ECLI:NL:RBNNE:2024:4398

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C18/239314 JE RK 24-570
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in ouderschapsbeoordeling en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 november 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI). De schriftelijke aanwijzing betrof de medewerking van de moeder aan een klinische ouderschapsbeoordeling en diagnostiek van haar persoonlijkheid. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S.M. Wolfert, verzocht de rechtbank om de aanwijzing geheel of gedeeltelijk te vervallen, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de belangen van de kinderen onvoldoende waren afgewogen. De kinderrechter heeft de procedure ingeleid op basis van een verzoekschrift van de moeder, ontvangen op 16 oktober 2024, en heeft op 30 oktober 2024 de mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze behandeling zijn de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI gehoord. De kinderrechter heeft ook gesproken met het kind, waarbij de begeleider van het kind aanwezig was.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over het kind, dat bij de moeder woont. De GI had de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, maar de kinderrechter oordeelde dat de aanwijzing niet voldeed aan de wettelijke eisen. Er was een spanning tussen de schriftelijke aanwijzing en het wettelijke stelsel van gedwongen zorg, en de belangen van de kinderen waren onvoldoende betrokken bij de besluitvorming. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de schriftelijke aanwijzing niet aan de criteria voldeed en heeft deze vervallen verklaard. De beslissing houdt ook rekening met de wensen van het kind, die meer contact met haar vader wenst en tijd thuis wil doorbrengen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/239314 / JE RK 24-570
Datum uitspraak: 12 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[naam moeder],
wonende op een geheim, bij de kinderrechter bekend adres,
hierna te noemen: "de moeder,
advocaat: mr. S.M. Wolfert, kantoorhoudende te Leek,
die betrekking heeft op
[naam kind],
geboren op 6 februari 2012 in Groningen,
hierna te noemen: "[kind]".
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: "de GI",
[naam vader],
hierna te noemen: "de vader",
wonende te Groningen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de moeder, dat de rechtbank heeft ontvangen op 16 oktober 2024.
1.2.
Op 28 oktober 2024 heeft de rechtbank een brief met bijlage ontvangen van de GI.
1.3.
Op 30 oktober 2024 heeft de kinderrechter het verzoek mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader en [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] die de GI vertegenwoordigen.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met [kind] gesproken. Bij dit gesprek is [naam begeleider], begeleider van [kind], aanwezig geweest.
1.5.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter kan bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van de volgende feiten die blijken uit de onweersproken gebleven inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
2.2.
De ouders oefenen samen het gezag uit over [kind].
2.3.
[kind] woont bij de moeder, samen met het halfbroertje van [kind], en de broer van moeder en voor een deel van de tijd diens jonge kind.
2.4.
[kind] heeft in 2013 en in de periode van 12 november 2020 tot 1 oktober 2023 onder toezicht gestaan. Bij beschikking van 31 juli 2024 is [kind] opnieuw onder toezicht gesteld van de GI, voor de duur van een jaar, derhalve tot 31 juli 2025.
2.5.
De GI heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven (artikel 1:263 lid 1 BW). Er is een gebrekkig besluit verstuurd dat is gedateerd op 3 oktober 2024. Bij besluit gedateerd 28 oktober 2024 is het gebrek hersteld. De schriftelijke aanwijzing luidt:
- Medewerking van [naam moeder] aan opname van haar en de kinderen voor een klinische
ouderschapsbeoordeling;
- Medewerking van [naam moeder] aan diagnostiek ten aanzien van haar
persoonlijkheid(problematiek).

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel, dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren, en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De moeder stelt zich, samengevat weergegeven, op het volgende standpunt.
3.3.
De aanwijzing voldoet niet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de formele en materiele beginselen van behoorlijk bestuur. Zo is het besluit ondeugdelijk gemotiveerd en zijn de belangen niet of onvoldoende afgewogen.
3.4.
Een klinische ouderschapsbeoordeling is ook niet de meest proportionele route om zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij de moeder thuis. De moeder stemt namelijk in met een ambulante ouderschapsbeoordeling en het is niet goed onderbouwd waarom dit niet voldoende is. Een opname is juist nadelig voor de kinderen, zo zegt ook de school, omdat de kinderen dan misschien wel naar een andere school moeten of in elk geval uit hun normale ritme raken. Dit belang is door de GI niet bij de beoordeling betrokken. De GI trekt ook onterechte negatieve conclusies uit het eindigen van de hulpverlening van Elker: uit het verslag van Elker volgt dat de moeder wel degelijk in staat is om een samenwerkingsrelatie aan te gaan. Een klinische opname mag ook niet preventief worden ingezet.
3.5.
Voor zover de aanwijzing betrekking heeft op de diagnostiek van de moeder geldt dat deze buiten de reikwijdte van de wettelijke regeling valt. Een schriftelijke aanwijzing kan enkel door de GI worden gegeven ter uitvoering van haar taak betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige. Persoonlijke hulpverlening voor een ouder valt hier niet onder. Bovendien heeft de moeder inmiddels hulpverlening voor zichzelf ingeschakeld: de moeder is een traject gestart bij Psychologenpraktijk Noord-Nederland (PPNN). Een schriftelijke aanwijzing op dit punt mist dan ook noodzaak.

4.De standpunten van de belanghebbenden

Wat vindt de GI?
4.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI, samengevat weergegeven, het volgende verklaard. Het is de bedoeling dat de moeder met de kinderen gedurende circa 3 maanden wordt opgenomen in bij De Bron in Beilen voor een klinische ouderschapsbeoordeling. Het gaat de laatste tijd wel goed in de opvoedsituatie, maar er is sprake van een jarenlang terugkerend patroon van afwisselend goede en slechtere periodes van ouderschap. Het moet inzichtelijk worden hoe dit patroon kan worden doorbroken en wat de moeder en de kinderen nodig hebben. De GI wil het gezin kunnen observeren zoals het functioneert zonder de invloed van het netwerk van de moeder. De diagnostiek van de moeder is daarnaast ook noodzakelijk: zij moet aan haar eigen problematiek werken, ter verbetering van de opvoedsituatie. Er kan dan meer gericht hulpverlening worden geboden.
Wat vindt de vader?
4.3
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard, samengevat weergegeven, dat hij wil dat er stabiliteit wordt gecreëerd voor de kinderen. Hij wil graag dat het goed blijft gaan met de kinderen.

5.De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak om?
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de schriftelijke aanwijzing die de GI aan de moeder heeft gegeven geheel of gedeeltelijk vervallen moet worden verklaard.
Wat staat er in de wet?
5.2.
De GI kan ter uitvoering van haar taak op grond van artikel 1:263 lid 1 BW een schriftelijke aanwijzing geven. Zij kan dit doen als de met het gezag belaste ouder niet instemt met dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, lid 1 van de Jeugdwet. De GI kan ook een schriftelijke aanwijzing geven als dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.3.
Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Op grond van het derde lid bedraagt de termijn voor het indienen van het verzoek twee weken, die begint met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt.
5.4.
De GI is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1: aanheft onder a van de Awb, zodat de schriftelijke aanwijzing van de GI een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering. Wat de inhoudelijke toets betreft, dient beoordeeld te worden of de GI in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzing heeft kunnen komen en of de schriftelijke aanwijzing in het belang van de minderjarige kan worden geacht.
De ontvankelijkheid
5.5.
Het door de moeder ingediende verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing is op 16 oktober 2024 door de griffie ontvangen. Nu het verzoek binnen de daartoe gestelde termijn is ingediend, is de moeder ontvankelijk in haar verzoek.
De inhoudelijk beoordeling
5.6.
Er bestaat spanning tussen de schriftelijke aanwijzing die de GI heeft gegeven en het wettelijke stelsel waarin gedwongen zorg en hulpverlening een bijzondere wettelijke basis hebben, bijvoorbeeld in de Wet verplichte ggz. Daarnaast kan niet zomaar worden aangenomen dat de door de GI gewenste interventies onder drang effectief zullen zijn. Dat ouders in het algemeen niet graag een dergelijk traject ingaan, zoals de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, neemt dit bezwaar niet weg. De moeder heeft gemotiveerd uiteengezet waarom zij niet achter een klinische opname kan staan. Onderdeel daarvan is de inbreuk die op de privacy van het gezin wordt gemaakt gedurende een periode van drie maanden en het belang van de kinderen om naar hun scholen te kunnen blijven gaan, vanuit huis. Haar bezwaren op dit punt raken aan het derde probleem dat aan de schriftelijke aanwijzing kleeft, te weten dat de belangen van de kinderen onvoldoende kenbaar bij de besluitvorming zijn betrokken. De moeder heeft een brief overgelegd van school waaruit blijkt dat deze een klinische opname afraadt. Het broertje van [kind] heeft de komende tijd citotoetsen en een doorstroomtoets in februari 2025. Het is belangrijk dat hij het juiste schooladvies krijgt en kan doorstromen naar de school die bij hem past. [kind] is net gestart op de middelbare school en een verandering zou ook voor haar nadelig zijn. Hierbij komt nog bij dat de moeder bereid is om mee te werken aan een ambulante ouderschapsbeoordeling. Ten aanzien van de diagnostiek van de moeder geldt dat de moeder inmiddels is gestart met een traject bij PPNN en de GI niet concreet heeft gemaakt wat maakt dat dit niet volstaat.
5.7.
Hiermee voldoet de schriftelijke aanwijzing niet aan de criteria van 5.4. Gelet hierop zal de kinderrechter deze vervallen verklaren, ten aanzien van beide onderdelen.
5.8.
Het bovenstaande laat wel onverlet dat als de GI uiteindelijk tot de conclusie komt dat er onvoldoende informatie is om te beoordelen of de opvoedsituatie toereikend is, dit consequenties kan hebben voor de door de GI in de toekomst te maken keuzes.
Tot slot
5.9.
[kind] heeft tijdens haar gesprek met de kinderrechter verteld dat zij meer contact met haar vader zou willen en dat zij graag twee nachten willen logeren bij opa en oma. De momenten bij [naam zorgorganisatie] zou zij juist graag wat korter willen. In de (korte) vakanties gaat zij vier nachten naar [naam zorgorganisatie], terwijl zij ook graag tijd thuis wil doorbrengen. De kinderrechter vraagt dat aandacht voor deze wensen komt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 28 oktober 2024, die in de plaats treedt van de schriftelijke aanwijzing van 3 oktober 2024, vervallen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Dijkstra, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024, in aanwezigheid van de griffier.