In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde N.G.A. Voorbach, had administratief beroep ingesteld tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sanctie was opgelegd omdat het voertuig van betrokkene zodanig was geparkeerd dat het zicht belemmerde en hinder veroorzaakte voor verkeer dat de uitrit wilde gebruiken. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 25 april 2023 om 11:04 uur stond het voertuig van betrokkene geparkeerd op de Helper Esweg in Groningen. De officier van justitie had het administratief beroep ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 5 november 2024 was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. R.A. van der Velde, was ook aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat er voldoende ruimte was om het voertuig te passeren en dat er geen sprake was van hinder, terwijl de vertegenwoordigster van de officier van justitie het tegendeel betoogde. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto’s voldoende bewijs boden voor de vaststelling dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en legde de sanctie van € 169,00 handhavend op. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.