ECLI:NL:RBNNE:2024:434

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
18-134803-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 29 mei 2022 betrokken was bij een verkeersongeval in de gemeente Westerwolde. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een snelheid van ten minste 119 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Door zijn onvoorzichtige rijgedrag verloor hij de controle over zijn voertuig en botste tegen twee bomen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor zijn bijrijder, die een gebroken bovenbeen en een kneuzing van de borstkas opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.C. Keuning, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten. De rechtbank legde een werkstraf van 140 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder in aanraking was gekomen met justitie en dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.134803.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 mei 2022 te [adres] , gemeente Westerwolde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, door:
terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 0,53 microgram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 microgram alcohol per milliliter bloed,
  • te rijden met een snelheid van tenminste 119 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 km/u en/of
  • ( mede door die snelheid) de bocht in de [adres] niet heeft gemaakt en/of het verloop van die weg niet heeft gevolgd en/of onvoldoende rechts heeft gehouden,
ten gevolge waarvan hij, verdachte, de controle over de auto is kwijtgeraakt en in aanrijding is gekomen met een of meerdere bomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenfractuur en/of een kneuzing van de borstkas, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 mei 2022 te [adres] , gemeente Westerwolde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [adres] , met een snelheid heeft gereden van tenminste 119 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 km/u en/of (mede door die snelheid) de bocht in de [adres] niet heeft gemaakt en/of het verloop van die weg niet heeft gevolgd en/of onvoldoende rechts heeft gehouden, ten gevolge waarvan hij, verdachte, de controle over de auto is kwijtgeraakt en in aanrijding is gekomen met een of meerdere bomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Bewezen kan worden geacht dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden doordat hij onder invloed was van alcohol en doordat hij in ieder geval heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plekke geldende maximumsnelheid. Hij heeft als gevolg daarvan in de bocht zijn auto niet op de weg kunnen houden, waardoor een ongeval met zwaar lichamelijk letsel voor zijn bijrijder heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij kritiek heeft op de VerkeersOngevallenAnalyse van de politie en dan in het bijzonder op de berekening van de door verdachte gereden maximumsnelheid. De verbalisant heeft een berekening gemaakt die leidt tot een maximumsnelheid van 119 kilometer per uur, maar de uitgangspunten die de verbalisant heeft gebruikt in deze berekening zijn slechts gebaseerd op aannames.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het aannemelijk is dat verdachte vlak voor het ongeval een moment van afwezigheid heeft gehad. Verdachte is een keer eerder vanuit het niets zijn bewustzijn verloren. Ook getuige [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat verdachte afwezig leek te zijn vlak voor het ongeluk. Als dit wordt aangenomen is er geen sprake van schuld en moet verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 4 november 2022, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023042322 d.d. 30 maart 2023, inhoudend als relatering van verbalisanten:
Op zondag 29 mei 2022 reed de Volkswagen over de [adres] , komende uit de richting [adres] en gaande richting [adres] . In een bocht naar rechts, ter hoogte van de [adres] , kwam de Volkswagen terecht in de linker berm en botste aldaar tegen twee bomen. Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 50 km/h. Wij zagen dat de voorzijde van de Volkswagen zwaar gedeformeerd was. Wij zagen dat onder andere het motorblok, de accu en de voorbumper ontbraken. Wij troffen de Volkswagen op circa 15,5 meter afstand na de tweede beschadigde boom aan. Wij troffen het motorblok van de Volkswagen op circa 24,6 meter voorbij de tweede beschadigde boom aan en de accu op circa 30 meter afstand na de tweede beschadigde boom, in de achtertuin van [adres] .
De dynamo van de Volkswagen werd door een omstander in de tuin, gelegen naast de woning op [adres] , aangetroffen. Na beoordeling van het sporenverloop qua curve, de aftekening op de rijbaan en het bandenspoor in het gras kom ik tot de conclusie dat de bestuurder over deze eerste bandensporen vrijwel zeker maximaal heeft geremd.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer van het Maasstad Ziekenhuis d.d. 14 juni 2022, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, voor zover
inhoudend:
TACB0185NL. Bloed van [verdachte] . Alcohol. 0.53 mg/ml.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
12 augustus 2022, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[verdachte] had de terugweg wel een sportieve rijstijl en reed lekker door. We hebben onderweg ook enige auto's ingehaald. Toen wij op [adres] in de richting van Ter Apel reden reed [verdachte] ook behoorlijk door terwijl ik wist dat er een scherpe bocht naar rechts kwam. Ik heb toen in de auto nog geroepen; "Je gaat te hard" of zoiets. In de bocht verloor [verdachte] vervolgens de macht over het stuur en kwamen we in aanrijding met een boom.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 10 juli 2022, opgemaakt door
E.F.M. Veldhuis, chirurg, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] . Bovenbeenfractuur links. Operatief behandeld. Geschatte duur van de genezing: maanden. Kneuzing borstkas rechts.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 20 januari 2023, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik reed als bestuurder van mijn personenauto, een witte Volkswagen Polo in de richting van [adres] en hierop naar het [adres] West waar de aanrijding heeft plaatsgevonden. Ik weet best dat ik geen 50 kilometer per uur heb gereden.
Bewijsoverweging
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Dat hiervan sprake was leidt de rechtbank allereerst af uit de verklaring van getuige [slachtoffer] , die heeft verklaard dat verdachte lekker doorreed en te hard de bocht inging. Daarnaast heeft verdachte zelf bij de politie verklaard dat hij geen 50 kilometer per uur heeft gereden. Tot slot heeft de rechtbank bij dit oordeel betrokken dat door het ongeluk het motorblok, de accu en de dynamo uit de auto zijn geslingerd en ongeveer 10 tot 15 meter van de auto vandaan zijn aangetroffen.
Verdachte was ten tijde van het ongeluk ook onder invloed van alcohol. Uit onderzoek kwam naar voren dat zijn bloed 0.53 milligram alcohol per milliliter bloed bevatte, terwijl de toegestane hoeveelheid 0.5 milligram alcohol per milliliter bloed is.
Dit alcoholpercentage en het overtreden van de maximumsnelheid hebben erin geresulteerd dat verdachte de controle over zijn auto is kwijtgeraakt en tegen twee bomen is aangereden.
Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan zijn schuld als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is.
Dat kan anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij niets meer weet van het moment vlak voor het ongeluk. Zo kan hij zich niet meer herinneren dat zijn bijrijder vlak voor de bocht tegen hem heeft gezegd dat hij moest remmen.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen verklaring heeft voor het door hem gestelde moment van afwezigheid, nu hij verder gezond is en hij niet bekend is met eerdere momenten van afwezigheid in het verkeer. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van de politie dat verdachte vlak voor het ongeluk vrijwel zeker maximaal geremd heeft. In het dossier zitten geen medische verklaringen waaruit de aannemelijkheid van een moment van afwezigheid blijkt. Tot slot heeft verdachte zelf bij de politie en eigenlijk ook ter zitting niets verklaard over een moment van afwezigheid vlak voor het ongeluk. Het enkele feit dat verdachte niet (meer) weet wat er is gebeurd, is onvoldoende voor het aanwezig achten van een situatie waarin sprake was van verontschuldigbare onmacht ten tijde van het ongeval. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gestelde verontschuldigbare onmacht onvoldoende is gebleken, dan wel aannemelijk is geworden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte door als bestuurder van een auto, rijdend met een veel hogere snelheid dan 50 kilometer per uur en onder invloed van alcohol, tegen twee bomen te botsen aanmerkelijk onoplettend is geweest. Dit brengt mee dat het aldus ontstane verkeersongeval aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994, te wijten is geweest. Als gevolg van het ongeval is aan zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 29 mei 2022 te [adres] , gemeente Westerwolde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, door:
terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 0,53 microgram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 microgram alcohol per milliliter bloed,
  • te rijden met een veel hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 km/u en
  • mede door die snelheid de bocht in de [adres] niet heeft gemaakt en het verloop van die weg niet heeft gevolgd
ten gevolge waarvan hij, verdachte, de controle over de auto is kwijtgeraakt en in aanrijding is gekomen met bomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenfractuur en een kneuzing van de borstkas werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 140 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 18 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf aan verdachte. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht om geen onvoorwaardelijk deel OBM meer aan verdachte op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, terwijl hij heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de geldende maximumsnelheid. Dit heeft hij gedaan terwijl hij daarnaast onder invloed was van alcohol.
Als gevolg hiervan is verdachte de controle over zijn auto kwijtgeraakt en is hij in aanrijding gekomen met twee bomen in de linker berm. Verdachte heeft met zijn gedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Hij heeft onaanvaardbare risicos genomen niet allen voor zichzelf en zijn passagier maar ook voor medeweggebruikers en de direct omwonenden van de plaats van het ongeval. Door dit ongeval heeft de bijrijder van verdachte, een goede vriend van hem, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Aan het ongeluk heeft hij een bovenbeenfractuur en een kneuzing van zijn borstkas overgehouden. Tot op de dag van vandaag is hij niet in staat om goed te lopen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Strafblad en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie en dat hij dus een first offender is. Daarnaast heeft de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat verdachte zichzelf verwijt dat hij zijn goede vriend zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Tot slot heeft verdachte ook zelf letsel opgelopen als gevolg van het ongeluk.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin uitgangspunten zijn vermeld voor straffen voor overtreding van artikel 6 WVW. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld. Bij deze mate van schuld, met zwaar lichamelijk letsel en bij het gebruik van alcohol beneden de 570 µg/l, geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank wijkt in strafmodaliteit iets af van de oriëntatiepunten nu de rechtbank rekening houdt met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld en zichzelf het zwaar lichamelijk letsel van zijn vriend verwijt. Daarnaast heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn huidige werk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de taakstraf en de OBM die de officier van justitie heeft gevorderd, passend en geboden zijn.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 140 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mrs. T.M.L. Wolters en
H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2024.
Mr. Wolters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.