ECLI:NL:RBNNE:2024:4423

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
22/4415
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het Beheerplan Natura 2000 Groote Wielen en de bevoegdheid van de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 14 november 2024, wordt het beroep van Stichting Groene Ster Duurzaam! tegen het Beheerplan Natura 2000 Groote Wielen beoordeeld. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân had dit beheerplan op 1 november 2022 vastgesteld op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). De rechtbank behandelt de vraag of zij bevoegd is om het beroep te behandelen. Eiseres stelt dat het beheerplan niet voldoet aan de eisen van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, en dat er onvoldoende maatregelen zijn getroffen voor de bescherming van bepaalde diersoorten. De rechtbank oordeelt echter dat de beroepsgronden van eiseres niet zien op handelingen of projecten die in het beheerplan zijn uitgezonderd van de vergunningplicht. Hierdoor verklaart de rechtbank zich onbevoegd om het beroep te behandelen. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de toegang tot de rechter voor milieuorganisaties in het kader van beheerplannen en de noodzaak voor een duidelijke scheiding tussen de bevoegdheden van de bestuursrechter en de civiele rechter. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/4415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

Stichting Groene Ster Duurzaam!, uit Leeuwarden, eiseres

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling van het Beheerplan Natura 2000 Groote Wielen, tweede beheerplanperiode (het beheerplan). Het college heeft dit beheerplan op 1 november 2022 vastgesteld op grond van artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming (Wnb).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. drs. Th.C. van Gelder namens eiseres, en mr. ing. R.A. Dirksma, ing. J.M. Godthelp, E. Lambers en J.M. Wiersma namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voordat de rechtbank het beroep tegen het beheerplan inhoudelijk kan beoordelen moet de rechtbank eerst beoordelen of zij bevoegd is om het beroep te behandelen.
3. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Uit het overgangsrecht dat bij die wetgeving hoort vloeit voort dat op deze procedure het recht van toepassing is zoals dat gold voor 1 januari 2024.
Mag eiseres tegen alle onderdelen van het beheerplan beroep instellen?
5. Het college voert aan dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Het beroep van eiseres is volgens het college met name gericht tegen die onderdelen van het beheerplan waarin is beschreven welke instandhoudingmaatregelen dienen te worden getroffen. Die maatregelen zijn opgenomen ten behoeve van het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen. Uit artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb en de rechtspraak over dit artikel blijkt dat er geen beroep bij de bestuursrechter openstaat tegen de instandhoudingsmaatregelen in een beheerplan.
6. Eiseres stelt dat het beheerplan niet voldoet aan de eisen die daaraan op grond van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn worden gesteld. Zij wijst daarbij met name op de eisen die op grond van artikel 6, eerste lid van de Habitatrichtlijn aan het beheerplan worden gesteld en de instandhoudingmaatregelen die op grond van dat artikel moeten worden genomen. Zij wijst daarnaast ook op de passende maatregelen die op grond van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn moeten worden genomen. Concreet stelt eiseres onder andere dat er onvoldoende maatregelen zijn getroffen om het herstel van de habitat van de Noordse woelmuis en de porseleinhoen te realiseren. Zo schiet het rietbeheer tekort en is de verbindingszone met de Alde Feanen nog steeds niet gerealiseerd. Ook stelt eiseres dat de bescherming van de Vogelrichtlijn zich niet beperkt tot de doelsoorten in het aanwijzingsbesluit voor de Groote Wielen en ook andere vogels, zoals onder meer de kievit en de scholekster, in het gebied beschermt. Die bescherming is volgens eiseres niet uitgewerkt in het beheerplan.
6.1.
Eiseres voert aan dat voor haar als belanghebbende natuurorganisatie tegen het beheerplan in volle omvang beroep open staat gelet op de Europese regelgeving [1] en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie [2] (het Hof). Uit die rechtspraak van het Hof blijkt volgens eiseres dat natuurbeschermingsorganisaties toegang tot de nationale rechter hebben en beroep kunnen instellen tegen beheerplannen die ondoelmatig, inadequaat of ontoereikend zijn om de instandhoudingsdoelstellingen daadwerkelijk te verwezenlijken. Eiseres stelt voor om desnoods een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof.
7. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb niet over het gehele Natura 2000-beheerplan en alle daarin opgenomen maatregelen kan worden geprocedeerd. De bestuursrechter kan alleen oordelen over beroepen tegen projecten die zijn beschreven in en worden gerealiseerd overeenkomstig een beheerplan en/of handelingen ten aanzien van soorten als bedoeld in artikel 3.3, zevende lid, onderdeel b en artikel 3.8, zevende lid, onderdeel b, al dan niet in samenhang met artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb. Door het beheerplan worden deze projecten uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb en deze handelingen uitgezonderd van de verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wnb. Voor die projecten en handelingen fungeert het beheerplan daarom als een besluit.
7.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de beroepsgronden van eiseres niet zien op handelingen of projecten die in het onderhavige beheerplan uitgezonderd zijn van de vergunningplicht of de verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wnb. Eiseres heeft benadrukt dat zij met deze procedure een oordeel wil krijgen over haar principiële vraag of de beperking die in artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb is opgenomen met betrekking tot toegang tot de rechter bij beheerplannen, in strijd is met het Europese recht.
7.2.
De rechtbank ziet in hetgeen door eiseres is aangevoerd, geen aanleiding om het bepaalde in artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb, in strijd met het Europese recht te achten. Dat, zoals eiseres terecht stelt, artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn een aantal eisen stelt aan het beheerplan en de daarin opgenomen maatregelen, wil niet zeggen dat tegen dat beheerplan in zijn geheel beroep openstaat bij de bestuursrechter.
7.3
Ook uit de door eiseres aangehaalde rechtspraak volgt dit naar het oordeel van de rechtbank niet. Daaruit volgt, zoals eiseres ook zelf stelt, dat (ook aan milieuorganisaties) inspraakmogelijkheden dienen te worden geboden bij de voorbereiding van besluiten in het kader van de Habitatrichtlijn en een doeltreffende voorziening in rechte tegen die besluiten. De rechtbank overweegt dat, voor zover in een (natuur)beheerplan als het onderhavige, activiteiten die significante gevolgen kunnen hebben voor Natura-2000 gebieden worden beschreven, daarvoor de vergunningplicht uit artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb geldt. Die vergunning wordt voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure [3] zodat inspraak mogelijk is voor belanghebbende milieuorganisaties. Deze hebben in die procedure ook toegang tot de rechter. In het geval in het beheerplan voor projecten en/of handelingen een uitzondering wordt gemaakt op de vergunningplicht, bepaalt artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb, dat daartegen beroep kan worden ingesteld, ook door een belanghebbende milieuorganisatie. Voor zover het beheerplan kwalificeert als een besluit in het kader van de Habitatrichtlijn, staat dus op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb beroep open bij de bestuursrechter voor belanghebbende milieuorganisaties. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de door eiseres genoemde rechtspraak niet dat deze milieuorganisaties ook beroep in kunnen stellen bij de bestuursrechter tegen delen van het beheerplan die niet als een besluit zijn aan te merken en ook volgt uit die rechtspraak niet dat een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wnb in zijn geheel een appellabel besluit is. Voor zover eiseres wil bewerkstelligen dat het college de naar haar mening passende maatregelen treft ter verbetering van het leefgebied van de door haar genoemde soorten, kan eiseres overwegen verweerder te vragen de aanschrijvingsbevoegdheid uit voorheen artikel 2.4, eerste lid, van de Wnb, thans artikel 4.5 van de Omgevingswet in samenhang met de artikelen 11.3, 11.6 en 11.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, toe te passen. Tenslotte staat voor zover geen sprake is van een besluit voor eiseres een gang naar de civiele rechter open. Gelet op het voorgaande heeft eiseres de door haar gestelde strijdigheid van artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb met het Europese recht niet aannemelijk gemaakt.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen door eiseres is aangevoerd en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding bestaat voor het stellen van prejudiciële vragen.
7.4.
Nu niet ter discussie staat dat eiseres geen gronden heeft ingediend tegen onderdelen van het beheerplan waartegen op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb beroep open staat, is de rechtbank onbevoegd om van het beroep van eiseres kennis te nemen.
7.5.
Omdat de rechtbank niet bevoegd is om het beroep te behandelen komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de beroepsgronden van eiseres.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Wet natuurbescherming
Artikel 1.13
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een programma wordt vastgesteld dat tot doel heeft, mede met het oog op een evenwichtige, duurzame economische ontwikkeling:
a.de belasting van natuurwaarden van Natura 2000-gebieden of bijzondere nationale natuurgebieden door bij of krachtens deze maatregel aangewezen factoren te verminderen en de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden te realiseren, of
b.de staat van instandhouding van de van nature in Nederland in het wild voorkomende soorten dieren of planten of de in Nederland voorkomende typen natuurlijke habitats of habitats van soorten te verbeteren.
Artikel 2.3
1. Gedeputeerde staten van de provincie waarin een op grond van artikel 2.1 aangewezen Natura 2000-gebied is gelegen, stellen voor dat gebied een beheerplan vast. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in de eerste volzin is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. Tot de inhoud van het beheerplan behoort in elk geval een beschrijving van de voor het Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen:
a. nodige instandhoudingsmaatregelen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid en tweede lid, onderdelen b, c en d, en 4, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van de Vogelrichtlijn en artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn en passende maatregelen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn;
b. de beoogde resultaten van de maatregelen, bedoeld in onderdeel a.
(…)
Artikel 2.9
1. Het verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, is niet van toepassing op projecten die zijn beschreven in en worden gerealiseerd overeenkomstig een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 of een programma als bedoeld in artikel 1.13, eerste, zevende, of achtste lid, of een plan of programma als bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid, indien:
a. ten aanzien van het plan of het programma, althans het desbetreffende onderdeel, een passende beoordeling van projecten is uitgevoerd waaruit de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten, en
b. het bestuursorgaan dat het plan of het programma heeft vastgesteld tevens bevoegd is voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, voor een dergelijk project, of, als dat niet het geval is, het laatstbedoelde bestuursorgaan heeft ingestemd met het onderdeel van het plan of programma dat betrekking heeft op het project.
Artikel 8.1
(…)
2. Een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of van een programma als bedoeld in artikel 1.13 heeft uitsluitend betrekking op de beschrijvingen van projecten als bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, handelingen als bedoeld in artikel 3.3, zevende lid, onderdeel b, artikel 3.8, zevende lid, onderdeel b, al dan niet in samenhang met artikel 3.10, tweede lid.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst daarbij naar de EU-Vogelrichtlijn de EU-Habitatrichtlijn, in samenhang met het Verdrag van Aarhus en het Handvest van de Europese Unie.
2.Eiseres verwijst daarbij naar de arresten van het Hof, 8 november 2016, ECLI:EU:C:2016:838 (Slowaakse Beer), 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:987, 2 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:139 (Poolse Oerbos II), 11 april 2013, ECLI:EU:C:2013:220 (Sweetman 1) en 21 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:583 (Orleans).
3.Zie ABRvS, 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1507