ECLI:NL:RBNNE:2024:4309

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
18.090478.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en afpersing; veroordeling voor winkeldiefstal

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld en de subsidiair ten laste gelegde afpersing, maar heeft haar wel veroordeeld voor winkeldiefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 april 2023, waarbij de verdachte twee pakken Nutrilon heeft weggenomen uit een winkel in Leeuwarden. De rechtbank oordeelde dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing die op 1 juni 2023 zou hebben plaatsgevonden, waardoor zij hiervan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar instabiliteit en eerdere veroordelingen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, maar deze zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.090478.23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.245930.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.085814.22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.214927.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 oktober 2024. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18.090478.23
zij op of omstreeks 3 april 2023 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, in of uit of bij een winkel gelegen aan de [adres] ,
twee, althans meerdere, pakken Nutrilon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 18.245930.23
zij op of omstreeks 1 juni 2023 te Leeuwarden, in de woning gelegen aan de [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-een geldkistje inhoudende 1100 euro, althans een geldbedrag en/of
- een handtas (merk Adidas) inhoudende een ING betaalpas
In elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een persoon genaamd [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door op die [slachtoffer] een pistool of revolver, althans een) vuurwapen te richten en/of gericht te houden en/of daar mee te zwaaien en/of dit op het hoofd te drukken van die [slachtoffer] en/of (onder meer) te roepen “Geld, geld!” en/of “op je knieën”;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 juni 2023 te Leeuwarden, in de woning gelegen aan de [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
-een geldkistje inhoudende 1100 euro, althans een geldbedrag en/of
- een handtas (merk Adidas) inhoudende een ING betaalpas
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of of diens mededader toebehoorde(n), door op die [slachtoffer] een pistool of revolver, althans een vuurwapen te richten en/of gericht te houden en/of daar mee te zwaaien en/of dit op het hoofd te drukken van die [slachtoffer] en/of (onder meer) te roepen “Geld, geld!” en/of “op je knieën”.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.090478.23 en onder parketnummer 18.245930.23 subsidiair ten laste gelegde.
Hij heeft met betrekking tot het onder parketnummer 18.090478.23 aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.245930.23 heeft hij aangevoerd dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat uit het dossier niet volgt dat de verdachten wegnemingshandelingen hebben gepleegd.
Wel heeft de medeverdachte het slachtoffer onder bedreiging van geweld zijn geldkistje en schoudertasje afgestaan. Hiermee is sprake van afpersing zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Op basis van de verklaring van aangever en de getuigenverklaringen van [naam] , [naam] en [naam] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbankparketnummer 18.090478.23
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.090478.23 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 3 april 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023084112 d.d. 3 april 2023, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 april 2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
parketnummer 18.245930.23
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.245930.23 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op basis van de voorhanden zijnde stukken stelt de rechtbank het volgende vast. Op 1 juni 2023 is aangever [slachtoffer] in zijn woning overvallen. Uit de verklaringen van zowel aangever als van verdachte zelf volgt dat verdachte hierbij aanwezig is geweest. Verdachte heeft onder meer verklaard dat zij samen met de medeverdachte naar de woning van aangever is gegaan om drugs te halen. Zij heeft aangeklopt bij aangever. De vriendin van aangever heeft de deur geopend waarna verdachte de woning is binnen gegaan. Hierna kwam de medeverdachte de woning binnen. Eenmaal in de woning begon de medeverdachte te schreeuwen, dreigde met een wapen en eiste geld. Uit de verklaringen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden of verdachte voor het begin van uitvoering reeds op de hoogte was van het plan van de medeverdachte om aangever te beroven. Voor zover dit al het geval zou zijn, blijft bovendien onduidelijk welke rol zij bij de uitvoering heeft gehad. Dit alles maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Dit geldt voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.090478.23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 3 april 2023 te Leeuwarden, in een winkel gelegen aan de [adres] , twee pakken Nutrilon, die geheel aan [bedrijf] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18.090478.23
Diefstal.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.090478.23 en onder parketnummer 18.245930.23 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, en de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee pakken melkpoeder bij een [bedrijf] supermarkt. Zij heeft door het plegen van dit feit er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft daarmee voor schade en overlast gezorgd.
Uit het meest recente reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 30 november 2023, komt naar voren dat bij verdachte sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft geen werk en ze heeft geen (legaal) inkomen. Ze heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Er is meermalen geprobeerd verdachte te begeleiden en te ondersteunen waar nodig, maar dit heeft niet tot gedragsverandering geleidt. Daarnaast staat verdachte bekend als zorgmijder. De reclassering acht zich niet in staat om middels voorwaarden een gedragsverandering bij verdachte te realiseren. Nu naar het oordeel van de reclassering geen sprake is van contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf en de eerder opgelegde taakstraf volledig is mislukt (verdachte heeft geen enkel uur gewerkt), is de reclassering evenmin positief over het opleggen van een taakstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om de visie en advisering van de reclassering niet te volgen.
De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden is. Oplegging van een lichtere strafmodaliteit is, gelet op verdachtes justitiële documentatie, thans een gepasseerd station.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.100,- ter vergoeding van materiële schade en 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gevorderd, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.085814.22

Bij onherroepelijk vonnis van 7 oktober 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 november 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.214927.20

Bij onherroepelijk vonnis van 19 januari 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 9 november 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting van 11 oktober 2024 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in haar vordering nu de voorwaardelijk opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat de voorwaardelijk opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.245930.23 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.090478.23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Ten aanzien van parketnummer 18.245930.23

Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.085814.22:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 7 oktober 2022, te weten: een
gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.214927.20:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2024.
Mrs. E.P. van Sloten en C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.