ECLI:NL:RBNNE:2024:4489

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
18-329947-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling van levensgezel met TBS en schadevergoeding

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en TBS met dwangverpleging. De verdachte heeft in september en december 2023 in Groningen een poging tot doodslag gepleegd op zijn 23-jarige levensgezel en haar meerdere keren mishandeld. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zijn partner, die hij zou moeten beschermen, ernstig heeft mishandeld en geprobeerd heeft haar van het leven te beroven door haar te wurgen met zijn handen en een ketting. De rechtbank vindt de foto's van de letsels van het slachtoffer schokkend en oordeelt dat de immateriële schadevergoeding van € 7.500 terecht is, gezien de ernstige gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging over de nietigheid van de dagvaarding verworpen, maar erkent dat er bij een verhoor van de verdachte geen advocaat aanwezig was, hoewel deze verklaring niet voor het bewijs is gebruikt. De psychologen hebben vastgesteld dat de verdachte aan geestelijke stoornissen lijdt, wat heeft geleid tot de beslissing om TBS met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de relatie tussen verdachte en slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/329947-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. ​
hij op of omstreeks 11 december 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • zijn (rechter)arm om haar nek/hals heeft gelegd en/of (vervolgens) (langdurig) zijn (rechter)arm om haar nek heeft geklemd, waardoor hij haar nek/hals heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of gedurende welke gedragingen hij met zijn (linker)hand haar neus en/of haar mond heeft bedekt en/of enige tijd bedekt heeft gehouden, en/of
  • ( vervolgens) een ketting om haar nek/hals heeft gelegd en/of vervolgens deze ketting langdurig heeft aangetrokken, waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- zijn (rechter)arm om haar nek/hals heeft gelegd en/of (vervolgens) (langdurig) zijn (rechter)arm om haar nek heeft geklemd, waardoor hij haar nek/hals heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of gedurende welke gedragingen hij met zijn (linker)hand haar neus en/of haar mond heeft bedekt en/of enige tijd bedekt heeft gehouden,
en/of
- ( ( vervolgens) een ketting om haar nek/hals heeft gelegd en/of vervolgens deze ketting langdurig heeft aangetrokken, waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2023 tot en met 11 december 2023 te Groningen zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
  • haar meerdere malen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of het lijf te slaan en/of te stompen, en/of
  • haar meerdere malen, althans eenmaal, tegen haar buik te trappen en/of knietjes te geven, en/of
  • haar op en/of tegen de grond te duwen
  • een spiegel, althans een soortgelijkend voorwerp, op en/of tegen haar hoofd te slaan;
3
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Groningen zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar met een mes, althans een soortgelijkend voorwerp, op en/of tegen haar rug en/of haar knie te slaan.

Geldigheid van de dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij dupliek betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 subsidiair onvoldoende concreet en daarom nietig is. Er staat namelijk als pleegdatum 12 september 2023. Het is voor de verdediging daarom onduidelijk waarvan verdachte precies beschuldigd wordt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de geldigheid van de dagvaarding.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de tenlastelegging, gelezen tegen de achtergrond van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en het dossier, voldoende duidelijk en geconcretiseerd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting een wijziging van de tenlastelegging overgelegd en die wijziging mondeling toegelicht. Vervolgens is de zitting onderbroken en heeft de raadsman deze wijziging kunnen bespreken met verdachte. Na de onderbreking heeft de raadsman kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen de wijziging van de tenlastelegging. Daarna heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen en heeft zij de tenlastelegging aangepast zoals in de vordering is omschreven. Pas bij dupliek heeft de raadsman verweer gevoerd met betrekking tot nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank oordeelt evenwel dat het gelet op de gang van zaken ter zitting omtrent de wijziging en de tekst van feit 1 primair en de tekst van feit 1 subsidiair (het gaat om dezelfde verwijtbare gedragingen) niet aannemelijk is dat de dagvaarding niet duidelijk genoeg was voor verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 subsidiair van de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet en verwerpt daarom het verweer van de verdediging strekkende tot nietigheid van de dagvaarding.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank bespreekt eerst het door de verdediging gevoerde artikel 359a Sv-verweer, alvorens over te gaan tot de beoordeling van het bewijs.
359a Sv-verweer
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Bij het derde verhoor van verdachte op 13 december 2023, heeft hij geen bijstand gehad van een advocaat en van dat recht heeft hij ook geen (vrijwillige) afstand gedaan, laat staan dat hij is ingelicht over de gevolgen van het doen van afstand. Dat het verhoor op woensdagmiddag op verzoek van verdachte plaatsvond en zijn advocaat had laten weten niet aanwezig te kunnen zijn maar geen bezwaar te hebben tegen een verhoor buiten zijn aanwezigheid, doet aan het voorgaande niets af.
Naarmate het feit waarop de verdenking betrekking heeft ernstiger is of de persoon van de verdachte kwetsbaarder, dienen er zwaardere eisen te worden gesteld aan de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het recht op verhoorbijstand. In onderhavige zaak is dat recht van verdachte naar de mening van de raadsman in grove mate geschonden. De raadsman verzoekt derhalve om bewijsuitsluiting. Dat rechtsgevolg dient noodzakelijkerwijs aan het vormverzuim te worden verbonden ter verzekering van het recht van verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een vormverzuim, nu de toenmalige raadsman akkoord ging om verdachte te horen buiten zijn aanwezigheid. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank wel van mening is dat er sprake is van een vormverzuim, kan worden volstaan met de enkele constatering van het verzuim.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het materiaal ten aanzien waarvan het beroep op bewijsuitsluiting wordt gedaan (het derde verhoor van verdachte), niet voor het bewijs wordt gebezigd. De verdachte heeft in zoverre geen belang bij bespreken van het verweer en daarom laat de rechtbank het verweer onbesproken.
De rechtbank merkt evenwel op dat het standpunt van de verdediging over het gebrek aan rechtsbijstand tijdens het derde verhoor gevolgd wordt. Ten onrechte is nagelaten verdachte te horen in aanwezigheid van een advocaat. Verdachte heeft geen ondubbelzinnig afstand gedaan van dat recht. Immers heeft verdachte aan het begin van zijn derde verhoor aangegeven dat hij het jammer vindt dat zijn advocaat niet aanwezig kan zijn. Gelet op de ernst van de verdenking en de kwetsbaarheid van verdachte had de politie op dat moment het verhoor moeten stoppen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair en feit 3 en hij heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken voor feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van een alternatief scenario. Verdachte heeft aangeefster bij haar trui gepakt en naar buiten getrokken, en de kraag van de trui heeft vervolgens de striem in de hals van aangeefster achtergelaten. Bovendien heeft aangeefster in het begin bij de verbalisanten en op de spoedeisende hulp nog niet gesproken over wurgen. Op 11 december 2023 en in het UMCG wordt ook geen letsel aangetroffen in haar nek. En de door forensisch arts Van Mesdag geconstateerde puntvormige rode bloeduitstortingen passen niet bij de ketting van verdachte, omdat deze uit dikkere, platte schakels bestaat. De verklaring van aangeefster over het wurgen is bovendien onbetrouwbaar, nu haar verklaring over de handelingen van verdachte in de loop der tijd steeds verder uitdijt. Daarnaast is geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood en heeft verdachte hier ook geen opzet op gehad. Het trekken aan de linkerzijde van de hals levert geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel op. Het omklemmen heeft in dit geval niet heel lang geduurd en bovendien niet met kracht. Het letsel bij aangeefster wijst er niet op dat het omklemmen, dichtknijpen en -trekken met veel kracht is gebeurd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken. De pleegperiode zou moeten starten op 7 december 2023 en niet op 3 december 2023. Op 11 december heeft aangeefster het over de afgelopen vier dagen, en diezelfde termijn noemt zij bij het consult met de arts.
Ook verzoekt de raadsman partieel vrij te spreken van de derde gedachtestreep. De kapotte spiegel, of scherven daarvan, zijn nergens in het huis van verdachte aangetroffen. Ook wordt in de forensische letselrapportage geen vermelding gemaakt van letsel op het hoofd dat in verband zou kunnen staan met
het slaan op het hoofd met een spiegel.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat bij aangeefster is aangetroffen niet past bij de gemelde toedracht door aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt onvoldoende ondersteund door het dossier. Het litteken op de rug en knie van aangeefster kan een andere toedracht kennen en op een ander moment zijn ontstaan, in ieder geval niet door toedoen van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. In de eerste plaats zijn haar verklaringen consistent en gedetailleerd. Daarnaast worden haar verklaringen naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door objectieve bewijsmiddelen uit het dossier. De verklaringen worden ondersteund door letselfotos, het forensisch geneeskundig letselverslag en de getuigenverklaring van [naam] . De arts heeft geconcludeerd dat de waargenomen letsels goed tot zeer goed passen bij de opgegeven toedracht. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid deze bewijsmiddelen te twijfelen. De rechtbank neemt de verklaringen van aangeefster dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling van het bewijs.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte ter zitting van 5 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik heb mijn vriendin wel eens geslagen en getrapt.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 december 2022, opgenomen op pagina 14 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023329532 d.d. 21 februari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zit nu vier jaar in een relatie met mijn vriend, genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2002, in [geboorteplaats] . Op 12 september 2023 kwam ik thuis. Mijn vriend opende de voordeur. Ik zag dat hij erg boos keek. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een keukenmes vasthield. Ik zag dat het een broodmes betrof met kartels eraan. Ik voelde angst en voelde dat dit niet goed was. Ik ben daarom weggegaan. Op een gegeven moment ben ik toch maar naar de woning gegaan. Toen ik binnen kwam is het helemaal uit de hand gelopen. Hij heeft mij toen met het mes op mijn rug geslagen. Het was geen stekende beweging maar hij sloeg de gekartelde kant op mijn rug. Ook heeft hij mij toen op mijn knie geraakt. Dit was een heftige wond. Ik denk dat ik hier eigenlijk mee naar het ziekenhuis had gemoeten, maar dit heb ik niet gedaan. Ik heb later van mijn rug een foto gemaakt. Deze foto mag u toevoegen aan dit proces verbaal als bewijs. Ik heb nu een fors litteken op mijn knie.
Op 3 december 2023, op het moment dat ik samen met mijn vriend in de woning was sloeg hij mij volgens mij.
Vanaf 7 december 2023, maakt mijn vriend mij in ochtend wakker. Op dat moment slaat hij mij voornamelijk met zijn rechter gebalde vuist. Ik kan u niet vertellen hoe vaak, omdat dit niet te tellen is. Vanaf 7 december 2023, verloopt iedere ochtend op deze manier.
Op 11 december 2023 trapte mijn vriend mij twee tot vier keer in mijn buik, tussen mijn ribben in. Ook gaf hij mij verschillende knietjes. Ik voelde op dat moment pijn in mijn buik. Daarnaast wurgde mijn vriend mij eerst met zijn rechterarm. Ik voelde dat zijn rechterarm om mijn nek geklemd zat. De duur hiervan was in ieder geval langer dan vijftien seconden. Ik dacht op dat moment dat dit niet veel langer moest duren. Ik voelde dat zijn linkerhand op dat moment op mijn neus en mond zat. Ik voelde dat ik
helemaal geen lucht meer kreeg en was bang dat ik doodging. Hierna zag ik dat mijn vriend zijn gouden ketting afdeed. Het betreft een wat dikkere gouden ketting en er hangt niet iets aan. Ik voelde dat mijn vriend zijn gouden ketting om mijn nek deed. Ik kon op dat moment nog net twee vingers tegen mij keel aanzetten, zodat hij mij niet kon stikken. Mijn vriend wurgde mij en ik had opnieuw het gevoel dat ik doodging. Ik gok dat dit ongeveer vijftien seconden duurde. Mijn vriend liet hierna los. Ik was ontzettend bang en vreesde voor mijn leven. Hierna zei hij dat ik make up op moest doen voor we weggingen. Ik heb toen foundation gepakt en dit op gedaan. Toen ik hiermee bezig was voelde ik twee keer een vuistslag tegen mijn gezicht. Ik voelde hierbij hevige pijn. Ik denk dat hij sloeg met zijn rechterhand. In de badkamer gaf hij mij een zwart doekje en een vissershoedje. Ik hoorde hem zeggen dat ik dit op moest doen. Ik moest dit doen zodat niemand het letsel in mijn gezicht zou kunnen zien. Nadat ik dit op had gedaan zijn we de woning uit gegaan. Toen we bij de lift stonden te wachten heeft hij mij weer geslagen in mijn gezicht. Ik voelde toen weer een hevige pijn. Hierna stapten we in de lift. Op het moment dat we met de lift naar beneden gingen heeft hij mij nogmaals geslagen in mijn gezicht. Ik voelde weer een hevige pijn in mijn gezicht.
3. Een geneeskundige verklaring, op 18 december 2023 opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
lichaamsdeel: hoofd
beschrijving: Op de linkerzijde van het voorhoofd, boven het linkeroog, is een matig scherp begrensde, ronde, rozerode huidverkleuring zichtbaar met een diameter van 1,8 cm met daarin aan de bovenzijde drie diagonaal verlopende, donkerrode, parallelle lijnvormige huidonderbrekingen met een lengte van ca. 2 cm en een onderlinge afstand van ongeveer 2 millimeter, aan de onderzijde van de ronde afwijking zijn enkele parallel verlopende onderbroken streepvormige rozerode huidverkleuringen zichtbaar met een lengte van ongeveer 1 centimeter en een onderlinge afstand van 2 millimeter. Het betreft een oppervlakkige schaafwond. Op het midden van het voorhoofd is een onscherp begrensde, ovale, lichtbruine huidverkleuring zichtbaar met een lengte van 3,5 cm en een geschatte breedte van 2 cm. Onder de afwijking is sprake van enige zwelling. Het betreft een onderhuidse bloeduitstorting.
soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: in het gezicht geslagen en geschopt past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
lichaamsdeel: hoofd
beschrijving: Op de rechter zijkant van het voorhoofd, op de rechter slaap en op de rechter wang zijn in totaal drie onscherp begrensde, grillige, rode tot paarsrode huidverkleuringen zichtbaar. De bovenste huidverkleuring (aan de zijkant van het voorhoofd) heeft een breedte van 1,5 cm en een lengte van 3 cm. De middelste huidverkleuring (op de slaap) heeft een lengte van 3 cm en een breedte van 1 cm. De onderste huidverkleuring (over een groot gedeelte van de rechter wang, met daarbij ook enige zwelling van de wang) heeft een lengte van 7 cm en een breedte van 3,5 cm. Het betreft onderhuidse bloeduitstortingen.
soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: in het gezicht geslagen en geschopt past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
lichaamsdeel: hoofd
beschrijving: Op de linker rechter slaap en op de linker wang zijn in twee onscherp begrensde, grillige, rode tot paarsrode huidverkleuringen zichtbaar. De afwijking op de slaap heeft een lengte van ongeveer 2 bij 4 centimeter. De onderste huidverkleuring is langwerpig en verloopt over een groot gedeelte van de linker wang tot en met de onderrand van de onderkaak met daarbij ook enige zwelling van de wang, deze afwijking is ongeveer 10 bij 7 centimeter. Het betreft onderhuidse bloeduitstortingen. net aan de buitenzijde van de buitenste ooghoek links is een redelijk scherp begrensde langwerpig ovale donkerrode
huidverkleuring zichtbaar van ongeveer 8 bij 3 millimeter, er is sprake van droge korstvorming. het betreft een schaafwond ofwel een kleine barstwond. op de linker neusvleugel is een scherp begrensde streepvormige bruinrode verkleuring zichtbaar van ongeveer 2 millimeter lengte. Er is sprake van korstvorming. het betreft een krasverwonding.
soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: in het gezicht geslagen en geschopt past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
lichaamsdeel: hoofd
beschrijving: rondom beide ogen is een deels scherp, deels onscherp begrensde paarse verkleuring zichtbaar die overgaat i een onscherp begrensde gele verkleuring. Ter plekke van de jukbeenderen is enige onderhuidse zwelling zichtbaar. Het betreft gedeeltelijk uitgezakte
onderhuidse bloeduitstortingen. In het oogwit aan de buitenzijde van het rechter oog is een scherp begrensde streepvormige verticale rode verkleuring zichtbaar met ter rechter zijde een onscherp begrensde oranjerode verkleuring van het oogwit, het betreft een bloeduitstorting in het oogwit, in het bovenste ooglid van het rechter oog ter hoogte van de buitenste ooghoek is een scherp begrensde min of meer driehoekige paarsbruine afwijking zichtbaar van ongeveer 2 bij 2 millimeter. Er is sprake van droge korstvorming. het betreft een genezend huidletsel
vermoedelijk schaafletsel.
soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: in het gezicht geslagen en geschopt past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
lichaamsdeel: hoofd
beschrijving: aan de binnenzijde van de onder- en bovenlip rechts zijn meerdere matig scherp begrensde grillig gevormde rode verkleuringen van het lipslijmvlies zichtbaar van ongeveer 1 centimeter bij 2-3 millimeter, het betreft onderhuidse bloeduitstortingen, ter plekke van de
verkleuringen is de lip licht gezwollen. In de onderlip rechts loopt de afwijking door in een scherp begrensde min of meer driehoekige witte verkleuring van ongeveer 3 bij 3 millimeter, dit betreft vermoedelijk wondbeslag op een huidonderbreking van het slijmvlies, aan de buitenzijde van de onderlip links is een onscherp begrensde ovale rozerode verkleuring van het slijmvlies zichtbaar van ongeveer 6 bij 3 millimeter met diagonaal daarin verlopend drie scherp begrensde streepvormige witte verkleuringen van 3 millimeter lengte, het betreft een onderhuidse bloeduitstorting. Aan de onderzijde van de rechter voortand is rechts een scherprandige onderbreking van het tandglazuur zichtbaar. Er lijkt een driehoekige chip glazuur te ontbreken van ongeveer 1 bij 1 millimeter.
soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: in het gezicht geslagen en geschopt past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
lichaamsdeel: hoofd
beschrijving: aan de binnenzijde van de rechter oorschelp schuin boven de gehoorgang is onscherp begrensde bruine verkleuring van de huid zichtbaar. Aan de basis van de kraakbenige buitenrand van het oor is een halfronde onderhuidse zwelling zichtbaar van ongeveer 1 centimeter, het betreft een onderhuidse bloeduitstorting met zwelling, vlak achter de oorschelp zijn op het rotsbeen zijn enkele parallel verlopende scherp begrensde bruine streepvormige huidverkleuringen zichtbaar van naar schatting 2 tot 5 bij 0,5 millimeter, het betreft krasletsel, nb dit letsel is op de detailfoto niet zichtbaar.
soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: in het gezicht geslagen en geschopt past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
lichaamsdeel: hals
beschrijving: aan de linker zijde van de hals is laag ion de hals verlopend vanaf de bovenzijde van de monnikskapspier tot aan de zijkant van het strottenhoofd in een horizontale bandvormige zone van ongeveer 7 bij 2 centimeter een patroon zichtbaar van enkele tientallen scherp begrensde puntvormige rode huidverkleuringen. Het betreft bloeduitstortingen. Aan de rechter zijde van de hals op ongeveer 5 centimeter onder het oor zijn in een gebied van ongeveer 2 bij 2 centimeter meerdere matig scherp begrensde puntvormige rozerode huidverkleuringen zichtbaar, het betreft vermoedelijk bloeduitstortingen. soort: Bloeduitstorting
gemelde toedracht bij het letsel: verwurgingspoging met een ketting en handen past gemelde toedracht bij letsel: goed
lichaamsdeel: rug
beschrijving: Op de onderrug, op ca. 1 cm links naast de ruggengraat, is een scherp begrensde, lancetvormige, horizontaal verlopende bruinrode huidverkleuring zichtbaar met littekenvorming, van 1,5 bij 0,3 centimeter. Aan weerszijden van en in het verlengde van voorgenoemde huidverkleuring is een matig scherp begrensde, lijnvormige, horizontaal lopende, lichtbruine huidverkleuring zichtbaar met een totale lengte van 14 cm. Beeld is passend bij een oppervlakkige krasverwonding met een diepere verwonding in het
midden, welke reeds genezen is. Het letsel is van oudere datum. soort: Snijwond
gemelde toedracht bij het letsel: met een kartelmes in de rug gesneden past gemelde toedracht bij letsel: goed
toelichting: ouder letsel van een eerder incident
lichaamsdeel: rechterbeen
beschrijving: Aan de binnenzijde van de rechter knie vlak naast de knieschijf is een dwars op de lengterichting van het been verlopende, scherp begrensde, streepvormige, donkerrode huidverkleuring (met een verdikking van het weefsel) zichtbaar met een lengte van 2,6 cm en een geschatte breedte van 1 cm. Het betreft een litteken van een scherprandige huidonderbreking. Het letsel is van oudere datum soort: Snijwond
gemelde toedracht bij het letsel: met een kartelmes gesneden past gemelde toedracht bij letsel: goed
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 december 2023, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Ik begreep dat jij één van de directe buren bent van de bewoners van de [adres] in Groningen. Wat kan je vertellen over deze bewoners?
A: Ik hoor soms wat kabaal bij de buren vandaan komen maar niet meer dan dat.
V: Wanneer was de eerste keer dat je ze gesproken hebt? A: Vorige week donderdag, 7 december.
V: Vorige week 7 december, wat is er toen gebeurd?
A: Ik hoorde geluiden. Praten en soms een gil. Er werd geloof ik iets geroepen als: 'Ga weg!', daarna hoorde ik dan weer kloppen op de deur.
V: Toen?
A: Ik ben door het kijkgaatje van de deur gaan kijken. Ik zag toen dat hij haar probeerde weg te duwen. Hij probeerde haar de gang uit te duwen. De hal van het gebouw zeg maar. Daarna zag ik dat hij weer naar binnen ging.
V: Nadat je dat zag afgelopen donderdag, wat is er toen gebeurd?
A: Nadat de buurman weer naar binnen was gegaan, heb ik de deur geopend. Ik zag toen dat de buurvrouw bij mij kwam. Ik heb haar gevraagd wat er aan de hand was. Zij gaf aan dat hij boos was. Ik zag dat de rechterkant van haar gezicht blauw was. Ze was gehavend onder de rechterkant van haar oog. V: Je gaf ook aan bij het buurtonderzoek dat je dacht dat de bewoonster mishandeld zou worden. Waarom dacht je dat?
A: Nou ja, dat is met name vanwege die avond. Soms hoor ik ook wel eens kabaal vanaf hun kant komen. Achteraf denk ik dan wel eens dat dat mishandeling zou kunnen zijn.
V: Wat hoor je dan?
A: Klappen of beter gezegd harde geluiden, dingen die tegen de muur aan komen of worden gegooid. Of tegen de verwarming.
V: Je zei net dat het kabaal wat je soms hoort dat je daarvan dacht het wel eens mishandeling zou kunnen zijn. Sinds wanneer dacht je dat?
A: Sinds die donderdag.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende. Het alternatieve scenario dat door de verdediging is geschetst, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat er op enig moment aan de hoodie is getrokken, er zitten immers fotos van een gescheurde trui in het dossier en verdachte en aangeefster verklaren hier ook over. Echter zou dit, blijkens de verklaringen van verdachte ter zitting en getuige [naam] hebben plaatsgevonden op 7 december 2023. Alleen al om die reden kan het alternatieve scenario geen verklaring zijn voor het op 11 december waargenomen letsel, te weten scherp begrensde puntvormige rode huidverkleuringen. Daar komt bij dat de forensisch arts concludeert dat het beschreven letsel goed past bij een verwurgingspoging met ketting en handen. Het alternatieve scenario mist een feitelijke grondslag en de rechtbank verwerpt dit verweer dan ook.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van een poging doodslag of een poging zware mishandeling. Voor bewezenverklaring van poging tot doodslag moet komen vast te staan dat verdachte minst genomen het voorwaardelijke opzet heeft gehad om aangeefster van het leven te beroven. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster als gevolg van het door hem aangewende geweld zou komen te overlijden. Verdachte heeft een nekklem aangelegd en gelijktijdig zijn hand op de mond van aangeefster gedrukt. Vervolgens heeft verdachte een ketting om de nek van aangeefster gedaan. Deze heeft hij strak aangetrokken. Dat dit inderdaad strak was, blijkt uit de later waargenomen striemen in de hals van aangeefster. Daarnaast heeft zij zelf verklaard dat ze het gevoel had dat ze geen lucht kreeg en dat zij vreesde voor haar leven. Naar algemene ervaringsregels kan het gedurende enige tijd uitoefenen van dergelijk geweld op de hals leiden tot de dood van het slachtoffer, zeker als het met kracht gebeurt. Door op deze manier de keel dicht te klemmen, gelijktijdig een hand op de mond te drukken en vervolgens een ketting strak aan te trekken heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster hierdoor zou komen te overlijden. Uit de aard van deze gedragingen volgt voorts dat verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op de dood van aangeefster. Daarmee kan feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank zal de raadsman niet volgen in zijn verweer over de pleegperiode. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar, mede omdat hetgeen zij omschrijft goed tot zeer goed past bij de waargenomen letsels. Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de laatste gedachtestreep in de tenlastelegging, nu geen letsel is waargenomen dat past bij het slaan met een spiegel op het hoofd.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank het volgende. Ook dit feit kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden. Het letsel dat bij het slachtoffer is waargenomen past volgens de forensisch arts goed bij de door het slachtoffer gemelde (tijdstip van de) toedracht. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat het slachtoffer deze verwondingen op een andere wijze heeft opgelopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 11 december 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • zijn rechterarm om haar nek heeft gelegd en vervolgens langdurig zijn rechterarm om haar nek heeft geklemd, waardoor hij haar nek/hals heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden en gedurende welke gedragingen hij met zijn linkerhand haar neus en haar mond heeft bedekt en enige tijd bedekt heeft gehouden, en
  • vervolgens een ketting om haar nek/hals heeft gelegd en vervolgens deze ketting langdurig heeft aangetrokken,
waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 3 december 2023 tot en met 11 december 2023 te Groningen zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
  • haar meerdere malen met gebalde vuisten tegen het hoofd en het lijf te slaan en/of te stompen, en
  • haar meerdere malen tegen haar buik te trappen en knietjes te geven, en
  • haar tegen de grond te duwen;
3
hij op 12 september 2023 te Groningen zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar met een mes tegen haar rug en haar knie te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1,
primairpoging tot doodslag
2. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
3. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie ook rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 30 september 2024, het Pro Justitia rapport d.d. 10 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank houdt geen rekening met het ad informandum gevoegde feit, nu verdachte dit feit niet ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en meerdere mishandelingen van zijn levensgezel. Het slachtoffer heeft daarbij pijn en letsel opgelopen. De fotos van de letsels van het slachtoffer zijn schokkend. Zij is in de dagen voorafgaand aan 11 december 2023 veelvuldig mishandeld door verdachte. En hij heeft gepoogd haar van het leven te beroven door haar met zijn handen, armen en een ketting te verwurgen. Die momenten moeten voor aangeefster zeer angstig zijn geweest. De rechtbank vindt het strafverzwarend dat verdachte de partner was van het slachtoffer. Hij was de persoon op wie zij juist mocht vertrouwen.
Daarnaast vond een groot deel van de feiten plaats in de eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig en vertrouwd moet kunnen voelen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstig gebrek aan
respect voor het leven van het slachtoffer getoond en een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het slachtoffer heeft zich gesteld als benadeelde partij en door middel van een schriftelijke slachtofferverklaring op indringende wijze aangegeven wat het gedrag van verdachte allemaal voor gevolgen heeft gehad. Zij ervaart herbelevingen, geheugenproblemen en vindt het moeilijk om sociale contacten aan te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de bewezen verklaarde feiten te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 10 mei 2024 komt als conclusie naar voren dat verdachte ernstig in de war was ten tijde van het ten laste gelegde en dat hij dusdanig werd beïnvloed door psychotische symptomen dat zijn denken en handelen werd gestuurd door paranoïde overtuigingen, boosheid en angst. Hierdoor was hij verminderd in staat zijn wil in vrijheid te bepalen en onderzoekers adviseren dan ook het ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank het aangewezen verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, naast voornoemde gevangenisstraf, ter beschikking moet worden gesteld met verpleging van overheidswege en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 10 mei 2024. De psychologen concluderen zakelijk weergegeven dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. De kern van de problematiek kenmerkt zich door een verstoorde realiteitstoetsing zich uitend in achterdocht en wanen. Verdachte leed ook aan deze stoornissen ten tijde van alle ten laste gelegde feiten.
De psychiater komt niet tot een volledige rapportage en advies omdat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. De psychiater doet in zijn rapportages geen uitspraak over het recidiverisico. Evenmin geeft hij advies inzake een behandeling of op te leggen maatregel.
De vraag die vervolgens opkomt is of een terbeschikkingstelling opgelegd kan worden. De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de eisen voor het opleggen van een terbeschikkingstelling. In artikel 37a lid 3 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is bepaald dat voor oplegging van terbeschikkingstelling is vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Dat is nu niet het geval, door de weigerende houding van verdachte is er geen (volledig) advies van de psychiater tot stand gekomen.
De rechtbank merkt verdachte aan als weigerende observandus zoals bedoeld in artikel 37a lid 4 Sr.
Hierdoor blijft het bepaalde in artikel 37a lid 3 Sr buiten toepassing en kan toch een terbeschikkingstelling met dwangverpleging worden opgelegd.
De psychologen komen tot een duidelijke conclusie met betrekking tot de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hoewel de psychiater niet volledig heeft kunnen rapporteren merkt de psychiater wel op dat de conclusies van de psychologen overeenstemmen met zijn eerste bevindingen. Ook merkt de psychiater op dat, indien de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, het in de lijn van de verwachtingen ligt dat er in geval van verdachte in de toekomst niet aan een strafrechtelijke maatregel valt te ontkomen. Tevens heeft de rechtbank de beschikking over historische informatie over de persoon van verdachte. In het verslag van het trajectconsult d.d. 31 januari 2024 wordt geconcludeerd dat sprake lijkt van een actueel paranoïde psychotisch toestandsbeeld. In een eerder Pro Justitia rapport d.d. 1 mei 2018 wordt bij verdachte een reactieve hechtingsstoornis en een norm overschrijdende gedragsstoornis vastgesteld, met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en antisociale trekken. De bevindingen van de psychologen staan dus niet op zichzelf. De rechtbank ziet in het voornoemde voldoende ondersteuning voor de vaststelling van de psychologen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van artikel 37a Sr en van een recidivegevaar dat alleen door een klinische behandeling kan worden beperkt
De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er wordt derhalve voldaan aan de eisen voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 7.500,- ter vergoeding
van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de vordering, met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite (partiële) vrijspraak zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, althans fors te matigen en te schatten naar billijkheid. De raadsman heeft daarnaast het causaal verband en de vastgestelde psychische klachten betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 december 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen ketting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen ketting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen gouden ketting vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat feit 1 primair hiermee is begaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 38d, 45, 57, 287, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van 18/329947-23 feit 1 primair, feit 2 en feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 7.500,- (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 7.500,- (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur 72 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen gouden ketting.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.R. van Slooten, voorzitter, mr. H.J. Schuth en
mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2024.
Mr. Schuth en mr. Jongman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.