ECLI:NL:RBNNE:2024:4359

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
18-298916-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 112 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 november 2023, waarbij de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar achtte het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft het slachtoffer bij het lichaam vastgepakt en op de grond geduwd, en heeft hem daarbij pijn gedaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en problematiek met alcohol en drugs. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, waarbij de materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard, maar immateriële schade van 1.000 euro werd toegewezen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-298916-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-006564-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • die [slachtoffer] bij het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op/tegen de grond heeft geduwd en/of
  • die [slachtoffer] bij het hoofd en/of de schouder(s) en/of een of meer (andere(e)) de(e)l(en) van het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of
  • in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of tegen zijn mededader(s) heeft gezegd: "Steek hem neer." en/of "Ik vermoord hem.", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borststreek, in elk geval het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • die [slachtoffer] bij het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op/tegen de grond heeft geduwd en/of
  • die [slachtoffer] bij het hoofd en/of de schouder(s) en/of een of meer (andere(e)) de(e)l(en) van het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of
  • in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of tegen zijn mededader(s) heeft gezegd: "Steek hem neer." en/of "Ik vermoord hem.", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borststreek, in elk geval het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, openlijk, te weten, op of aan het [adres] (ter hoogte van [bedrijf] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] bij het lichaam vast te pakken en/of (vervolgens) op/tegen de grond te duwen en/of
  • die [slachtoffer] bij het hoofd en/of de schouder(s) en/of een of meer (andere(e)) de(e)l(en) van het lichaam vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden en/of
  • in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of tegen zijn mededader(s) te zeggen: "Steek hem neer." en/of "Ik vermoord hem.", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borststreek, in elk geval het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden en/of
  • die [slachtoffer] tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te trappen en/of te schoppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het meer subsidiair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging waarin staat “steek hem neer” en “ik vermoord hem”.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegd feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging waarin staat “steek hem neer” en “ik vermoord hem”. Het dossier bevat ten aanzien van dat onderdeel geen wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een van zijn medeverdachten gericht op de dood van aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Niet is gebleken dat verdachte de wetenschap heeft gehad dat medeverdachte [naam] een mes bij zich droeg en dit zou gaan gebruiken. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - heeft gehad op de dood van aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De gedragingen van verdachte, het duwen, vasthouden, trappen en stompen, kunnen in zijn algemeenheid niet zonder meer worden aangemerkt als (voorwaardelijk) gericht op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het meer subsidiaire feit
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onderdeel van de tenlastelegging waarin staat “steek hem neer” en “ik vermoord hem”. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023302551 d.d. 29 januari 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
een eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 22 oktober 2024 betreffende de ter terechtzitting vertoonde camerabeelden van het incident.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 november 2023 te Leeuwarden, openlijk, te weten, op het [adres] (ter hoogte van [bedrijf] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , door
  • die [slachtoffer] bij het lichaam vast te pakken en op de grond te duwen en
  • die [slachtoffer] bij het hoofd en de schouders en andere delen van het lichaam vast te pakken en vast te houden en
  • die [slachtoffer] tegen het lichaam te stompen en te trappen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 112 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel dezelfde voorwaarden worden verbonden als die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis van toepassing zijn, met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden heeft gehouden en dat gelet op de oriëntatiepunten een straf gelijk aan het voorarrest passend is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht van 11 november 2023 schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging. Verdachte kreeg na een avond stappen ruzie met zijn vriend [slachtoffer] . De ruzie ging over kleding en schoenen die verdachte had uitgeleend aan [slachtoffer] en ter plekke terug wilde hebben. Ondertussen liepen [medeverdachte] en [medeverdachte] , twee onbekenden van verdachte, voorbij en gingen zich met de ruzie bemoeien. Toen [slachtoffer] probeerde weg te komen, zijn zij met zn drieën achter [slachtoffer] aangerend en hebben zij hem ingesloten. Verdachte en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] tegen de grond geduwd, vastgepakt, gestompt en getrapt. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] geschopt en gestoken met een mes. Na de geweldshandelingen hebben zij de jas en schoenen van [slachtoffer] meegenomen. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat verdachte degene is geweest die de ruzie en het daarmee gepaarde geweld heeft geïnitieerd. Verdachte heeft geweld toegepast, omdat hij zijn uitgeleende kleding en schoenen per direct terug wilde hebben. Dat verdachte om een dergelijke reden aanleiding ziet om geweld toe te passen, is op geen enkele manier te rechtvaardigen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van [slachtoffer] en hem pijn toegebracht. Bovendien draagt geweld in het openbaar bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Daarnaast acht de rechtbank het zorgelijk dat verdachte ter terechtzitting nauwelijks blijk heeft gegeven van enig zelfinzicht.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 9 oktober 2024 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Zo is hij onder andere in 2023 onherroepelijk veroordeeld wegens een bedreiging, waarvoor hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit in een proeftijd liep van een voorwaardelijke taakstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De eerdere veroordelingen en de dreiging van een taakstraf hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord-Nederland van 12 september 2024. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Daarnaast is er sprake van problematiek die verband houdt met traumas die verdachte in het verleden in zijn land van herkomst heeft opgelopen.
Verder is er problematiek die te maken heeft met de psychosociale omstandigheden van verdachte. Verdachte is van 14 november 2023 tot en met 17 januari 2024 gedetineerd geweest, waarna zijn voorlopige hechtenis is geschorst onder een aantal voorwaarden. Hoewel verdachte zich deels aan de opgelegde voorwaarden houdt en er beschermende factoren aanwezig zijn, lijkt verdachte niet in staat om zijn leven zelfstandig delictvrij vorm te geven. Verdachte heeft geen dagbesteding en blijft cannabis gebruiken en alcohol drinken, zij het in mindere mate dan voorheen. Wel lijkt verdachte te profiteren van de begeleiding van [instelling] die is gericht op zijn licht verstandelijke beperking. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. De aanwezige problematiek blijft daarbij een risicofactor. Zo blijkt dat verdachte zijn leven, ondanks een lopende proeftijd en een schorsingstoezicht met een zwaar pakket aan voorwaarden, niet delictvrij heeft kunnen vormgeven. De reclassering adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting is echter gebleken dat de officier van justitie contact heeft gehad met de reclassering en die adviseert dat de bijzondere voorwaarden die destijds zijn opgelegd bij het vonnis van de politierechter van 23 mei 2023 blijven doorlopen.
Op te leggen straf
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en zal deze dan ook volgen. Aan verdachte wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 68 dagen. Gelet op de problematiek van verdachte acht de rechtbank het van belang dat verdachte een stok achter de deur heeft in de vorm van een forse voorwaardelijke straf waaraan de rechtbank bijzondere voorwaarden zal verbinden. De rechtbank zal aan verdachte dezelfde bijzondere voorwaarden opleggen als die zijn opgelegd bij de eerdere veroordeling waarvan de officier van justitie de tenuitvoerlegging heeft gevorderd. De bijzondere voorwaarden bestaan, kort gezegd, uit een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, het volgen van dagbesteding, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte te verplichten medicatie in te nemen, en zal dat onderdeel van de voorwaarde van verplichte behandeling dan ook niet overnemen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 112 dagen voorwaardelijk, passend en oplegging daarvan geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bij de vordering na voorwaardelijke veroordeling behorende bijzondere voorwaarden verbinden waaraan verdachte zich gedurende een proeftijd van drie jaar aan dient te houden.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 585,00 ter vergoeding van materiële schade en 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor hoofdelijke toewijzing in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de hoogte van de vordering heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel niet is onderbouwd. Ten aanzien van de materiële schade ontbreekt het rechtstreeks verband met het ten laste gelegde feit. Het materiële gedeelte van de vordering dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de schadepost verlies van werk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens het ontbreken van een onderbouwing. Ten aanzien van de overige immateriële kosten verzoekt de raadsvrouw de schade fors te matigen en de schadevergoeding niet hoofdelijk aan verdachte op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er rekening gehouden dient te worden met de rol van verdachte in het geweld.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de materiële schadeposten betreffende kleding, schoenen en een oplader niet worden aangemerkt als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal het materiële gedeelte van de vordering derhalve niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Onder Immateriële schade (smartengeld) heeft de benadeelde partij onder meer aangegeven dat hij zijn werk is kwijtgeraakt, waarvoor hij een bedrag van 1.000,00 als schade heeft gevorderd. De rechtbank begrijpt deze post als schade bestaande in een periodiek verlies aan verdienvermogen, wat als materiële schade heeft te gelden. Bij gebreke aan onderbouwing van deze schadepost, zal de rechtbank de vordering in zoverre afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast 3.000,00 aan immateriële schade gevorderd wegens emotionele schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad, letsel heeft opgelopen en dat hij het bewezen verklaarde feit als vernederend heeft ervaren. Daarentegen is er verder weinig bekend over de gevolgen van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal daarom het bedrag
vaststellen op
1.000,00. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal in afwijking van het verzoek van de raadsvrouw de vordering van de benadeelde partij niet op een lager bedrag vaststellen. Iedere deelnemer aan een strafbaar feit kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de toegebrachte schade, ongeacht zijn aandeel. Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien (één van) zijn medeverdachte(n) deze al hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 11 november 2023. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 23 mei 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 7 juni 2023.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 24 september 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de bijzondere voorwaarden geldend bij voormeld vonnis nog van kracht moeten blijven.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw om de vordering af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen, aangezien de rechtbank verdachte nieuwe bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk strafdeel zal opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 112 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN), [adres] , en dat hij zich daarna gedurende de proeftijd zal blijven zo lang en zo frequent als deze instelling dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat de veroordeelde verblijft bij [instelling] of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs teneinde het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde meewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. In dat kader werkt veroordeelde binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmethode Stap voor Stap.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18-322920-23
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de schadeposten betreffende kleding, schoenen en een oplader ( 585,00) niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de schadepost periodiek verlies aan verdienvermogen ( 1.000,00) en ten aanzien van de overige immateriële schade ( 2.000,00) af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van
1.000,00(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 20 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-006564-23:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 23 mei 2023, te weten: een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2024.
Mr. A.H.M. Dölle en mr. S.T. Kooistra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.