ECLI:NL:RBNNE:2024:4312

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
18-175947-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging doodslag en diefstal van goud met geweld

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en diefstal van goud. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 juni 2023, waarbij de verdachte een persoon genaamd [slachtoffer 1] met een mes in de borst heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de steekpartij had gepleegd, hoewel niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk de dood van het slachtoffer wilde veroorzaken. De rechtbank concludeerde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet, gezien de aard van de verwondingen en de locatie van de steekwond. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een blok goud op 13 december 2022, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook hiervoor wettig en overtuigend schuldig was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.175947.23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.059098.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Versluis, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 18.175947.23
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] met een mes in de (linker) borst, althans het lichaam gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Leeuwarden aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de (linker) borst met als gevolg een klaplong en/of longbloeding (waarvoor die [slachtoffer 1] langere tijd in het ziekenhuis moest verblijven en/of geopereerd en/of behandeld moest worden), heeft toegebracht door met een mes in de (linker) borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] met een mes in de
(linker) borst, althans het lichaam gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18.059098.23
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid/blok goud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2022 tot en met 13 december 2022 te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
een hoeveelheid/blok goud, immers heeft verdachte in voornoemde periode tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer 2] gevraagd welk goud hij had en wat dat goud moest kosten en/of
  • een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 2] om langs te komen en goud te kopen en/of
  • een gesloten tas, waaraan een slot was bevestigd, meegenomen en/of (vervolgens) op een aldaar aanwezige tafel neergelegd (kennelijk met de bedoeling de indruk te wekken dat zich daarin geld, ter betaling van dat goud zou bevinden) en/of
(nadat die [slachtoffer 2] die/dat hoeveelheid/blok goud op een aldaar aanwezige tafel had neergelegd)
  • tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij die/dat hoeveelheid/blok goud aan zijn koper wilde laten zien en is verdachte en/of zijn mededader (vervolgens) met die/dat hoeveelheid/blok goud naar buiten gelopen, naar een aldaar aanwezige auto (en vervolgens daarin weggereden) en/of
  • tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat verdachte en/of zijn mededader naar de auto moest(en) om daar de sleutel van de tas op te halen,
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot voornoemde afgifte van dat goud.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.175947.23 en het onder parketnummer 18.059098.23 telkens primair ten laste gelegde.
Het onder parketnummer 18.175947.23 primair ten laste gelegde kan bewezen worden op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Het met kracht steken met een mes in de richting van de borst, waar zich kwetsbare en vitale organen bevinden, levert een aanmerkelijke kans op de dood op. Verdachte moet zich bewust zijn geweest van dit gevaar.
Het onder parketnummer 18.059098.23 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangifte, de verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 4] en de herkenning van verdachte op de camerabeelden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
parketnummer 18.175947.23
Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft gestoken. Verdachte ontkent te hebben gestoken. Aangever was de bewuste nacht onder invloed van verdovende middelen en hij heeft wisselend verklaard. Verder volgt uit de verklaringen van de getuigen geen duidelijk verhaal. Er is te veel twijfel.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat een poging tot doodslag niet bewezen kan worden omdat er onvoldoende informatie is over een aanmerkelijke kans op de dood en of verdachte een dergelijke kans zou hebben aanvaard.
parketnummer 18.059098.23
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstal van een blok goud. Verbalisant [verbalisant] herkent verdachte op de camerabeelden, maar zij heeft geen karakteristieke kenmerken genoemd. De herkenning door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] is beïnvloed door verbalisant [verbalisant] . Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de personen 1 en 3 op de camerabeelden kunnen worden aangemerkt als medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] . Er is
onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbankparketnummer 18.175947.23 bewijsoverweging
Op grond van de voorhanden zijnde stukken stelt de rechtbank vast dat verdachte op 22 juni 2023 in de nacht in de woning van aangever was. Op enig moment is er een woordenwisseling ontstaan tussen aangever en verdachte waarna aangever is gestoken met een mes. Aangever heeft verklaard dat verdachte degene is geweest die hem heeft gestoken. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen de verklaring van aangever dat hij en verdachte een ruzie hadden waarbij getuige [getuige 1] heeft gezien dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad. Op basis van deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de nacht van 22 juni 2023 heeft gestoken met een mes.
poging tot doodslag
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het voorliggende strafdossier niet vast te stellen dat de verdachte vol opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond dat slachtoffer door de gedragingen van verdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft met een mes het slachtoffer nabij het hart gestoken. Steekwonden in de hartstreek kunnen, naar algemene ervaringsregels, snel dodelijk zijn door het grote bloedverlies dat al gauw optreedt als het hart of een van de omringende bloedvaten wordt geraakt. Door met een dergelijk mes te steken in de directe nabijheid van het hart van het slachtoffer heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daardoor dodelijk geraakt zou worden. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 22 juni 2023 bij [slachtoffer 1] in de woning te Leeuwarden. Ik word [verdachte] genoemd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023177497 d.d. 5 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op donderdag 22 juni 2023, omstreeks 03.00 uur, bevond ik mij in mijn woning, gevestigd aan de [adres] te Leeuwarden. Hierop zijn [verdachte] en ik gaan zitten. Op een gegeven moment zie ik dat [verdachte] , terwijl hij tegenover mij zit, zijn linkerhand uitstak en zei: "Het is al goed, er is niks aan de hand". Of woorden van gelijke strekking. Ik heb hem hierop de hand gegeven, omdat ik niet snapte waar dit allemaal over ging. Ineens hoor ik hem letterlijk zeggen: "Het kan in 10,2 seconden afgelopen zijn". Direct hierop voelde ik een stekende pijn in mijn linker boven borst opkomen en het hoorde alsof ik een klap kreeg. Ik keek toen naar mijn linker boven borst en zag dat mijn bordeaux rode shirt nog roder kleurde van mijn bloed. Ik zag toen daar ook dat [verdachte] een mes in zijn linkerhand vast had. Ik zag toen dat ik een wond had op mijn linker boven borst van ongeveer 2 centimeter lengte.
3. Een geneeskundige verklaring, op 12 januari 2024 opgemaakt en ondertekend door A.J. Schrooyen, forensisch arts, los opgenomen bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Betrokkene: dhr [slachtoffer 1] geboortedatum [geboortedatum] 1964
In de brieven van de spoedeisende hulp (SEH) (VIII) staan de volgende uitwendige en inwendige letsels gemeld:
Uitwendig: Een bij binnenkomst aanwezige geïnfecteerde kleine huidonderbreking boven de linker tepel met hier omheen een bloeduitstorting. Bij desinfecteren van de wond komt hier pus uit.
Inwendig: Een klaplong met bloed en lucht in de linker borstholte
Meneer is op 18-7-2023 gezien op het letselspreekuur van GGD Fryslan. In het letselverslag zijn de volgende uitwendige letsels beschreven:
3) Op de linkerborst, circa 3 cm recht boven de linkertepel, is een ovale, bruin gekleurde, onderbreking van de huid zichtbaar van circa 1 x 0,5 cm aan de bovenzijde roze/wit gekleurd met korstvorming. Dit is een genezende wond.
Dit letsel is hetzelfde letsel als het hierboven genoemde letsel 1.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 januari 2024, los opgenomen bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
U vraagt mij met hoeveel mensen wij ongeveer waren. Ik denk 3 of 4 man. Toen
gingen [slachtoffer 1] en [verdachte] in gesprek met elkaar. Het ging uiteindelijk een beetje een ruzie worden ofzo. Toen pakte [verdachte] een mes van tafel. Het ging behoorlijk snel. En toen was [slachtoffer 1] gestoken. U vraagt mij waar [slachtoffer 1] toen geraakt was. Volgens mij vlak boven of onder zijn hart. U vraagt mij wie het mes vast had toen er gestoken werd. [verdachte] . Het mes lag eerst op tafel, maar [verdachte] had het mes heel snel van tafel gepakt. Volgens mij was het gewoon zon klein vleesmesje.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juli 2023, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik was in de woning met [getuige 1] en [slachtoffer 1] . Hij woont op de [adres] . [slachtoffer 1] en [verdachte] gingen in gesprek. Ik stond met mijn rug naar de jongens toe. Wel heb ik op een gegeven moment gezegd. Maak geen ruzie om een flex denk ook even aan de buren. De sfeer sloeg namelijk wel om. Er werd harder gepraat. Op een gegeven moment hoorde ik [slachtoffer 1] auw zeggen. Ik draaide me om en zag [slachtoffer 1] op de bank zitten. De 2 jongens verlieten gelijktijdig de woning. [slachtoffer 1] zei tegen mij dat hij gestoken was.
parketnummer 18.059098.23 Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet betrokken is geweest bij de diefstal van een blok goud op 13 december 2022 bij aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt het volgende.
In het bedrijf van aangever bevinden zich cameras. Op de beelden van deze cameras staan de personen welke onder meer op 13 december 2022 in het bedrijf aanwezig zijn geweest. Deze beelden zijn door meerdere verbalisanten bekeken.
In het proces-verbaal bevindingen1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , staat opgenomen dat hij beelden van 6, 9 en 12 december 2022 heeft bekeken. De rechtbank stelt vast dat er geen camerabeelden van 12 december 2022 in het dossier zijn gevoegd en oordeelt dat deze datum als kennelijke verschrijving gezien moet worden. De rechtbank gaat er vanuit dat verbalisant [verbalisant] in plaats van 12 december de datum 13 december 2022 heeft bedoeld omdat van deze datum wel camerabeelden aan het dossier zijn toegevoegd. Verbalisant [verbalisant] herkent persoon 3 als zijnde [verdachte] , ook wel ' [verdachte] ' genoemd.
Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant] in het bedrijf van aangever de camerabeelden bekeken en zij heeft hierop de verdachte herkent.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte op de camerabeelden van 13 december 2022 wordt herkend door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] . De rechtbank is van oordeel dat met de hierna opgenomen bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het goud bij aangever.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2022, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023046607 d.d. 8 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 8 december 2022 of 9 december 2022, ik weet niet meer precies de datum, kwam persoon 1 weer langs. Hij was dit keer met een andere man. Ik kan de andere man als volgt omschrijven:
Persoon 3
  • ongeveer 18 jaar;
  • donkere huidskleur:
  • 160 centimeter/ 170 centimeter;
  • zwart kort haar;
  • donkergroene jas;
  • zwarte trainingsbroek;
  • zwarte met een witte rand;
  • Nederlands sprekend, niet heel welbespraakt.
Ik heb met hen een afspraak gemaakt om op 13 december 2022 om 08.00 uur langs te komen om goud te kopen. Persoon 1 en persoon 3 kwamen, zoals afgesproken, bij mijn bedrijf. Zij kwamen langs om het goud te kopen. Ik zag dat één van deze personen een tas bij zich had, ik weet niet meer wie de tas bij zich droeg. Ik zag dat het een donkere tas was. Op de ritsluiting van de tas hing een slot zag ik.
Ik had het blok goud in een keukenrol open op de keukentafel liggen. Ik zag dat persoon 1 het blok goud pakte. Ik zag dat persoon 1 het kantoor uitliep, naar de auto toe. Ik zag dat persoon 3 het kantoor uitliep richting de auto. Op het moment dat persoon 3 het hek uitliep rende hij weg.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 december 2022, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik ben werkzaam bij handelsonderneming [slachtoffer 2] . Dit betreft een recyclebedrijf gevestigd aan [adres] te Leeuwarden. Op, vrijdag 9 december 2022, tussen 16.00 uur en 17.00 uur, kwamen er weer twee heren het bedrijf binnen lopen. Eén van die heren betrof een blanke man. Ik zag dat de tweede persoon een donker getinte persoon betrof. Ik hoorde de heren zeggen dat zij dan komende dinsdag, 13 december 2022, omstreeks 08.00 een kilo goud wilden kopen.
Op, dinsdag 13 december 2022, omstreeks 08.00 uur, kwamen de zelfde twee heren welke afgelopen vrijdag ook langs waren geweest, het bedrijf binnen lopen. Dit betrof weer de blanke en donker getinte man. Ik zag dat de donker getinte persoon een rugzak in zijn hand had. Ik zag dat die persoon de rugzak op de tafel legde. Ik zag dat er een hangslot aan de rits hing waardoor de ritsen niet open geritst kon worden. Wij hadden voordat de heren aanwezig waren, het blok goud, klaar gelegd op de tafel in de keuken. Wij hadden het blok goud gewikkeld in een servetje op tafel liggen. Ik zag dat de blanke man het
blok goud beetpakte. Ik zag dat hij met het gouden blok naar buiten liep. Die donkere man zat op dat moment bij ons nog binnen in het bedrijf aan tafel. Ik zag vervolgens dat de donkere man op stond. Ik zag dat hij naar buiten toe liep. Vervolgens buiten bij het hek zou de persoon weggerend zijn de wijk [adres] in.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2022, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 14 december 2022 onderzocht ik, verbalisant [verbalisant] , de camerabeelden welke door de aangever beschikbaar werden gesteld in de zaak vastgelegd onder registratienummer 2022331044.
Er werden camerabeelden aangeleverd van drie verschillende dagen. Namelijk zes, negen en dertien december 2022.
Op de camerabeelden met bestandsnaam: '06-12-2022 0902 tijdstip klopt van zes december 2022 zag ik het volgende:
Persoon 2 verdwijnt uit beeld en komt later, te 09:44 uur, met een tweede persoon, nader te noemen: persoon 1, zijnde een verdachte, weer in beeld.
Opmerking verbalisant: in de aangifte verklaart de aangever over deze twee personen die op zes december 2022 bij hem kwamen. Hij verklaart dat de persoon met een blanke huidskleur, in de aangifte genoemd als persoon 1, dezelfde persoon is als degene
welke daarna op acht of negen en dertien december 2022 langs kwam.
Op de camerabeelden van negen december 2022, met bestandsnaam: ' 09-12-22 1538 tijdstip klopt', zag ik het volgende:
- Omstreeks 15:38 uur zag ik twee personen, zoals de aangever verklaarde betroffen
dit persoon 1 en 3, over het terrein lopen.
Op de camerabeelden van dertien december 2022, met bestandsnaam: '13-12-22 0759 tijdstip klopt', zag ik het volgende:
- Omstreeks 08:02 uur zag ik twee personen, zoals de aangever verklaarde, over het
terrein lopen. Beiden lopen achter een medewerker aan. Persoon 3 droeg een tas in zijn rechterhand.
Op de camerabeelden van dertien december 2022, met bestandsnaam: '13-12-22 0901 (afwijkend tijdstip is ongv een uur eerder)', zag ik het volgende:
  • Persoon 1 en 3 lopen omstreeks 08:02 uur in het pand. Beiden lopen achter een medewerker aan.
  • Persoon 1 loopt dezelfde route terug omstreeks 08:03 uur.
  • Persoon 3 loopt dezelfde route terug omstreeks 08:05 uur.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2022, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 19 december 2022 bekeek ik de camerabeelden bij zaak met nummer 2022331044. Ik bekeek de camerabeelden van 6, 9 en 12 december 2022. Op deze beelden herken ik, verbalisant, twee personen. De personen staan op fotoblad 2022331044-27 afgebeeld en genoemd als 'persoon 1 en 21
Op deze beelden herken ik, verbalisant, een man als zijnde: [verdachte] , ook wel ' [verdachte] ' genoemd. Deze man staat in fotoblad 2022331044-27 genoemd als 'Persoon 3' Ik, verbalisant, herken de
verdachte 'Persoon 3' aan zijn gezicht, gezichtsvorm, haardracht en postuur.
Ik, verbalisant, herken deze personen gelijk doordat ik verbalisant, ambtshalve, door de jaren heen veel met deze twee personen, bij diverse meldingen, te maken heb gehad.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2022, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Omstreeks 08:00 uur kregen we de melding dat er op de [adres] te Leeuwarden. Aldaar zou een (1) kilogram goud zijn gestolen.
Ter plaatse sprak ik met de aangever. De aangever toonde mij op een groot scherm camerabeelden van de daders die het goud hadden weggenomen.
Ik zag op de camerabeelden twee personen lopen. Een van de personen herkende ik ambtshalve als zijnde [verdachte] , ook wel genoemd " [verdachte] ". Ik herken ambtshalve [verdachte] doordat ik vele malen in het werk met hem te maken heb gehad voor diverse meldingen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18.175947.23 primair en het onder parketnummer 18.059098.23 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18.175947.23
hij op 22 juni 2023 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] met een mes in de linkerborst gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18.059098.23
hij op 13 december 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een blok goud, dat geheel aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18.175947.23 poging tot doodslag
parketnummer 18.059098.23 diefstal, door twee of meer verenigde personen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft hij gevorderd het geschorst bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit en geen standpunt ingenomen over een mogelijk op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, adviesrapportages alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 22 juni 2023, waarbij hij het slachtoffer met een mes in de borststreek heeft gestoken. Blijkens het dossier heeft het slachtoffer hier ernstige gevolgen van gehad. Verder heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een baar goud. Hij heeft zich enkel
laten leiden door zijn persoonlijk belang en geldelijk gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensfeiten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten, met name het geweldsdelict, niet worden volstaan met een andere modaliteit dan een langdurige gevangenisstraf. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden geëist. Gelet op de ernst van de feiten en de houding van verdachte, hij neemt immers geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen, is deze strafeis niet onredelijk. De rechtbank zal dan ook een straf opleggen gelijk aan de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 490,00 ter vergoeding van materiële schade en 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.175947.23 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 juni 2023. De rechtbank ziet geen aanleiding het gevorderde bedrag te matigen gelet op de ernst van het geweld en het letsel.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 287, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.175947.23 primair en onder parketnummer 18.059098.23 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 18.175947.23 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 6.490,00 (zegge: zesduizend vierhonderdnegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 6.490,00 (zegge: zesduizend vierhonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 490,00 aan materiële schade en 6.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 67 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2024.
Mrs. H.J. Schuth en E.P. van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
1. Pagina 58 van het proces-verbaal.