ECLI:NL:RBNNE:2024:4401

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
18-107324-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met luchtdrukgeweer en gevolgen voor slachtoffer

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van zware mishandeling. De verdachte heeft op 26 maart 2024 met een luchtdrukgeweer op het hoofd van het slachtoffer geschoten, wat resulteerde in een schotwond, hersenschudding en tijdelijke tinnitus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een autismespectrumstoornis. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot moord en poging tot doodslag, maar achtte de zware mishandeling met voorbedachte raad bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en moet een klinische behandeling ondergaan. Daarnaast is er een schadevergoeding van €3.230,03 aan het slachtoffer toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de proeftijd voor de voorwaardelijke straf op vijf jaar gesteld, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-107324-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.H. Lek, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te [pleegplaats] , in de gemeente Waadhoeke, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
  • zich met een voertuig, te weten een blauwe Ford Fiësta, naar [pleegplaats] heeft begeven en/of
  • meermalen door [pleegplaats] en/of de straat (te weten: [adres] ) alwaar die [slachtoffer] woonachtig is, is gereden en/of
  • op zeker moment, toen hij via Snapchat wist dat die [slachtoffer] thuis was, voor, althans dichtbij, de woning van die [slachtoffer] aan [adres] (nr. 20) zijn voertuig heeft geparkeerd en/of
  • een (geladen) luchtdrukgeweer uit (de kofferbak van) zijn voertuig heeft gepakt en/of dit luchtdrukgeweer heeft (door)geladen en de oprit van die woning is opgelopen en/of bij een op die oprit aanwezig voertuig is gaan staan en/of
  • met dat (door)geladen luchtdrukgeweer, vanaf (zeer) korte afstand, via de (half) openstaande schuttingdeur, welke toegang geeft tot de achtertuin van die woning en alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond, in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] in het achterhoofd werd geraakt/getroffen door een kogel/projectiel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te [pleegplaats] , in de gemeente Waadhoeke ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • zich met een voertuig, te weten een blauwe Ford Fiësta, naar [pleegplaats] heeft begeven en/of
  • meermalen door [pleegplaats] en/of de straat (te weten: [adres] ) alwaar die [slachtoffer] woonachtig is, is gereden en/of
  • op zeker moment, toen hij via Snapchat wist dat die [slachtoffer] thuis was, voor, althans dichtbij, de woning van die [slachtoffer] aan [adres] zijn voertuig heeft geparkeerd en/of
  • een (geladen) luchtdrukgeweer uit de kofferbak van zijn voertuig heeft gepakt en/of dit luchtdrukgeweer heeft (door)geladen en de oprit van die woning is opgelopen en/of bij een op die oprit aanwezig voertuig is gaan staan en/of
  • met dat (door)geladen luchtdrukgeweer, vanaf (zeer) korte afstand, via de (half) openstaande schuttingdeur, welke toegang geeft tot de achtertuin van die woning en alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond, in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] in het achterhoofd werd geraakt/getroffen door een kogel/projectiel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te [pleegplaats] , in de gemeente Waadhoeke, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in het hoofd, heeft toegebracht door
  • zich met een voertuig, te weten een blauwe Ford Fiësta, naar [pleegplaats] heeft begeven en/of
  • meermalen door [pleegplaats] en/of de straat ( te weten: [adres] ) alwaar die [slachtoffer] woonachtig is, is gereden en/of
  • op zeker moment, toen hij via Snapchat wist dat die [slachtoffer] thuis was, voor, althans dichtbij, de
woning van die [slachtoffer] aan [adres] zijn voertuig heeft geparkeerd en/of
  • een (geladen) luchtdrukgeweer uit de kofferbak van zijn voertuig heeft gepakt en/of dit luchtdrukgeweer heeft (door)geladen en de oprit van die woning is opgelopen en/of bij een op die oprit aanwezig voertuig is gaan staan en/of
  • met dat (door)geladen luchtdrukgeweer, vanaf (zeer) korte afstand, via de (half) openstaande schuttingdeur, welke toegang geeft tot de achtertuin van die woning en alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond, in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] in het achterhoofd werd geraakt/getroffen door een kogel/projectiel;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te [pleegplaats] , in de gemeente Waadhoeke, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • zich met een voertuig, te weten een blauwe Ford Fiësta, naar [pleegplaats] heeft begeven en/of
  • meermalen door [pleegplaats] en/of de straat ( te weten: [adres] ) alwaar die [slachtoffer] woonachtig is, is gereden en/of
  • op zeker moment, toen hij via Snapchat wist dat die [slachtoffer] thuis was, voor, althans dichtbij, de woning van die [slachtoffer] aan [adres] zijn voertuig heeft geparkeerd en/of
  • een (geladen) luchtdrukgeweer uit de kofferbak van zijn voertuig heeft gepakt en/of dit luchtdrukgeweer heeft (door)geladen en de oprit van die woning is opgelopen en/of bij een op die oprit aanwezig voertuig is gaan staan en/of
  • met dat (door)geladen luchtdrukgeweer, vanaf (zeer) korte afstand, via de (half) openstaande schuttingdeur, welke toegang geeft tot de achtertuin van die woning en alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond, in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] in het achterhoofd werd geraakt/getroffen door een kogel/projectiel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging tot moord. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte was jaloers op het slachtoffer en wilde hem bang maken door met een luchtbuks op zijn hoofd te schieten. Verdachte heeft met een vooropgezet plan gehandeld en heeft op de dag zelf nog voldoende tijd gehad om over zijn voorgenomen beslissing na te denken. Van contra-indicaties is niet gebleken en de officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Verdachte heeft van korte afstand gericht op het hoofd van het slachtoffer geschoten en hem in zijn achterhoofd geraakt. In het rapport van het NFI wordt de conclusie getrokken dat de (maximale) letselpotentie van de desbetreffende luchtbuks dodelijk letsel is. De officier van justitie is op grond van de bevindingen van het NFI van mening dat door het handelen van verdachte sprake was van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel en dat verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat in ieder geval kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord, de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag en de meer subsidiair ten laste
gelegde zware mishandeling met voorbedachte raad. Ten aanzien van de poging tot moord heeft zij aangevoerd dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en dat verdachte door die stoornis niet beschikte over de vaardigheid om na te denken over de gevolgen van zijn gedrag en zich niet bewust was van de grote risicos van zijn voorgenomen handelen. Daarom kan er ook geen sprake zijn van voorbedachte raad en dient vrijspraak te volgen. Daarnaast betoogt de raadsvrouw dat er bovendien geen aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bestond en ook om die reden moet vrijspraak volgen voor poging tot moord en ook voor poging tot doodslag. Zij verwijst daarbij naar het onderzoek van het NFI waaruit onvoldoende blijkt dat er sprake kon zijn van een dodelijke impact door de inslag van de kogel. Het dossier bevat twee NFI-rapporten waarin wordt uitgegaan van verschillende grenswaarden waarbij een projectiel door de huid kan dringen. Bovendien zijn voor de hoofdhuid en nekgedeelten nog geen grenswaarden vastgesteld. Ook is onduidelijk wat voor kracht er nodig is om door botweefsel of een stoel te schieten en waardoor dan dodelijk letsel kan ontstaan. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw herhaald dat er geen sprake kan zijn voorbedachte raad en als de rechtbank dat wel aan zou nemen, er gelet op de aard van het letsel, het medisch ingrijpen en de herstelduur, geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meest subsidiaire stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat een poging tot zware mishandeling, zónder voorbedachte raad, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair of subsidiair ten laste gelegde komt, doet de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek om een contra-expertise of second opinion uit te laten voeren.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast1.
Verdachte en de vriendin van aangever hebben vroeger samen op school gezeten. Sinds januari 2024 hebben ze weer contact2. Verdachte is verliefd op haar geworden en hij vraagt of ze zijn vriendin wil zijn. Dat wil ze niet. Ze geeft aan dat ze een relatie heeft met aangever. Op 12 maart 2024 krijgt aangever op Snapchat een vriendschapsverzoek van verdachte dat hij accepteert3. Op Snapchat zijn de locatiegegevens van de telefoon van aangever zichtbaar. Op 19 maart 2024 koopt verdachte een luchtbuks met bijbehorende munitie4. Op 26 maart 2024 tussen 15:00 en 15:15 uur verlaat verdachte zijn werk in [adres]5 en rijdt hij naar [pleegplaats] . Verdachte rijdt rond 16:00 uur meerdere keren6 door de straat van aangever tot hij een auto op de oprit van de woning van aangever aan [adres] ziet staan7. Dan parkeert hij zijn auto voor de woning van aangever, pakt de luchtbuks uit de kofferbak van zijn auto, laadt de luchtbuks en loopt de oprit op. Om ongeveer 16.20 uur ziet verdachte aangever op een stoel zitten in de achtertuin van zijn woning8. De schuttingdeur staat open en aangever zit met zijn rug gekeerd naar de open schuttingdeur. Verdachte gaat achter de auto van aangever staan, richt met zijn luchtbuks door de open schuttingdeur op het hoofd van aangever en schiet9. Aangever hoort een knal en voelt een inslag op zijn achterhoofd. Verdachte ziet dat aangever naar zijn hoofd grijpt, loopt naar zijn auto en rijdt weg.
Aangever10 heeft een schotverwonding in zijn achterhoofd, een hersenschudding en (tijdelijke) tinnitus opgelopen. Chirurgisch ingrijpen was noodzakelijk om botsplinters en kogelfragmenten uit zijn schedel te verwijderen. De herstelduur was meer dan vier weken en hij heeft een litteken op zijn achterhoofd. Verder heeft aangever twee maanden zijn werk als vrachtwagenchauffeur niet kunnen uitoefenen11.
Poging tot moord en poging tot doodslag
De rechtbank ziet geen bewijs dat verdachte met zijn plan en zijn handelingen de volle opzet had om aangever van het leven te beroven.
Voorwaardelijke opzet op het overlijden van aangever
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijke opzet.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood teweeg heeft gebracht, verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans en die kans ook heeft aanvaard.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het NFI stelt in zijn rapport van 12 juli 2024 dat na ballistisch onderzoek van het door verdachte gebruikte wapen met bijbehorende munitie weliswaar blijkt dat bij perforatie van de nek levensbedreigende verstoringen kunnen ontstaan in de regulatie van de functie van onder meer het middenrif en het hart, maar het NFI stelt ook dat de kans op het oplopen van ernstig letsel na penetrerend geweld in de schedel en/of de nek en andere delen van het hoofd niet met wetenschappelijke onderbouwing in getal of kanspercentage is weer te geven, omdat de kans op het optreden van dergelijke complicaties afhankelijk is van meerdere, deels onbekende factoren. Onder deze factoren vallen onder meer de exacte locatie van impact, de mate van krachtinwerking, de gezondheidstoestand van het slachtoffer en de beschikbaarheid
van snelle, adequate medische hulpverlening, en het welslagen van deze medische behandeling.
De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat het dossier onvoldoende informatie bevat om tot het oordeel te komen dat er een aanmerkelijke kans bestond op de dood van het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot moord én de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Aan een beoordeling van het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw komt de rechtbank niet toe nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Zware mishandeling met voorbedachte raad.
Meer subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich door met de luchtbuks op het hoofd van aangever te schieten, schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling met voorbedachte raad. Gelet op het hetgeen hiervoor overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte op aangever heeft geschoten met een luchtbuks. Daardoor heeft aangever letsel opgelopen. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, of verdachte daartoe (voorwaardelijke) opzet had en of hij met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Zwaar lichamelijk letsel
Het staat de rechter vrij om ook buiten de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht opgesomde gevallen lichamelijk letsel als zwaar aan te merken wanneer dat letsel voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zwaar letsel te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of lichamelijk letsel als zwaar moet worden aangemerkt, zijn van belang de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. Door het handelen van verdachte heeft aangever12 een schotverwonding in zijn achterhoofd, een hersenschudding en (tijdelijke) tinnitus opgelopen. Chirurgisch ingrijpen was noodzakelijk om botsplinters en kogelfragmenten uit de schedel te verwijderen. De herstelduur was meer dan vier weken en hij heeft een litteken op zijn hoofd.
Verder heeft aangever twee maanden zijn werk als vrachtwagenchauffeur niet kunnen uitoefenen13. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk
letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Voorwaardelijke opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte met zijn handelen de volle opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het op een korte afstand met een luchtdrukgeweer gericht op het hoofd van een persoon schieten, naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij die persoon in het leven roept. Het hoofd is immers een kwetsbaar deel van het lichaam en aangever heeft ook daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel opgelopen, als hiervoor toegelicht.
De rechtbank is van oordeel dat gezien het handelen en de opzet van verdachte om aangever in zijn hoofd te schieten, het niet anders kan zijn dat hij die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, nu de kwetsbaarheid van het hoofd als een feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorbedachte raad. Anders dan de raadvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat er ten tijde van het feit sprake was van een verminderde toerekeningsvatbaarheid niet uitsluit dat sprake is van voorbedachte raad. Ook iemand die lijdt aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan planmatig te werk gaan. Verdachte was zich er volgens de deskundige niet bewust van en niet bezig met de gevolgen van zijn gedrag, maar het is de rechtbank niet gebleken, gezien ook zijn planmatige aanpak en intenties, dat bij verdachte elk inzicht in zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. Verdachte wilde met het schietincident bereiken dat de vriendin van aangever haar relatie met aangever zou verbreken. Verdachte is hierbij planmatig te werk gegaan. De rechtbank betrekt daarbij ook de aanschaf van de luchtbuks één week voor het schietincident, alsmede het vriendschapsverzoek via Snapchat twee weken voor het schietincident. Dat verdachte de luchtbuks een week voor het incident heeft aangeschaft, dat verdachte de luchtbuks al die tijd in de kofferbak van zijn auto heeft laten liggen en dat hij de luchtbuks op de dag van het incident heeft gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank geen toeval maar gezien alle feiten en omstandigheden onderdeel van zijn vooropgezette plan om de relatie tussen aangever en zijn vriendin te ondermijnen door op aangever te schieten. Verdachte heeft een week lang en op de bewuste dag zelf tijdens de autorit waarbij hij meermalen door de straat reed, voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning gehad. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet
gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank acht de meer subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met voorbedachte raad dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
meer subsidiair
hij op 26 maart 2024 te [pleegplaats] , in de gemeente Waadhoeke, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in het hoofd, heeft toegebracht door
  • zich met een voertuig, te weten een blauwe Ford Fiësta, naar [pleegplaats] heeft begeven en
  • meermalen door [pleegplaats] en de straat [adres] , alwaar die [slachtoffer] woonachtig is, is gereden en
  • op zeker moment voor de woning van die [slachtoffer] aan [adres] zijn voertuig heeft geparkeerd en
  • een luchtdrukgeweer uit de kofferbak van zijn voertuig heeft gepakt en dit luchtdrukgeweer heeft geladen en de oprit van die woning is opgelopen en bij een op die oprit aanwezig voertuig is gaan staan en
  • met dat geladen luchtdrukgeweer, vanaf korte afstand, via de half openstaande schuttingdeur, welke toegang geeft tot de achtertuin van die woning en alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond, in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] in het achterhoofd werd geraakt door een kogel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde poging tot moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van voorarrest. Hierbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat alleen de meest subsidiaire ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, zonder de voorbedachte raad, kan worden bewezen. Verdachte is sterk verminderd toerekeningsvatbaar en heeft een klinische behandeling nodig. De raadsvrouw pleit daarom voor een gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel. Gezien het lage recidiverisico en de situationele context van het feit is de raadsvrouw van mening dat de GVM niet noodzakelijk is en volstaan kan worden met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden waaronder de klinische behandeling.
Verdachte wil daaraan meewerken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering van 17 oktober 2024, het psychologisch rapport van 9 juli 2024 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zware mishandeling door met een luchtdrukgeweer gericht op het hoofd van het slachtoffer te schieten. Zulks op grond van een onnavolgbaar idee dat hij daarmee de partner van het slachtoffer voor zich kon winnen. Het slachtoffer heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van het slachtoffer aangetast. Het slachtoffer is in zijn eigen tuin van achteren aangevallen. De eigen woning/tuin is bij uitstek een plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Dat gevoel van veiligheid is door verdachte aangetast.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank beschikt over een psychologisch rapport van 9 juli 2024, opgemaakt door D.R. van der Velden. De psycholoog heeft geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van
zwakbegaafheid/benedengemiddelde intelligentie en een autismespectrumstoornis. Door deze stoornis heeft verdachte een ernstig tekort aan sociaal begrip, inlevingsvermogen, realiteitstoetsing en coping. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
De psycholoog heeft geadviseerd om het ten laste gelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies vereniging en concludeert dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De psycholoog heeft voorts geconcludeerd dat de kans op herhaling laag tot matig is. De psycholoog plaatst daarbij de kanttekening dat het recidiverisico op vergelijkbaar gewelddadig gedrag bij verdachte eigenlijk niet goed in te schatten is. Het recidiverisico kan ongezien en ongemerkt oplopen. Verdachte zit in zijn eigen autistische binnenwereld opgesloten en extern is er geen zicht op deze wereld waardoor hij kan worden bijgestuurd. Als beschermende factoren benoemt de psycholoog het werk en vrijetijdsbesteding van verdachte, waar hij graag naar wil terugkeren. Er zijn geen financiële problemen, verdachte is gemotiveerd voor een behandeling en hij heeft een positieve houding tegenover gezagsfiguren. De deskundige adviseert te starten met een forensisch klinische behandeling om de problematiek van verdachte goed in beeld te krijgen. Het vergt volgens de psycholoog expertise en voldoende tijd om verdachte te kunnen observeren en een behandeling op hem af te kunnen stemmen en een breed gedragen signaleringsplan op te stellen om het risico op vergelijkbaar gewelddadig gedrag ook daadwerkelijk te verminderen. Een verlengd reclasseringstoezicht is belangrijk om hem langdurig te kunnen monitoren.
Uit het advies van de reclassering van 17 oktober 2024 maakt de rechtbank op dat de reclassering de mening van de deskundige deelt en dat een langdurige en intensief klinisch behandeltraject nodig is, gevolgd door een ambulant hulpverleningstraject. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden, meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod en locatieverbod.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het feit, een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Waarbij de rechtbank de proeftijd op 5 jaar stelt. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en verdachte vrijspreekt van de poging tot moord en de poging tot doodslag.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sv op te leggen. De reclassering en de psycholoog hebben deze maatregel niet geadviseerd omdat zij de geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder een langdurige behandeltraject, in combinatie met de motivatie van verdachte afdoende achten. De rechtbank kan zich daarin vinden en heeft, om dat langdurige behandeltraject en de langdurige monitoring mogelijk te maken, de proeftijd voor het voorwaardelijke strafdeel op een langere periode gesteld, te weten 5 jaar.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 730,03 ter vergoeding van materiële schade en 3.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering kan worden toegewezen. Ten aanzien van het immateriële deel is de raadsvrouw van mening dat deze tot een bedrag van 2.500,-- kan worden toegewezen. Dat is het maximale bedrag van categorie c van de Richtlijn Licht Letsel van de Letselschade Raad waarbij namens de benadeelde partij aansluiting is gezocht. Een hoger bedrag is niet aan de orde, omdat in deze categorie al rekening is gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade en ook een zekere immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder het meer subsidiair bewezen verklaarde. Het materiële deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 maart 2024. Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade kan worden begroot op 2.500,--. De rechtbank heeft bij het vaststellen van dit bedrag mede acht geslagen op categorie c van de Richtlijn Licht Letsel waarin voor vergelijkbaar letsel een indicatie van 1.350,-- tot 2.500 wordt gegeven.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 5 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde zich laat opnemen in [instantie] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
De opname start zodra de zorginstelling daartoe een aanbod kan doen. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. veroordeelde zich aansluitend op de klinische opname laat behandelen door de forensische polikliniek van GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering
nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. veroordeelde zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en/of de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of contact zoekt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1998, slachtoffer, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
6. veroordeelde zich niet zal bevinden niet in het dorp [pleegplaats] ( [pleegplaats] , Fryslân), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van het meer subsidiaire:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.230,03 (zegge: drieduizendentweehonderddertig euro en drie eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.230,03 (zegge: drieduizendentweehonderddertig euro en drie eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 730,03
aan materiële schade en 2.500 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2024.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland, met proces-verbaalnummer onderzoeksnummer NN1R024025, d.d. 4 september 2024, doorgenummerd 1 tot en met 347. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 281
3 Pagina 281
4 Paginas 154, 155
5 Pagina 314
6 Pagina 298, 301
7 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2024
8 Paginas 117, 250
9 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2024
10 Forensisch Geneeskundig Letselverslag, opgenomen op pagina 263 e.v.
11 Vordering benadeelde partij d.d. 16 oktober 2024
12 Forensisch Geneeskundig Letselverslag, opgenomen op pagina 263 e.v.
13 Vordering benadeelde partij d.d. 16 oktober 2024