ECLI:NL:RBNNE:2024:4367
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van erfbelasting en vrijstellingen in relatie tot de Successiewet 1956
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een aanslag erfbelasting die is opgelegd aan eiser na het overlijden van zijn moeder. Eiser woonde ten tijde van het overlijden bij zijn moeder en heeft een erfenis verkregen van € 60.945. De inspecteur van de Belastingdienst heeft bij het opleggen van de aanslag een vrijstelling voor kinderen toegepast van € 20.946, waardoor de belaste verkrijging op € 39.999 is vastgesteld. Eiser is van mening dat hij recht heeft op een hogere vrijstelling, gebaseerd op vervallen wetgeving die eerder hogere vrijstellingen bood voor bepaalde situaties, zoals de samenwoonvrijstelling voor oudere thuiswonende kinderen en de partnervrijstelling voor mantelzorgers. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 2 oktober 2024 en na de zitting de mondelinge uitspraak op 9 oktober 2024 gedaan. De rechtbank oordeelt dat de aanslag erfbelasting op het juiste bedrag is vastgesteld en dat er geen grond is voor het toepassen van een hogere vrijstelling. De rechtbank wijst erop dat de rechter gebonden is aan de wet en dat het niet mogelijk is om vervallen wetgeving toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag in stand blijft en eiser het griffierecht niet terugkrijgt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.