ECLI:NL:RBNNE:2024:4565

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
11104334 BU VERZ 24-1050
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurder van een voertuig met onterecht extra verlichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een sanctie opgelegd aan de betrokkene op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene ontving een sanctie omdat hij als bestuurder van een voertuig reed dat was voorzien van meer lichten dan toegestaan, waaronder kerstlampjes. De betrokkene had in eerste instantie een gemachtigde, mr. M. Lagas, die administratief beroep heeft ingesteld tegen de initiële beschikking. De officier van justitie heeft de beschikking aangepast en de feitcode gewijzigd, maar het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2024 heeft de betrokkene zijn standpunten toegelicht, waarbij hij betoogde dat de wijziging van de feitcode onjuist was en dat de sanctie disproportioneel hoog was in vergelijking met sancties voor andere verkeersdeelnemers. De vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. R.A. van der Velde, verdedigde de aanpassing van de beschikking en de sanctie, verwijzend naar de verkeersveiligheid en de wettelijke bepalingen omtrent verlichting op voertuigen.

De kantonrechter overwoog dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene met de extra verlichting de verkeersveiligheid in gevaar bracht en dat de sanctie terecht was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, waarbij hij benadrukte dat de sanctiebedragen landelijk zijn vastgesteld en slechts in uitzonderlijke gevallen gematigd worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 255637725
zaaknummer: 11104334 BU VERZ 24-1050
uitspraak van de kantonrechter van 14 november 2024
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1
Betrokkene heeft een sanctie ontvangen op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had in de fase van het administratief beroep een gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., die namens betrokkene op 15 maart 2023 administratief beroep heeft ingesteld tegen de initiële beschikking. De officier van justitie heeft de beschikking aangepast en de feitcode gewijzigd. Voor het overige heeft de officier van justitie het beroep ongegrond verklaard. Betrokkene heeft vervolgens zonder gemachtigde op 27 december 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 22 oktober 2024.
1.2
Betrokkene is ter zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordigster).

2.Gedraging

2.1
Betrokkene heeft een beschikking ontvangen voor
‘als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan’verricht op 6 februari 2023 om 21:24 uur aan de dr. A.F. Philipsweg te Assen, gemeente Assen, met een personenauto gekentekend [kenteken]
2.2
De opgelegde sanctie bedraagt € 159,00 inclusief administratiekosten, voor welk
bedrag door betrokkene zekerheid is gesteld.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat hij in eerste instantie een sanctie heeft ontvangen voor de feitcode N515:
“als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet aan de vereiste kleur voldoen”. Hiertegen ging hij in beroep, omdat hij het niet eens was met de hoogte van deze sanctie. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij het disproportioneel vindt dat de sanctie behorende bij deze feitcode voor een personenauto € 160,00 exclusief administratiekosten is, terwijl de sanctie voor een fietser € 60,00 exclusief administratiekosten is. Betrokkene heeft aangevoerd dat de officier van justitie naar aanleiding van zijn administratief beroep vervolgens de feitcode heeft aangepast naar N650
:“als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan”. Betrokkene heeft aangevoerd dat de wijziging van de feitcode onjuist is, nu de verbalisanten hem staande hebben gehouden voor de feitcode N515. Betrokkene heeft aangevoerd dat de nieuwe gewijzigde feitcode niet van hem op toepassing is. Hij had zijn parkeerlichten aan en dat mag. Daarnaast heeft betrokkene aangevoerd dat nergens is vastgelegd hoeveel lichten maximaal zijn toegestaan.
3.2
De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat het de officier van justitie vrijstaat de beschikking aan te passen en de feitcode te wijzigen, indien betrokkene niet in zijn verdedigingsbelangen wordt geschaad. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat dit niet het geval is, nu het bedrag van de sanctie door de gewijzigde feitcode hetzelfde blijft. Ten aanzien van de gedraging met feitcode N650 heeft de vertegenwoordigster aangevoerd dat artikel 5.2.65 van de Regeling Voertuigen (Rv) bepaalt dat personenauto’s niet voorzien mogen zijn van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.2.51, 5.2.51a, 5.2.57 en 5.2.57a is voorgeschreven of toegestaan. Op de foto’s van de gedraging is te zien dat betrokkene, naast de vereiste verlichting, allerlei extra verlichting voerde, zoals groene verlichting aan de voor- en achterzijde onder de kentekenplaat, extra verlichting op de voorkant en kerstverlichting op de bovenkant van de auto. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat iedere auto er hetzelfde uit moet zien en voorzien moet zijn van dezelfde verplichte verlichting. Op de foto’s is te zien dat betrokkene ook op andere plekken verlichting voerde, wat niet is toegestaan. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat betrokkene hiermee de verkeersveiligheid in gevaar brengt, nu de verschillende verlichting de aandacht trekt van de overige weggebruikers en hen kan afleiden. Ten aanzien van het verweer van betrokkene over de disproportionele hoogte van de sanctie, heeft de vertegenwoordigster aangevoerd dat de sanctiebedragen worden vastgesteld door de wetgever en dat het bedrag in verband met de verkeersveiligheid voor deze feitcode passend is. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat de gedraging kan worden vastgesteld en dat er geen aanleiding is om de sanctie te matigen. De vertegenwoordigster heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren.

4.Overwegingen

4.1
De kantonrechter overweegt als volgt. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4.2
Uit de verklaring van de verbalisanten zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat zij zagen dat het betrokken voertuig veel verschillende kleuren verlichting voerde, zowel voor als achter, met name de groene verlichting aan de voor- als aan de achterzijde. Betrokkene is staande gehouden en heeft de volgende verklaring afgelegd:
“het gaat om zichtbaar te zijn in het verkeer. Zien en gezien worden”.
4.3
Naast de verklaring van de verbalisanten in het zaakoverzicht, bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van 12 september 2023. In het aanvullend proces-verbaal verklaren de betrokken verbalisanten op ambtseed en op ambtsbelofte dat zij het betrokken voertuig zagen rijden waarbij de betrokkene als bestuurder optrad. Ten tijde van de overtreding was de duisternis al ingetreden. De verbalisanten verklaren dat zij zagen dat het betrokken voertuig verlichting voerde die niet aan de vereiste kleur voldeed. Hierop hebben zij het betrokken voertuig staande gehouden en hebben zij de betrokken bestuurder voor het betrokken feit geverbaliseerd.
4.4
Ten aanzien van het verweer van betrokkene dat de feitcode ten onrechte is gewijzigd, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep blijkt dat er bij de verstrekking van de gegevens aan het CJIB een fout is gemaakt. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de officier van justitie de beschikking aangepast en de feitcode gewijzigd naar N650:
als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan’.
4.5
Het voeren van verlichting die niet is toegestaan, betreft een overtreding van artikel 5.2.65, eerste lid, sub a, van de Regeling voertuigen. Dit artikel luidt als volgt: “Personenauto’s mogen niet zijn voorzien van:
a. meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.2.51, 5.2.51a, 5.2.57 en 5.2.57a is voorgeschreven of toegestaan”. Volgens vaste rechtspraak kan de feitcode worden gewijzigd wanneer de betrokkene daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad. Nu het onderliggende feitencomplex gelijk blijft, beide feitcodes over het voeren van (juiste) verlichting gaan en de sanctiebedragen gelijk zijn, is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene in dit geval niet geschaad door een wijziging van de feitcode.
4.6
De kantonrechter overweegt dat op de foto’s van de gedraging is te zien dat het voertuig van betrokkene, naast de verplichte verlichting, is voorzien van een tal van andere lichten, waaronder kerstlampjes. De kantonrechter is van oordeel dat deze onnodige verlichting niet behoort tot de toegestane verlichting zoals in voornoemde artikelen van de Regeling voertuigen is omschreven. Daarbij overweegt de kantonrechter dat rijden in een voertuig met dergelijke onnodige verlichting afleidend werkt voor de overige weggebruikers en dat dit derhalve gevaarlijk kan zijn. De stelling van betrokkene dat hij met de extra verlichting juist goed opvalt, volgt de kantonrechter dan ook niet.
4.7
Voor wat betreft het gestelde dat het sanctiebedrag van de voorgaande en de gewijzigde feitcode disproportioneel hoog is, overweegt de kantonrechter als volgt. De wetgever heeft er voor gekozen onderhavige gedraging strafbaar te stellen. De daarbij horende sanctiebedragen zijn landelijk vastgesteld en gelden voor een ieder. De sanctiebedragen worden slechts in uitzonderlijke omstandigheden gematigd. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
4.8
Alles overwegende kan op basis van de beschikbare gegevens voldoende worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. In het door betrokkene gevoerde verweer zijn geen omstandigheden gelegen die aanleiding geven tot een wijziging van de sanctie. De sanctie is terecht opgelegd.
Beslissing
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van R. de Hoop, griffier. De beslissing is het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
griffier, kantonrechter
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op