Op 16 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 februari 2023 in Groningen, waar de verdachte samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht met gebruik van vuurwerk en een gasbrander, wat leidde tot een grote brand op een bedrijventerrein. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen was, waaronder opgeslagen voorraad aan piepschuim en andere materialen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de verdachte en de positieve rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend.