ECLI:NL:RBNNE:2024:4470

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
18-013888-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige dochter met verjaring van andere tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de feiten die onder 2 primair en 3 primair ten laste zijn gelegd, waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten vanwege verjaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn dochter, die plaatsvonden in de periode van 2 december 2000 tot en met 1 december 2004, en aan verkrachting in de periode van 2 december 2004 tot en met 1 december 2007. De verdachte heeft tijdens de zitting gedeeltelijk bekend, maar ontkent enkele specifieke handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld en deze ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/013888-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 november 2024 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. de Jong-van de Berkt, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
hij in of omstreeks de periode van 2 december 1996 tot en met 1 december 2000 te [woonplaats] , gemeente Emmen, met [slachtoffer] , te weten zijn kind, geboren op [geboortedatum] 1988, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen en/of eenmaal
  • zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
  • haar (ontblote) vagina en/of billen en/of borsten betast en/of
  • zich door haar laten aftrekken en/of
  • zijn penis laten aanraken en/of zijn penis laten vasthouden door die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 2 december 1996 tot en met 1 december 2000 te [woonplaats] , gemeente Emmen, met [slachtoffer] , te weten zijn kind, geboren op [geboortedatum] 1988, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte meermalen en/of eenmaal
  • aan haar vagina gelikt en/of
  • haar (ontblote) vagina en/of billen en/of borsten betast en/of
  • zich door haar laten aftrekken en/of
  • zijn penis laten aanraken en/of zijn penis laten vasthouden door die [slachtoffer] ;
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2000 tot en met 1 december 2004 te [woonplaats] , gemeente Emmen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , te weten zijn kind, geboren op [geboortedatum] 1988, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen en/of eenmaal
  • zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
  • haar (ontblote) vagina en/of billen en/of borsten betast en/of
  • zich door haar laten aftrekken en/of
  • zijn penis laten aanraken en/of zijn penis laten vasthouden door die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2000 tot en met 1 december 2004 te [woonplaats] , gemeente Emmen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , te weten zijn kind, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte meermalen en/of eenmaal
  • aan haar vagina gelikt en/of
  • haar (ontblote) vagina en/of billen en/of borsten betast en/of
  • zich door haar laten aftrekken en/of
  • zijn penis laten aanraken en/of zijn penis laten vasthouden door die [slachtoffer] ;
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2004 tot en met 1 december 2008 te [woonplaats] , gemeente Emmen, althans in Nederland en/of in Polen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] , te weten zijn kind, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen en/of eenmaal
  • zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
  • haar (ontblote) vagina en/of billen en/of borsten betast en/of
  • zich door haar laten aftrekken en/of
  • zijn penis laten aanraken en/of zijn penis laten vasthouden, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
  • de (gezags)verhouding die zij ondervonden vanuit
  • hun vader-dochter relatie en/of de fysieke en/of leeftijdsgebonden overmacht die hij over haar had en/of
  • het eerdere misbruik door verdachte zoals tenlastegelegd onder feiten 1 en 2 en/of
  • ( vervolgens) dat zij daardoor een zekere angst voor hem had ontwikkeld en/of hem niet wilde teleurstellen en/of
  • de toezegging dat zij een kitten, althans een huisdier, zou krijgen in ruil voor de ontuchtige handelingen; en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 2 december 2004 tot en met 1 december 2008 te [woonplaats] ,
gemeente Emmen, althans en Nederland en/of in Polen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] , te weten zijn kind, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen en/of eenmaal
  • aan haar vagina gelikt en/of
  • haar (ontblote) vagina en/of billen en/of borsten betast en/of
  • zich door haar laten aftrekken en/of
  • zijn penis laten aanraken en/of zijn penis laten vasthouden door die [slachtoffer] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
  • de (gezags)verhouding die zij ondervonden vanuit
  • hun vader-dochter relatie en/of de fysieke en/of leeftijdsgebonden overmacht die hij over haar had en/of
  • het eerdere misbruik door verdachte zoals tenlastegelegd onder feiten 1 en 2 en/of
  • ( vervolgens) dat zij daardoor een zekere angst voor hem had ontwikkeld en/of hem niet wilde teleurstellen en/of
  • de toezegging dat zij een kitten, althans een huisdier, zou krijgen in ruil voor de ontuchtige handelingen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie voorheen de verplichting had om de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (hierna: LEBZ) te consulteren in een zaak waarin hervonden herinneringen een rol speelden. Thans heeft op basis van bijzondere protocollen te gelden dat de LEBZ ingeschakeld kan worden, althans dat grote zorgvuldigheid bij het verdere onderzoek en met name bij het horen van verdachten dient te worden betracht. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat nader onderzoek had moeten plaatsvinden naar de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster omdat is gesproken over hervonden herinneringen. Nu dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en moet daarom een deel van het bewijs uitgesloten worden dan wel dient niet-ontvankelijkheid te volgen ten aanzien van alle drie de primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot alle drie de primair ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De officier van justitie acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van hervonden herinneringen.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging
Van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd wordt aangegeven waarom één of meer van de veronderstelde verzuimen, mede gelet op de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde factoren, dienen te leiden tot het door de verdediging beoogde rechtsgevolg, in dit geval bewijsuitsluiting. Alleen op een zodanig verweer is de rechtbank gehouden een met redenen omklede beslissing te geven. Aan de in voornoemde bepaling genoemde vereisten voldoet het verweer niet, nu de verdediging slechts heeft gesteld dat nader onderzoek had moeten plaatsvinden. Er is door de verdediging niets aangevoerd ten aanzien van de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde factoren. Het verweer wordt verworpen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik op 30 april 2016 is komen te vervallen en dat de officier van justitie niet genoodzaakt was tot naleving van deze aanwijzing nu de aangifte in deze zaak is gedaan op 11 juli 2023 en vervolging van verdachte na deze datum is begonnen.
Gedeeltelijke verjaring van de feiten
Voordat de rechtbank verder toekomt aan de bespreking van de tenlastegelegde feiten, wordt in het kader van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie het volgende opgemerkt.
De officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen, met uitzondering van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, (ten laste gelegde periode van 2 december 1996 tot en met 1 december 2000) en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, (ten laste gelegde periode 2 december 2000 tot en met 1 december 2004). Dit omdat het recht tot vervolging voor deze feiten is verjaard.
Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde is strafbaar gesteld bij artikel 247 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Per 1 juli 2024 heeft een wetswijziging (Stb. 2024, 59) plaatsgevonden waarbij op grond van het huidige artikel 70, tweede lid, aanhef en onder 2, Sr het recht tot strafvordering niet verjaart voor het misdrijf omschreven in artikel 247, eerste lid, Sr, indien het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Ten tijde van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde ving de verjaringstermijn bij het misdrijf omschreven in artikel 247 Sr, en gepleegd ten aanzien van een minderjarige, op grond van artikel 71, eerste lid, aanhef en onder 3, Sr aan op de dag na die waarop het slachtoffer achttien jaar is geworden. Deze regel is blijven gelden tot de hiervoor bedoelde wetswijziging van 1 juli 2024. Dit betekent dat de verjaringstermijn ten aanzien van deze feiten is gaan lopen op de dag nadat het slachtoffer achttien jaar werd, namelijk op 3 december 2006. De destijds geldende verjaringstermijn was op grond van artikel 70, aanhef en onder 3, Sr twaalf jaren voor artikel 247, eerste lid, Sr. De verjaringstermijn is met ingang van 3 december 2018 verlopen en kan niet herleven door een wetswijzing in 2024. Dit betekent dat het recht tot strafvervolging is verjaard en het Openbaar Ministerie in zoverre niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft bekend dat, vanaf het moment dat aangeefster acht jaar oud was tot en met het moment dat zij achttien jaar was, sprake is geweest van seksuele handelingen tussen hem en aangeefster waaronder het betasten van aangeefster haar ontblote vagina, billen en borsten en het aftrekken van verdachte door aangeefster. Verdachte betwist dat hij de vagina van aangeefster heeft gelikt, zijn tong tussen haar schaamlippen heeft gebracht en haar een kitten zou hebben gegeven in ruil voor ontuchtige handelingen. De officier van justitie acht deze betwistingen van verdachte ongeloofwaardig. De verklaring van aangeefster, die consistent, gedetailleerd en betrouwbaar is over deze seksuele contacten ten tijde van haar minderjarigheid, vindt op onderdelen steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de getuigenverklaringen van de partner en schoonmoeder van aangeefster. Aangeefster heeft haar verhaal met deze getuigen gedeeld en uit hun verklaringen blijkt dat het verhaal consistent is met de aangifte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde omdat de verklaring van aangeefster over handelingen die juridisch gezien als binnendringen gekwalificeerd kunnen worden niet als betrouwbaar moet worden aangemerkt en daarnaast niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De getuigenverklaringen van de partner en schoonmoeder van aangeefster bevestigen enkel het onderdeel van de verklaring dat door verdachte wordt bekend. Daar komt bij dat verdachte de verklaringen van aangeefster op bepaalde onderdelen uitdrukkelijk weerspreekt en dat aangeefster zelf heeft aangegeven dat het likken aan haar vagina pas tijdens haar middelbareschooltijd begon en niet zoals ten laste is gelegd voor haar twaalfde levensjaar.
Daarnaast heeft aangeefster tegenstrijdig verklaard over haar herinneringen. Er is sprake van hervonden herinneringen omdat haar herinneringen in stukjes bij haar zijn gekomen en zij die niet altijd bij zich heeft gehad. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat voorzichtig dient te worden omgegaan met de betrouwbaarheid van deze herinneringen en in het bijzonder met de benoemde specifieke details. Naar het oordeel van de raadsvrouw zijn de verklaringen van aangeefster niet gebaseerd op authentieke eigen herinneringen. Daar komt bij dat het niet alleen om herinneringen gaat van toen aangeefster jong was, maar ook van toen zij achttien jaar oud was. Voor zover de rechtbank de verklaring van aangeefster waarbij zij handelingen uiteenzet die juridisch kunnen worden gekwalificeerd als binnendringen niet wil uitsluiten zoals door de verdediging betoogt en het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaart, heeft de raadsvrouw de rechtbank voorwaardelijk verzocht om een deskundige te laten rapporteren over de totstandkoming, betrouwbaarheid en gedetailleerdheid van aangeefster haar herinneringen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar hetgeen in het navolgende zal worden toegelicht. Echter, de rechtbank acht desondanks het door verdachte seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster door zijn tong tussen haar schaamlippen te brengen vóór haar twaalfde levensjaar niet bewezen, nu op basis van de verklaring van aangeefster niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat deze seksuele handeling heeft plaatsgevonden voordat aangeefster twaalf jaar oud werd. Zo heeft aangeefster bijvoorbeeld gezegd dat het beffen gebeurde toen zij al wat ouder (ongeveer 12 a 13 jaar) was. Dat in de periode voor haar twaalfde levensjaar sprake is geweest van een andere vorm van seksueel binnendringen, is niet ten laste gelegd.
Feiten 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder feit 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 29 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik regelmatig ontuchtige handelingen gepleegd heb bij mijn minderjarige dochter, vanaf haar achtste tot en met haar achttiende levensjaar, waaronder het betasten van haar ontblote vagina, billen en borsten. Ook heeft zij mij in die periode afgetrokken. Het klopt dat zij een kat van mij heeft gekregen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2023 (inclusief bijlage), opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland onderzoek [naam]

d.d. 13 december 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1988:

V: Tegen wie doe je deze aangifte?
A: Tegen mijn vader, [verdachte] of [verdachte] . Mijn vader heeft mij jaren lang misbruikt. Van een jaar of 8 tot 15 jaar. Als mijn vader mijn moeder naar het werk bracht en hij weer terug kwam moest ik bij hem in bed liggen. Hij lag daar naakt. Ik moest dat ook, maar dat wilde ik niet. Hij begon mij dan te betasten en ik voelde ook zijn stijve. Ik moest hem ook aftrekken. Hij ging mij dan ook wel van onder betasten. Hij zat dan ook wel aan mijn vagina. Dan lag ik met mijn benen omhoog en ging hij mij likken, beffen zeg maar. Dat gebeurde wel vaak. 1 keer in de week.
V: Zijn er nog andere dingen gebeurd naast deze handelingen? A: Ja mijn borsten, mijn kont.
V: Wat bedoel je met aftrekken?
A: Hij lag op de bank ik moest hem zo aftrekken. Aan zijn piemel zitten. Hij kwam ook weleens klaar. Ik weet mij nog te herinneren dat er wc papier lag waar hij het mee schoonmaakte. Ik moest zijn piemel vast houden en zo doen.
O: Aangeefster maakt heen en weer beweging met haar hand.
Dit was in mijn jongere jaren en dat likken is later gekomen. Dat doktertje spelen, dat is dat aftrekken, ik was dan 9 a 10 jaar denk ik wel.
V: Waar gebeurde dit?
A: Thuis, [adres] .
V: Hoe oud was je toen je dit gebeurde?
A: Een jaar of 8 of 9. Ik was wel 8 jaar. Dat weet ik zeker. V: Hoe weet jij zeker dat je 8 jaar was?
A: Ja door de herinnering. In de periode dat mijn moeder in het ziekenhuis werkte is het begonnen. Ik vroeg aan mijn moeder hoe oud ik was toen zij in het ziekenhuis werkte. Ze vertelde 8 jaar. Dat is al lang geleden. Ik ben nu 34 jaar.
V: Hoe begint dit dan?
A: Hij brengt mijn moeder naar het werk. Als hij dan weer thuis komt, komt hij bij mijn kamer. Ik loop er dan heen. Ik zei dan ik kom er aan. Hij ligt er dan al in en ik kom bij hem in bed en dan voel ik zijn stijve. We liggen dan lepeltje lepeltje. Hij ligt dan naakt achter mij. Hij betast mij dan.
V: Wat doet hij dan precies
A: Hij zit aan mijn borsten, kont en vagina. Hij zit wel bij de clitoris hij zit er niet in maar ook wel. Kan ik het ook tekenen? Je hebt de buitenste schaamlippen, en daar tussen in dan voelde hij er ook wel. Maar echt met vinger erin kan ik me niet herinneren. Echt in de vagina bedoel ik dan. Er niet in te roeren, diep in de vagina. Maar wel tussen de schaamlippen en bij de clitoris.
V: Tot hoelang gaat dit door?
A: tot mijn 12e jaar zoiets dat wel. V: Hoe komt het dat dit stopt?
A: Ja op een gegeven moment kwam dat beffen. Af en toe gebeurde het nog wel tussen door, maar dat beffen was het meest.
V: Je zegt dat het op een gegeven moment over gaat naar beffen. Vertel daar eens over? A: Ja dat begon in groep 8 wel.
V: Wat bedoel je met beffen?
A: Dat hij aan mijn vagina likt. Ik deed mijn benen omhoog. Ik lag op bed en daar lag ik met mijn kont op en deed mijn benen omhoog en hij zat er op zijn knieën voor. En begon mijn vagina te likken. Dat beffen is op mijn slaapkamer gebeurd. Mijn moeder komt uit polen. Het is ook daar wel gebeurd.
V: Hoe oud was je met dat beffen?
A: Ja begon in groep 8 en dit is gestopt toen ik een vriend. Ik was toen 17 jaar. Het is ook nog even uit geweest en toen is het nog een keer gebeurd toen ik 18 was. Ik bedoel dan het beffen.
A: Hij likt mijn vagina. Hij likt mijn clitoris. Hij zit tussen die schaamlippen. Ik kan mij heugen dat hij dan met zijn handen mijn grote schaamlippen opzij drukte en begon daarin dan te likken.
V: Gebeurde het elke keer op deze manier of was het ook weleens anders?
A: Nee elke keer op deze manier. Het was altijd op mijn kamer, maar we gingen elk jaar naar Polen en daar was het ook gebeurd.
V: Wat kan je vertellen over Polen?
A: We gingen daarheen op vakantie. Naar mijn opa en oma. Als mijn moeder er dan niet was dan is het wel eens stiekem gebeurd.
V: Het stopte op het moment dat je bij je vriend kwam?
A: Ja, Hij vroeg ook wel aan mij of het ook gebeurd was als wij samen waren. Ik heb toen verteld dat het gebeurd was toen we even uit elkaar waren. Toen was ik al wel 18.
V: Als je zo ligt en je vader likt jou vagina, wat doet dat met jou?
A: Je blokkeert. Ja je doet niets. Ik wilde het wel vertellen, maar je durft het niet. V: Hoe komt het dat je dit niet durft?
A: Ja, omdat er altijd tegen mij werd gezegd anders gaat papa de gevangenis in. V: Je benoemt angst en niet teleurstellen?
A: Ja ik weet niet hoe dat zo is gekomen. Ik woonde nog thuis. Ik weet wel dat ik een jong poesje wilde hebben. Mijn verkering was uit en ik wilde graag een kitten hebben. Hij zei nog, "mag ik dan nog even dat doen, beffen". Ik heb het toen gedaan. Het was een zwarte kitten. Ik heb hem gekregen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 november 2023, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
A: [slachtoffer] is mijn schoondochter.
V: Waar heeft [slachtoffer] aangifte van gedaan? A: Misbruik door haar vader.
V: Wanneer hoorde u hier voor het eerst iets over?
A: Dat was ergens vorig jaar voor de zomervakantie denk ik. Ik weet dat [slachtoffer] 's morgens bij mij kwam en overstuur was. Toen heeft zij alles verteld.
V: Hoe kwam dit zo ter sprake?
A: Ze kwam binnen en ik zag aan haar dat er iets aan de hand was. Toen vertelde ze dat ze in haar jeugd misbruikt was door haar vader. En het verhaal over de buurmeisjes daardoor vond ze het ook heel vervelend wat er met de buurmeisjes was gebeurd. Ik had toen ook wel in de gaten dat er wat met haar aan de hand was.
V: Wat zag je aan haar?
A: Dat ze gehuild had dat ze gespannen was. Ze kwam er direct mee. V: Wat was ervoor anders dat ze nu zo binnen kwam?
A: Dat is een heel proces geweest. Eigenlijk al vanaf het misbruik van die buurmeisjes. Toen dat bekend werd. Toen was het gedrag van [slachtoffer] anders.
V: Wat heeft ze er oververteld?
A: Dat ze bij hem in bed moest liggen. Het gebeurde altijd als haar moeder er niet was.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2024, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland onderzoek [naam] d.d. 13 december 2023, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
[naam] verklaarde het volgende: [slachtoffer] was toen 18 jaar oud toen ze een relatie kregen. Na ongeveer een jaar na het begin van de relatie zijn [naam] en [slachtoffer] ongeveer een maand of drie tot vier uit elkaar geweest. Nadat ze weer bij elkaar kwamen en elkaar weer regelmatig zagen had [slachtoffer] ineens een jong kitten thuis. Pas later heeft [slachtoffer] hem verteld wat zij daarvoor wat had moeten doen. De details weet hij verder niet maar ze heeft seksuele handelingen moeten verrichten voor dat kitten. Ongeveer 1.5 jaar geleden heeft [slachtoffer] hem verteld over het seksuele misbruik en ook over de periode dat zij uit elkaar waren. Pas toen hoorde hij dat ze het kitten alleen kreeg als ze seksuele handelingen verrichtte bij haar vader.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Deze zaak betreft een zedenzaak. Kenmerkend voor dit soort zaken is dat de verklaring van een betrokkene, die zegt dat een verdachte het ten laste gelegde zedenfeit heeft begaan, vaak tegenover de verklaring van een verdachte staat, die (deels) ontkent. Getuigen van de beweerde gebeurtenissen zijn er over het algemeen niet.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van een aangever. Deze bepaling dient ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door een aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dit betekent dat in een geval als het onderhavige, waarin de ontuchtige handelingen door de verdachte gedeeltelijk worden ontkend en er geen getuigen zijn die de handelingen zelf hebben gezien de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van de aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging mag met andere woorden niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) verklaring van de aangeefster volgen, maar moet ook gesteund worden door ander bewijsmateriaal, dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron dan de aangeefster.
Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Als er sprake is van voldoende steunbewijs en daarmee wettig bewijs voor de seksuele handelingen, staat voorts, ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde, in de strafbepaling van de artikel 242 Sr het bestanddeel dwingen centraal. Daarbij is onvrijwilligheid op zich onvoldoende voor een veroordeling van verkrachting dan wel aanranding. Van dwingen door een andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 242 Sr kan slechts sprake zijn indien de verdachte heeft veroorzaakt dat de aangever de in dat artikel bedoelde seksuele handelingen tegen de wil heeft ondergaan en dat de seksuele handelingen voor de aangever niet of nauwelijks te vermijden zijn geweest. De door de verdachte uitgeoefende dwang moet dus van voldoende kaliber zijn om de weerstand van het slachtoffer te breken. Bovendien moet kunnen worden bewezen dat de verdachte opzet op het dwingen heeft gehad en moet er een causaal verband bestaan tussen de dwangmiddelen en de seksuele handelingen.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechtbank ten slotte de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster en steunbewijs
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster over de handelingen die volgens haar door de verdachte bij haar zijn verricht, betrouwbaar zijn. De verklaringen moeten kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien. Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre er ondersteuning bestaat voor die verklaringen.
Aangeefster heeft diverse verklaringen afgelegd met betrekking tot het ten laste gelegde. In een informatief gesprek zeden op 9 mei 2023 vertelt zij voor het eerst bij de politie over de seksuele handelingen die zouden zijn voorgevallen. Vervolgens doet zij op 11 juli 2023 aangifte waarin zij uitvoerig de afzonderlijke seksuele gedragingen heeft herhaald die zouden hebben plaatsgevonden totdat zij achttien jaar oud was. Hierin heeft aangeefster zeer gedetailleerd de seksuele handelingen beschreven die verdachte zou hebben verricht. Zij heeft deze seksuele contacten gekoppeld aan specifieke leeftijdsfases en locaties. Dat maakt haar verklaring authentiek. Aangeefster is tot slot aanvullend verhoord op 9 oktober 2023. Ondanks het aanzienlijke tijdsverloop tussen het ten laste gelegde en de aangifte, is aangeefster consistent in haar verklaringen. Dat aangeefster enkele details niet meer zeker weet of zich niet meer kan herinneren, kan naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard door het tijdsverloop. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen aangeefster heeft verklaard ten aanzien van het ten laste gelegde. Voorts merkt de rechtbank op dat aangeefster niet de indruk wekt dat zij hetgeen is gebeurd heeft aangedikt, wat tevens maakt dat de rechtbank haar verklaring betrouwbaar acht.
Aangeefster heeft aangegeven dat zij de herinneringen aan de seksuele handelingen die haar vader bij haar zou hebben verricht had weggestopt maar dat deze enkele jaren geleden als gevolg van de strafzaak tegen verdachte in verband met seksueel misbruik van een buurmeisje, weer naar boven waren gekomen. De rechtbank is van oordeel dat die herinneringen daarmee niet te duiden zijn als “verdrongen herinneringen” die (enkel) door middel van het ondergaan van EMDR-therapie zijn opgehaald. Daarbij worden de herinneringen van aangeefster grotendeels bevestigd door verdachte.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om een deskundige te laten rapporteren over de herinneringen van aangeefster, dat pas bij pleidooi is gedaan, wordt door de rechtbank afgewezen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door haar betrouwbaar geachte verklaringen van aangeefster in voldoende mate steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier genoeg steunbewijs biedt voor de verklaringen van aangeefster. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank ziet voor de verklaring van aangeefster steun in de getuigenverklaring van [naam] , de schoonmoeder van aangeefster. Aangeefster heeft haar in 2022 als eerste op de hoogte gebracht van het seksueel misbruik door verdachte. Zij was tijdens dit gesprek overstuur, had gehuild en maakte een gespannen indruk. Ook heeft zij verklaard dat het gedrag van aangeefster veranderde toen het misbruik van een buurmeisje (door verdachte) bekend werd. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de getuigenverklaring van [naam] . Aangeefster heeft hem ook in 2022 op de hoogte
gebracht van het seksueel misbruik. Ook heeft [naam] verklaard dat de relatie tussen hem een aangeefster een tijdje uit is geweest en toen zij weer bij elkaar kwamen zij ineens een jong kitten thuis had. Tot slot worden de verklaringen van aangeefster grotendeels ondersteund door de bekennende verklaringen van verdachte.
Uit de verklaringen van aangeefster volgt dat verdachte met zijn hand haar schaamlippen opzij drukte en tussen haar schaamlippen en haar clitoris heeft gelikt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen deze handelingen worden gekwalificeerd als seksueel binnendringen. Daar komt bij dat de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig acht. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster op dit punt omdat haar aangifte voor het overige door verdachte is bevestigd en hij tevens ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zijn dochter wel heeft gekust op haar ontblote vagina. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, bestaande uit het meermalen brengen van zijn tong tussen haar schaamlippen.
Gelet op de volgende omstandigheden kan bovendien worden vastgesteld dat sprake was van dwang door middel van andere feitelijkheden. Aangeefster was gedurende nagenoeg de gehele bewezen te verklaren periode minderjarig en woonde bij verdachte in huis, verdachte was de vader van aangeefster, een vertrouwenspersoon en was ouder dan zij. Aangeefster is al vanaf zeer jonge leeftijd blootgesteld aan seksuele handelingen door haar vader. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij verdachte niet wilde teleurstellen en dat haar vader tegen haar zei: Dit mag je nooit aan iemand vertellen, want dan gaat papa de gevangenis in. Daarnaast volgt uit de verklaring van aangeefster dat toen zij heel graag een kitten wilde, verdachte dat heeft toegezegd, in ruil voor seksuele handelingen. Dit zijn omstandigheden die maakten dat aangeefster zich niet kon onttrekken noch weerstand kon bieden aan verdachte.
Pleegperiode
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat voor de periode van 2 december 2004 tot en met
1 december 2007 voldoende bewijs voor de seksuele handelingen in het dossier aanwezig is, maar dat dat niet geldt voor de periode daarna, tot en met 1 december 2008. Voor de seksuele gedragingen in de periode na 1 december 2007 ontbreekt wettig bewijs en dat deel van de tenlastelegging kan niet bewezen worden verklaard.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en dat er sprake is van voldoende steunbewijs. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster seksueel heeft misbruikt, waarbij sprake is geweest van seksueel binnendringen, zoals onder de bewezenverklaring is gespecificeerd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 2 primair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 2 december 2000 tot en met 1 december 2004 te [woonplaats] , gemeente Emmen, met [slachtoffer] , te weten zijn kind, geboren op [geboortedatum] 1988, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen
  • zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en
  • haar ontblote vagina en billen en borsten betast en
  • zich door haar laten aftrekken;
3.
hij in de periode van 2 december 2004 tot en met 1 december 2007 te [woonplaats] , gemeente Emmen en in Polen door andere feitelijkheden [slachtoffer] , te weten zijn kind, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen
  • zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en
  • haar ontblote vagina en billen en borsten betast en
  • zich door haar laten aftrekken, en bestaande die feitelijkheden uit
  • hun vader-dochter relatie en
  • het eerdere misbruik door verdachte en
  • zij hem niet wilde teleurstellen en
  • de toezegging dat zij een kitten zou krijgen in ruil voor de ontuchtige handelingen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
2. primair met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
3. primair verkrachting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht vanwege zijn beperking in het psychosociaal functioneren alsmede zijn beperkt intellectueel vermogen. Ook heeft zij naar voren gebracht dat een op te leggen onvoorwaardelijke straf niet passend is nu dit verdachte zijn behandeltraject bij [instantie] , waar hij op 21 oktober 2024 voor is aangemeld, zal doorkruisen. De raadsvrouw acht een geheel voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd passend. Tot slot is verdachte bereid zich vrijwillig aan te melden voor deelname aan de COSA (Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid).
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 29 juli 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 oktober 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode op verschillende momenten en met grote regelmaat schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige dochter. Hij heeft haar structureel en gedurende vele jaren seksueel misbruikt. Dit alles vond plaats in het huis waar verdachte en het slachtoffer woonden, het huis dat juist een veilige plek voor het slachtoffer had moeten zijn. Ook heeft het misbruik plaatsgevonden bij de grootouders van het slachtoffer in Polen. Door het handelen van verdachte heeft hij de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter geschonden en op grove wijze misbruik gemaakt van hun vertrouwensrelatie en zijn rol als vader. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten vaak nog lang ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dit geldt nog sterker wanneer het slachtoffer, zoals hier al vanaf jonge leeftijd gedurende een lange periode tot het ondergaan van ontuchtige handelingen wordt aangezet. Dat het slachtoffer ernstig is beschadigd en nog steeds kampt met de lichamelijke en psychische gevolgen van het handelen van verdachte, blijkt wel uit het door het slachtoffer ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich enkel laten leiden door, en oog gehad voor, de bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte. Hoewel verdachte deels heeft bekend dat hij zijn dochter onzedelijk heeft betast, rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij weinig verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, met name waar hij suggereert dat ook het slachtoffer zelf schuldig is geweest aan hetgeen gebeurd is. Daarvan kan in de verhouding tussen een ouder en een jong kind nooit sprake zijn. Verdachte was zich er van bewust dat het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige dochter verkeerd was, zo vertelde hij haar dat zij dat nooit aan iemand mocht vertellen, omdat hij anders de gevangenis in zou moeten.
Verder houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij op 19 oktober 2021 onherroepelijk is veroordeeld voor een zedenmisdrijf.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 29 juli 2024 - kort samengevat - het volgende vermeld. De reclassering ziet als belangrijkste risicofactor het psychisch functioneren van verdachte. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat sprake is van een vermoedelijke verstandelijke beperking bij verdachte. Er is weinig tot geen probleeminzicht, problemen stopt verdachte weg en zijn onbespreekbaar. Verdachte heeft zijn praktische zaken als huisvesting en inkomen in orde. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte weinig tot geen contacten heeft, gevoelig lijkt voor alcoholgebruik en in beperkte mate een daginvulling heeft. Zij zien op dit moment geen beschermende factoren. De reclassering acht het recidiverisico gemiddeld omdat het misbruik gedurende een langere periode heeft plaatsgevonden en verdachte weinig openheid van zaken heeft gegeven. Het risico op letselschade wordt door de reclassering hoger ingeschat dan laaggemiddeld, gelet op de grote psychische gevolgen voor de slachtoffers. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering als gemiddeld ingeschat, omdat verdachte op het moment van totstandkoming van het reclasseringsadvies niet open stond voor hulpverlening. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en het vermijden van contact met minderjarigen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht, omdat het reclasseringsrapport hiertoe geen aanleiding geeft.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank komt, alles afwegende en conform de eis van de officier van justitie, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de reclassering geadviseerd. Het voorwaardelijk strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 385,00 ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen nu de vordering niet is betwist en verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven de schade te willen vergoeden. De vordering dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt aangenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242, 245 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Verklaart het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
vijf jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich na uitnodiging bij de Reclassering Nederland meldt op de door hen aangegeven tijdstippen en locaties. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd, aan het behalen waarvan veroordeelde zal meewerken;
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door [instantie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de reclassering en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect contact heeft of zoekt met zijn dochter (aangeefster) [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 1988 te Emmen, zolang het Openbaar
Ministerie en/of reclassering dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod.
4. dat veroordeelde op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat hierbij andere volwassenen aanwezig zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag, bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 385,00 (zegge: driehonderdvijfentachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2007 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 385,00,- (zegge: driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2007 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
7 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J. Faber en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2024.
Mr. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.