ECLI:NL:RBNNE:2024:440

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
18.108813.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijke brandstichting en openlijke geweldpleging

Op 16 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en openlijke geweldpleging tegen goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 12 februari 2023, waarbij de verdachte samen met anderen op een bouwterrein in Groningen brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare materialen, waaronder piepschuim blokken. Dit leidde tot een aanzienlijke brand met schade aan de opgeslagen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op brand heeft aanvaard. Daarnaast was de verdachte betrokken bij openlijke geweldpleging tegen een lantaarnpaal op 31 januari 2023. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende informatie was om de schade te beoordelen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de verdachte en de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming. De verdachte is schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, maar is vrijgesproken van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/108813-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2007 te [plaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 februari 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Bischop, advocaat te Deventer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (- zakelijk weergegeven -) open vuur (door middel van/met een gasbrander en/of aansteker en/of vuurwerk en/of in (een) spuitbus(sen) vervat licht ontvlambaar/ brandversnellend en/of explosief gas) in aanraking te brengen met een of meer blok(ken) en/of brokstuk(ken) EPS (piepschuim/ expanded polystyrene of PS-hardschuim) en/of karton, althans met een of meer brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de (gehele of overige) (op het bedrijventerrein opgeslagen) voorraad aan blokken EPS en/of overige op het bedrijventerrein aanwezige goederen en/of materialen (waaronder een dixie en/of een tractor met oplegger) en/of het bedrijventerrein als geheel, te duchten was;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
(- zakelijk weergegeven -) open vuur (door middel van/met een gasbrander en/of aansteker en/of vuurwerk en/of in (een) spuitbus(sen) vervat licht ontvlambaar/brandversnellend en/of explosief gas) in aanraking heeft gebracht met een of meer blok(ken) en/of brokstuk(ken) EPS (piepschuim/ expanded polystyrene of
PS-hardschuim) en/of karton, althans met een of meer brandbare stof(fen), (mede) ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat een of meer overige (van de voorraad op het bedrijventerrein opgeslagen) blokken EPS geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval, dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor de (gehele of overige) (op het bedrijventerrein opgeslagen) voorraad aan blokken EPS en/of overige op het bedrijventerrein aanwezige goederen en/of materialen (waaronder een dixie en/of een tractor met oplegger) en/of het bedrijventerrein als geheel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, ontstond;
2.
hij op of omstreeks 31 januari 2023 te Groningen openlijk, te weten, op/aan/bij de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een lantaarnpaal door (- zakelijk weergegeven -) met een stoeptegel/ stuk beton/ steen, althans een (zwaar) voorwerp, (van bovenaf) op (de armatuur van) die lantaarnpaal te gooien;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 januari 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een lantaarnpaal, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [gemeente] (Team Verzekeringen), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op brandstichting. Hoewel er sprake was van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van brand door het maken van steekvlammen met een gasbrander in de buurt van piepschuim blokken, blijkt uit het dossier niet dat verdachte deze kans op de koop heeft toegenomen. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld. Derhalve is aan zijn schuld te wijten dat er een brand is ontstaan en kan het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 2 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 12 februari 2023 had ik met [naam] het plan om naar een bouwterrein te gaan en daar vuurwerk af te steken en steekvlammen te maken. We zijn van tevoren naar de [bedrijf] gegaan en hebben daar spullen gekocht. We hebben gasflessen gekocht om steekvlammen mee te maken. Op het bouwterrein zagen we meerdere blokken piepschuim staan. We hebben daar vuurwerk afgestoken. Verder hebben we een gasfles in een brandende doos gestopt waardoor een explosie ontstond. Daarnaast hebben we steekvlammen gemaakt. We hebben de vlammen ook gericht op de blokken. We hadden ook een onkruidbrander meegenomen. Deze heeft [naam] gebruikt en ook gericht op de blokken. Ik heb het gefilmd. Het is wel in mij opgekomen dat het wel eens in de brand zou kunnen gaan. Uiteindelijk is een stapel blokken in de fik gevlogen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 februari 2023, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023038654 d.d. 1 april 2023, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ben werkzaam als omgevingsmanager bij het [bedrijf] gevestigd aan de [adres] . Op 12 februari 2023, omstreeks 15.00 uur, kreeg ik de melding dat er brand was op ons bouwterrein. Dit betreft het bouwterrein aan de van [adres] te Groningen. Dit bouwterrein dient als opslag voor EPS. In totaal lag daar ongeveer 6000 m3 verspreid over het terrein. Het materiaal is van zichzelf niet licht ontvlambaar. Er moet echt een vuurbron bij om het aan te krijgen. Er zijn op het terrein spuitbussen aangetroffen. Op meerdere partijen zijn zwarte brandsporen te zien. Uiteindelijk heeft een partij vlam gevat. Ongeveer 1500 m3 is
verbrand en tussen de 300 en 500 m3 is beschadigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 202, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 14 februari 2023 heb ik enkele videobeelden bekeken die op de telefoon van verdachte [verdachte] stonden.

Video 6, 12-02-2023, 14.53 uur: 2023038654-6.mp4, duur 18 seconden

Ik zie een wand van opgestapelde witte piepschuim blokken. Ik zie dat deze bij elkaar gehouden worden door een groene, plastic band. Ik zie en hoor verdachte [naam] met een spuitbus een T vorm spuiten op deze piepschuim blokken. Ik zie dat hij deze aansteekt met de onkruidbrander en dat er een brandende T ontstaat op de piepschuim blokken. Ik hoor een jongensstem zeggen: woww. Ik hoor een andere stem zeggen: Het is gewoon een brandende T hoor.

Video 7, 12-02-2023, 14.51 uur: 2023038654-7.mp4, duur 66 seconden

Op de beelden zie ik dezelfde soort wanden met witte piepschuim blokken en bruine aarde. Ik zie rechts in beeld verdachte [naam] staan. Ik zie links naast verdachte [naam] , op de grond, een kartonnen doosje staan. Hierin zie ik een spuitbus/gasfles, zonder spuitdopje, staan. Ik zie verdachte [naam] met een gasbrander waar vlammen uitkomen. Ik zie dat hij deze vlammen langs de piepschuim blokken laat gaan. Ik zie dat een deel van de piepschuim blokken in de brand vliegt. Ik zie verdachte [naam] de kartonnen doos in de brand steken met de gasbrander en ik zie dat de afstand tussen de filmer en de brand toeneemt en hoor een jongensstem zeggen: wooo, om het hoekje, om het hoekje. Verdachte [naam] is ondertussen ook uit beeld gelopen/gerend. Een poosje gebeurt er niet veel en ik zie verdachte [naam] weer het beeld inlopen richting de brandende doos. In zijn linkerhand zie ik dat hij een spuitbus vast heeft en in zijn rechterhand heeft hij de onkruidbrander/gasbrander vast. Ik zie dat hij met de spuitbus over de doos heen sprayt en dat er een kleine steekvlam ontstaat.

Video 8, 12-02-2023, 14.56 uur: 2023038654-8.mp4, duur 35 seconden

Ik zie een lange wand van witte piepschuim blokken en een betonplaatachtige, bruine, ondergrond. Ik zie verdachte [naam] met in zijn rechterhand een onkruidbrander en in zijn linkerhand een spuitbus. Ik zie hem de vlam van de onkruidbrander bij de blokken houden en ik zie dat een deel van de blokken vlam vat. Ik zie dat de vlammen het woord [verdachte] vormen. Deze letters beslaan 5 rijen met blokken, met 5 blokken per rij. Ik hoor de andere jongen bevestigend reageren op [naam] . Ik hoor de jongensstem zeggen: Ja, ik film het en Holy fuck, het hele blok staat in de fik!. Ik zie dat de letters worden gefilmd en ik zie dat de letters zwart zijn geworden en dat op de sommige plekken de blokken nog steeds branden.
Dan eindigt opname.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat in de ochtend het plan was ontstaan om op het bouwterrein aan de van [adres] te Groningen vuurwerk af te steken en steekvlammen te maken. Daarna is hij samen met
medeverdachte [naam] naar de [bedrijf] gegaan om de benodigde spullen te kopen. Op het bouwterrein hebben zij vervolgens in de buurt van de aanwezige piepschuim blokken vuurwerk afgestoken, steekvlammen gemaakt, kartonnen dozen in de brand gestoken en explosies veroorzaakt door spuitbussen met gas in een brandende doos te gooien. Daarnaast hebben zij meerdere malen ontvlambaar vloeibaar gas op de piepschuim blokken gespoten en dit gas vervolgens met een gasbrander aangestoken waardoor er een steekvlam op de blokken ontstond. Ze zijn hiermee doorgegaan tot het uiteindelijk een keer mis is gegaan en er een omvangrijke brand met aanzienlijke schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op brandstichting dat het niet anders kan zijn geweest dan dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 primair bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2023, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2023, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 12 februari 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door - zakelijk weergegeven - open vuur (met een gasbrander en aansteker en vuurwerk en in spuitbussen vervat licht ontvlambaar/brandversnellend en explosief gas) in aanraking te brengen met blokken EPS (piepschuim) en karton, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de gehele op het bedrijventerrein opgeslagen voorraad aan blokken EPS en overige op het bedrijventerrein aanwezige goederen en materialen en het bedrijventerrein als geheel, te duchten was;
2. primair
hij op 31 januari 2023 te Groningen openlijk, te weten aan de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een lantaarnpaal door - zakelijk weergegeven - met een steen van bovenaf op de armatuur van die lantaarnpaal te gooien.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primairmedeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
primairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting. Samen met medeverdachte [naam] heeft hij op een bouwterrein vuurwerk afgestoken en explosies veroorzaakt en steekvlammen gemaakt met behulp van spuitbussen met ontvlambaar gas en een onkruidbrander. Ook zijn er steekvlammen gericht op de op het bouwterrein aanwezige piepschuim blokken en zijn deze blokken door de steekvlammen geraakt. Dat is ook op beelden te zien. Uiteindelijk gaat het mis en ontstaat er een grote brand met aanzienlijke schade en overlast als gevolg. Een dergelijke brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Het
veroorzaakt tevens grote angst en onrust in de samenleving.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een lantaarnpaal. Dergelijke feiten zorgen voor schade en overlast. Verdachte heeft met zijn handelen getoond weinig respect te hebben voor eigendommen van een ander.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor een brandstichting met aanzienlijke schade aan goederen wordt een werkstraf vanaf 60 uren als uitgangspunt gehanteerd. Bij openlijke geweldpleging tegen goederen met geringe schade als gevolg gaan de oriëntatiepunten uit van een werkstraf van 20 uren.
In strafverminderende mate heeft de rechtbank rekening gehouden met de gevolgen die de strafbare feiten voor verdachte hebben gehad. De strafzaak en de vordering van de benadeelde partij hebben zwaar op verdachte en zijn ouders gedrukt. En dat is nog steeds het geval. Dit is onder andere gebleken uit de emotionele reactie van de ouders op de terechtzitting. Verder heeft verdachte enkele dagen (thuis) in verzekering gezeten, hetgeen indruk op hem heeft gemaakt. De rechtbank houdt tot slot rekening met het tijdsverloop van een jaar sinds de strafbare feiten zijn gepleegd.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 januari 2024 wordt aangegeven dat er in het onderzoek overwegend beschermende factoren naar voren komen. Daarnaast komen er ook aandachtspunten naar voren. Hoewel het op school goed gaat, moet verdachte zijn best doen om het schooljaar positief af te ronden. Daarnaast is naar voren gekomen dat verdachte ook omgang heeft met antisociale vrienden die ervoor kunnen zorgen dat verdachte de verkeerde keuzes maakt.
Desondanks schat de Raad de kans op herhaling in als laag.
Gelet op de ernst van de feiten (met name de brandstichting) is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een hogere straf aan de orde is dan geëist door de officier van justitie. Echter, gelet op de gevolgen die de feiten reeds hebben gehad voor verdachte, de gevolgen die de veroorzaakte schade mogelijk nog gaan hebben en het positieve rapport van de Raad, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een hogere straf te komen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[bedrijf] , tot een bedrag van 476.511,87 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[gemeente] , tot een bedrag van 667,65 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van [bedrijf] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van de [gemeente] heeft de officier van justitie zich op het standpunt dat deze kan worden toegewezen met uitzondering van de kostenposten Algemene kosten van 36,17 en Winst en Risico van 5,94.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van [bedrijf] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe is gesteld dat de vordering te complex is en dat de onderbouwing van de vordering te summier is.
Met betrekking tot de vordering van de [gemeente] heeft de raadsvrouw bepleit dat deze vordering niet- ontvankelijk moet worden verklaard omdat niet is gebleken dat de heer
R. Boxem bevoegd was tot het indienen van de vordering
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [bedrijf]
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Een verantwoorde behandeling van de vordering zal naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. Daar komt bij dat de benadeelde partij ter terechtzitting heeft aangegeven dat de schade bij de verzekering is ingediend en dat zij gelet op de omvang van de schade en de potentiële gevolgen daarvan voor verdachte bereid is om met verdachte, zijn ouders en de verzekeringsmaatschappijen om tafel te gaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [gemeente]
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering te veel onduidelijkheden bevat. Zo wordt in de onderbouwing van de vordering verwezen naar een lamp (wandarmatuur) op een parkeerplaats onder het [adres] (objectnummer 34). Het onder 2 primair bewezenverklaarde betreft echter een lantaarnpaal aan de [adres] (objectnummer 41). Ook de bijgevoegde fotos lijken betrekking te hebben op een feit dat niet aan verdachte ten laste is gelegd. De rechtbank zal de gemeente in haar vordering derhalve niet- ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een werkstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
T.a.v. feit 1 primair
Verklaart de benadeelde partij
[bedrijf]niet-ontvankelijk in haar vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de veroordeelde en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
T.a.v. feit 2 primair
Verklaart de benadeelde partij
[gemeente]niet-ontvankelijk in haar vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de veroordeelde en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. O.J. Bosker en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2024.