De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De verdediging heeft ingestemd met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van het begeleid wonen, nu de vader van verdachte hem begeleiding en een woonplek biedt als verdachte op vrije voeten komt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch rapport van 19 augustus 2024 en de rapportage van Reclassering Nederland van 22 oktober 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 12 mei 2024 brand gesticht bij aangever, waarbij schade is ontstaan aan een schuur. Door kordaat optreden van een omwonende is de schade beperkt gebleven. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen kwalijk. Brandstichting is een ernstig strafbaar feit en veroorzaakt niet alleen materiële schade maar leidt ook tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Uit het door de psycholoog, N.P.A. van der Weegen, opgemaakte rapport komt naar voren dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en antisociale trekken. ADHD en stoornissen in het gebruik van alcohol en drugs konden niet worden uitgesloten. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van deze stoornissen. De psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van het feit en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, wat in strafmatigende zin wordt meegewogen. Ook de officier van justitie heeft hiermee bij zijn strafeis rekening gehouden.
Uit het psychologisch rapport komt verder naar voren dat verdachte door de stoornissen sociale situaties onvoldoende overziet en dat hij geneigd is sterk rigide overtuigingen te hebben. Ook is hij geneigd te denken dat anderen hem zullen benadelen en is hij weinig geneigd verantwoordelijkheid te nemen. Het recidiverisico wordt door de psycholoog als hoog ingeschat en door de stoornissen van verdachte zal hij moeilijk behandelbaar zijn. Verdachte is gebaat bij behandeling binnen een forensische kliniek en bij behandeling en begeleiding door een FACT-team. Binnen een vrijwillig kader zal hij zich niet laten behandelen of geneigd zijn voortijdig af te haken.
De reclassering heeft vervolgens een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Alles afwegende legt de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 192 dagen. Dit is de tijd die verdachte tot de uitspraak reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden (270 dagen) met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Dit voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan strafbare feiten. Daarnaast zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geformuleerd in haar adviesrapport. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte op een voor hem passende woonplek verblijft, zodat ook de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan begeleid of beschermd wonen, indien de reclassering dit nodig vindt, zal worden opgelegd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan is gevorderd door de officier van justitie, nu zij niet bewezen acht dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.