestig eurocent);
- het bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade (zegge: vijfduizend euro);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de overige materiële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de immateriële schade voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.122,64 (zegge: vijfduizend honderdtweeëntwintig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 122,64 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2024.
Mr. Van Sloten en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.