ECLI:NL:RBNNE:2024:4478

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
18-178636-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade in Groningen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een van te voren beraamde poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1979, heeft op 14 mei 2024 in Groningen het slachtoffer met kracht in het gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer bewusteloos op de grond viel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden achtte. De verdachte had voorafgaand aan de mishandeling een financiële beloning van enkele duizenden euro's van een medeverdachte in het vooruitzicht gesteld gekregen. Tijdens de zitting op 7 november 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij impulsief handelde, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachten rade. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en WhatsApp-berichten die aantonen dat de verdachte zich had beraden op zijn daad en dat hij het slachtoffer met opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen gelast, waarbij de verdachte zich aan bijzondere voorwaarden moet houden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.178636.24
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18.059535.22 en 21.003003.21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 21 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
7 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat, primair:
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Groningen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voorgenoemde [slachtoffer] met kracht en/of met vuist tegen de kaak, althans in het gezicht, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Groningen, althans in Nederland, al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door voorgenoemde [slachtoffer] met kracht en/of met vuist tegen de kaak, althans in het gezicht, te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het primair ten laste gelegde, de poging zware mishandeling met voorbedachten rade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat niet kan worden uitgesloten dat er sprake van zwaar lichamelijk letsel is geweest, waardoor het feit niet als een poging zware mishandeling te kwalificeren is. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde kan worden gekomen, behoudens de voorbedachte raad.
Aan de hand van de uiterlijke kenmerken kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan. Verdachte ergerde zich die avond aan het gedrag van het slachtoffer en heeft daarom op enig moment een fikse klap uitgedeeld. Er zijn te weinig aanwijzingen voor de stelling van de officier van justitie dat verdachte voor, tijdens en na het gebeuren met [medeverdachte] heeft overlegd. De berichten die verdachte naar [naam] heeft gestuurd, waarin over de overgemaakte bedragen wordt gepraat, zijn louter stoerdoenerij en opschepperij.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] een snoeiharde stomp gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 mei 2024, opgenomen op pagina 204 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024125759 d.d. 30 augustus 2024, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: In hoeverre ben jij professioneel vechtsporter?
A: Ik heb 35 jaar ervaring.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2024, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
De camerabeelden van de toezichtcamera’s van de gemeente Groningen zijn van 14 mei 2024, vanaf 00:00 uur.
Fragment 1: Om 00:06 uur zie ik verdachte, deze loopt in de richting van het Poeleplein waar de terrassen zijn van de horecagelegenheden. Het lijkt alsof verdachte aan het videobellen is, want hij praat al lopende en je ziet dat het scherm van de telefoon is opgelicht. Verdachte loopt het beeld uit.
Om 00:07 uur zie ik verdachte weer in beeld komen nog steeds druk aan het kletsen is via zijn telefoon. Verdachte gaat stil staan op de kruising Schoolstraat/Poelestraat. Het slachtoffer komt aanlopen. Ik zie dat het slachtoffer zijn rechterarm om verdachte heen slaat en naast hem gaat staan. Beiden kijken op het telefoonscherm dat verdachte nog steeds voor zich houdt. Het slachtoffer gaat met zijn oor naar de telefoon van verdachte toe alsof hij iets niet goed hoort. Het slachtoffer schudt zijn hoofd. Verdachte pakt zijn mobiele telefoon over van zijn rechter- naar zijn linkerhand. Balt zijn rechterhand tot een vuist en brengt deze naar achteren. Hierna brengt hij deze krachtig met een zwaaibeweging naar voren. Verdachte zijn vuist treft het slachtoffer op zijn kin en deze valt meteen bewusteloos op de grond. Verdachte filmt het slachtoffer nog even terwijl hij op de grond ligt.
Fragment 2: Om 00:06 uur zie ik dat verdachte kijkt naar het terras voor de horecagelegenheden. Verdachte loopt naar het terras toe en maakt handgebaren dat iemand moet komen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2024, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Passage uit WhatsApp tussen [verdachte] en [naam] .
Datum: 15-05-2024.
Tijdstip: 14.24 uur.
[verdachte] stuurt een filmpje door welke is genomen vanaf het terras als de ambulance en politie zijn gearriveerd bij het slachtoffer welke hij daarvoor knock-out heeft geslagen aan het Poeleplein te Groningen.
[verdachte] appt: “Ik een onroerend goed baas neergeklapt. Midden op terras.”
Dan stuurt hij haar een screenshot van contact wat hij heeft middels WhatsApp met een gebruiker onder de naam [medeverdachte] .
In dit bericht stuurt hij [medeverdachte] een betaalverzoek van 2000 euro. [medeverdachte] reageert hierop met de tekst: "geniet er maar van, staat erop."
[verdachte] reageert: "broeder xxx, je krijgt t fimpje whahahaha Ushh."
Dan stuurt [verdachte] een spraakbericht door aan [naam] .
Dit bericht heeft de volgende inhoud: “Oh ja, die 500,- extra [medeverdachte] . Je krijgt nog de foto’s dat ie in zijn broek had gepist dat liet ie gaan toen hij nokkie lag.”
[naam] appt: “Waarom sloeg je dan.”
[verdachte] reageert daar niet op maar stuurt haar opnieuw een screenshot van een betaalverzoek van 1000 euro welke hij aan [medeverdachte] heeft verstuurd.
[verdachte] appt: “En weer, tel je mee. Doe niet dertig in een keer.”
[verdachte] stuurt screenshot waarop te zien is dat hij een betaling heeft ontvangen van [medeverdachte] voor een bedrag van 2000 euro.
[verdachte] stuurt screenshot waarop wederom betaling te zien is van [medeverdachte] van 1000 euro.
[verdachte] appt: “Mensen zien alleen [verdachte] doet gek. Jij ziet nu ook de plus kant.”
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2024, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op de rekening ten name van [verdachte] zijn de volgende transacties waarneembaar:
- 14 mei 2024, rond 05.33 uur, overgemaakt geldbedrag 2000 euro van rekening [medeverdachte] naar rekening [verdachte] .
- 15 mei 2024, rond 12.40 uur, overgemaakt geldbedrag 1000 euro van rekening [medeverdachte] naar rekening [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 augustus 2024, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Jij bent in een lopend onderzoek naar voren gekomen als medeverdachte. Dit voor eventuele betrokkenheid bij een gepleegde zware mishandeling in de binnenstad van Groningen. Wat kan je hierover vertellen?
A: Ik ben gefacetimed door [verdachte] . Hij zei dat hij [verdachte] de stukadoor was tegengekomen. Ik zag op FaceTime dat hij over een terras liep met allemaal mensen. Ik hoorde dat hij schreeuwde [verdachte] !!! Binnen tien seconden had ik opeens [verdachte] de stukadoor aan de lijn op FaceTime. Ik zei hoi [verdachte] ! Voordat ik mijn zin kon afmaken zag ik dat [verdachte] een pomper gaf aan [verdachte] de stukadoor.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet op de poging tot zware mishandeling
De rechtbank acht op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte heeft gepoogd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft onverhoeds een zeer harde, zwaaiende vuistslag op de kin van het slachtoffer gegeven, waarna het slachtoffer direct buiten bewustzijn is geraakt en hij met het hoofd op de met straatklinkers verharde grond is gevallen. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens bewusteloos achtergelaten. Mede gelet op de kracht, snelheid en intensiteit van dit handelen, in combinatie met het gegeven dat verdachte een getraind vechtsporter is, heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en heeft hij deze kans bewust aanvaard. Daarmee concludeert de rechtbank dat verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de voorbedachte raad moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat hier om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij (contra-)indicaties in ogenschouw moeten worden genomen.
Voor de bewezenverklaring van de voorbedachte raad acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Op 14 mei 2024 om 00:06 uur is verdachte richting het slachtoffer gelopen en heeft hij hem van enige afstand gewenkt, intussen videobellend met [medeverdachte] . Vervolgens om 00:07 uur heeft het slachtoffer zich bij verdachte gevoegd en is hij via het telefoonscherm van verdachte in contact met [medeverdachte] gebracht. Nadat verdachte zijn telefoon van zijn rechter- naar zijn linkerhand heeft overgepakt heeft hij het slachtoffer met een vuistslag neergeslagen en vervolgens heeft verdachte met zijn telefoon het bewusteloze slachtoffer getoond aan [medeverdachte] die hij aan de lijn had.
Dat verdachte het voorgaande heeft gedaan naar aanleiding van een voorafgaande afspraak met diezelfde [medeverdachte] mag blijken uit het volgende.
Verdachte heeft diverse berichten naar [naam] gestuurd op 15 mei 2024 vanaf 14:24 uur. Dit appverkeer is begonnen met de mededeling van verdachte dat hij “een onroerend goed baas neergeklapt” heeft, waarna verdachte naar haar een screenshot van een bericht tussen hem en [medeverdachte] heeft verstuurd. Daaruit blijkt dat [medeverdachte] een betaalverzoek van € 2.000,- heeft voldaan en de reactie van verdachte hierop is onder andere geweest: “Je krijgt ’t filmpje.” Daarnaast heeft verdachte aan [naam] een spraakbericht gestuurd waarin door hem wordt gezegd: “Oh ja, die 500,- extra [medeverdachte] . Je krijgt nog de foto's dat ie in zijn broek had gepist dat liet ie gaan toen hij nokkie lag.” Ook heeft [naam] aan verdachte de reden van het slaan gevraagd, waarop verdachte heeft gereageerd met onder meer het sturen van een screenshot van een ontvangen betaling van € 2.000,- van [medeverdachte] .
Verder is een overeenkomstig bedrag door [medeverdachte] naar de rekening van verdachte overgemaakt op 14 mei 2024 om 05:33 uur.
Uit deze gedragingen en gebeurtenissen voor, tijdens en na het delict leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer neer te slaan. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De verklaring van verdachte, dat hij het slachtoffer vanwege het vertonen van vervelend gedrag impulsief een snoeiharde stomp heeft gegeven en dat dit niet in ruil voor geld is geweest, schuift de rechtbank gelet op het voorgaande als ongeloofwaardig ter zijde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Resumerend acht de rechtbank de poging zware mishandeling met voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 mei 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voorgenoemde [slachtoffer] met kracht en met de vuist in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest. Daarnaast is verdachte bereid zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, waarbij de opgestarte ambulante behandeling niet dient te worden doorkruist.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van te voren beraamde poging tot zware mishandeling. Hem was hiervoor door medeverdachte [medeverdachte] een forse geldelijke beloning van enkele duizenden euro’s in het vooruitzicht gesteld. Verdachte heeft het slachtoffer plotseling hard met zijn vuist in het gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer bewusteloos op de grond is gevallen. Na afloop heeft verdachte zich niet om het slachtoffer bekommerd, maar heeft hij deze nog verder vernederd door hem in hulpeloze toestand te filmen en beelden hiervan met anderen te delen. Dit alles heeft zich in het uitgaansgebied afgespeeld en meerdere omstanders hebben dit gezien. Daarmee heeft verdachte de gevoelens van onveiligheid in de binnenstad versterkt.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank verder mee dat verdachte in strijd met de waarheid heeft volgehouden dat de aanleiding voor het geweld enkel was gelegen in grensoverschrijdend gedrag van het slachtoffer zelf, terwijl het hem in wezen te doen was om het geld dat hij ermee verdiende (‘de pluskant’ van het ‘gek doen’, zoals hij [naam] via Whatsapp laat weten).
Verder heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat hij de afgelopen jaren meermaals is veroordeeld ter zake van voornamelijk geweldsmisdrijven en dat hij ten tijde van het bewezen verklaarde zelfs in twee proeftijden liep.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, alsmede de eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is aangewezen. De rechtbank ziet geen reden om van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Gelet op deze afdoening en het blijkens strafblad en reclasseringsrapportage bestaande recidivegevaar zal de schorsing van de voorlopige hechtenis worden opgeheven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 18.059535.22
Bij onherroepelijk vonnis van 7 februari 2023 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 450 dagen waarvan 309 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 19 maart 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 14 oktober 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen en de voorwaarden te wijzigen in die zin dat hieraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden toegevoegd. Ter terechtzitting heeft de raadsman gepleit de vordering af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen of de proeftijd te verlengen, zodat de opgestarte ambulante behandeling niet wordt doorkruist.
Het oordeel van de rechtbank is als volgt. Nu veroordeelde het primair bewezen verklaarde feit voor het einde van de proeftijd heeft begaan, zal de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gelasten, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen.
De rechtbank heeft verder in dit verband acht geslagen op het reclasseringsadvies van 11 oktober 2024. Hieruit blijkt dat er sprake is van agressieproblematiek, in ieder geval onder invloed van middelen. Mede gelet daarop wordt het recidiverisico als gemiddeld ingeschat en zijn reclasseringsinterventies geïndiceerd. De reclassering adviseert daarom bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, drugs- en alcoholverbod (en controles daarop) en een locatieverbod (in de binnenstad van Groningen (binnen de diepenring) tussen 22.00 uur en 06.00 uur). Verdachte heeft zich ter zitting bereid getoond tot nakoming van deze voorwaarden. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden opleggen door deze aan het resterende deel van de reeds opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 18.059535.22 te verbinden, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.
Parketnummer 21.003003.21
Bij onherroepelijk arrest van 19 maart 2024 van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 april 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 14 oktober 2024 tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de raadsman gepleit de vordering af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen of de proeftijd te verlengen, zodat de opgestarte ambulante behandeling niet wordt doorkruist.
Nu veroordeelde het primair bewezen verklaarde feit voor het einde van de proeftijd heeft begaan, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gelasten, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.059535.22:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 7 februari 2023, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen.
En wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat daaraan de volgende voorwaarden worden toegevoegd:
2. Veroordeelde meldt zich op uitnodiging bij Reclassering Nederland aan [adres] te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover niet in andere voorwaarden reeds opgenomen. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde zich voor zal inzetten deze te behalen.;
3. Veroordeelde laat zich behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling zal gericht zijn op emotieregulatie. De behandeling start na aanmelding en zodra er plek is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.;
4. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn.;
5. Veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn.;
6. Veroordeelde bevindt zich niet in de binnenstad van Groningen (binnen de diepenring) tussen 22.00 uur en 06.00 uur, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21.003003.21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 19 maart 2024, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2024.
Mr. Van Sloten en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.