ECLI:NL:RBNNE:2024:4284

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
18-830021-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling na wijziging recidiverisico

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde, geboren in 1991, die ter beschikking was gesteld wegens meermalen plegen van zware mishandeling en andere geweldsdelicten. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Tijdens de zitting op 10 september 2024 waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, de officier van justitie mr. S.G. Broekstra en deskundige I. Peulen aanwezig. De rechtbank heeft de adviezen van de reclassering en de psycholoog in overweging genomen. De reclassering adviseerde aanvankelijk tot verlenging van de tbs-maatregel, maar de deskundige wijzigde dit advies naar beëindiging van de maatregel, gezien de verbeterde situatie van de veroordeelde en het verlaagde recidiverisico. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling wordt voortgezet. De vordering van de officier van justitie werd afgewezen en de terbeschikkingstelling werd beëindigd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830021-13
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 september 2024 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met één jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 september 2024, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, de officier van justitie mr. S.G. Broekstra en I. Peulen als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder het advies van Stichting Verslavingsreclassering GGZ d.d. 8 juli 2024, ondertekend door [naam] , reclasseringswerker, en [naam] , unitmanager.
De rechtbank heeft voorts gelet op het advies als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), opgemaakt door GZ-psycholoog R.J.A. van Helvoirt d.d. 10 april 2024, die zelf de veroordeelde heeft onderzocht.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 4 december 2014 heeft het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden de veroordeelde ter beschikking gesteld met voorwaarden wegens het meermalen plegen van een poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel, het meermalen plegen van mishandeling van zijn levensgezel, mishandeling en tweemaal vernieling. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 25 september 2015. Op 12 oktober 2016 heeft de rechtbank Noord-Nederland bevolen de terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten naar een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing op 9 maart 2017 bevestigd. De TBS is laatstelijk op 13 september 2022 verlengd met twee jaren. Bij laatstgenoemde beslissing is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
Het advies van de Verslavingsreclassering GGZ
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is een 33-jarige man bij wie sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. In het kader van een tweede behandelpoging is de veroordeelde op 3 april 2023 opgenomen in de [instelling] . Het verblijf van de veroordeelde bij [instelling] is verlopen zonder agressie-incidenten. Het contact met de reclassering verliep in het begin zeer moeizaam, maar na enkele wisselingen en verloop van tijd verbeterde de werkrelatie. De veroordeelde was merkbaar behandelmoe na meerdere klinische opnames en focuste zich op het toewerken naar een leven buiten de kliniek. Er zijn momenteel geen zorgelijke signalen rondom de partnerrelatie, maar de monitoring hiervan is nog van korte duur. Het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Vanuit de reclassering worden nog mogelijkheden gezien om tot gedragsbeïnvloeding te komen en om het risico op recidive te beperken.
Bovendien zal nog moeten worden gewerkt aan het opbouwen van beschermde factoren, zoals een zinvolle dagbesteding. Al met al is verlenging van de tbs-maatregel met een jaar noodzakelijk.
De deskundige, die sinds een paar maanden als reclasseringswerker betrokken is bij de veroordeelde, heeft het reclasseringsadvies ter terechtzitting van 10 september 2024 gewijzigd. Deze wijziging houdt - zakelijk weergegeven - in:
Het recidiverisico wordt niet langer ingeschat op gemiddeld, maar op laag. Het huidige advies is dan ook om de tbs-maatregel te beëindigen. De veroordeelde heeft sinds kort werk en er zijn geen zorgelijke signalen geconstateerd rondom de partnerrelatie van de veroordeelde. Deze relatie wordt juist als ondersteunend gezien. Zoals ook uit het NIFP-rapport blijkt, zal de persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde altijd blijven bestaan. Daar zal verlenging van de tbs-maatregel met een jaar geen
verandering in brengen. Buiten de klinische setting gedijt de veroordeelde goed en er zijn in de afgelopen maanden geen zorgelijke signalen geweest rondom alcoholgebruik.
Het advies van de deskundige als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, Sv
In het door de GZ-psycholoog R.J.A. van Helvoirt op 10 april 2024 opgemaakte rapport wordt geadviseerd om de tbs-maatregel niet te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij de veroordeelde is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken. De veroordeelde heeft een beladen voorgeschiedenis en het historisch risicoprofiel zal niet meer veranderen. De partnerrelatie van de veroordeelde wordt, hoewel deze pril is, ingeschat als stabiel. Daarnaast is het leven van de veroordeelde stabieler dan het ooit geweest lijkt te zijn. Het is de inschatting dat het continueren van het nu lopende psychotherapeutische contact geen duidelijk recidivebeperkend effect zal hebben. Het hebben van een gestructureerde dagbesteding zal beschermend werken, maar daar zou de veroordeelde geen ondersteuning vanuit de reclassering bij nodig moeten hebben.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij zich op het standpunt heeft gesteld dat de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling moet worden afgewezen en dat de maatregel moet worden beëindigd.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling en hebben de rechtbank verzocht de maatregel te beëindigen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het ter zitting gewijzigde advies van de reclassering, het advies van de psycholoog en het hetgeen uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het recidiverisico dusdanig is teruggebracht, dat niet langer kan worden gezegd dat de veiligheid van anderen, dan wel dat de algemene veiligheid van personen voortzetting van de terbeschikkingstelling eist. De vordering van de officier van justitie zal daarom worden afgewezen. De terbeschikkingstelling zal worden beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst de vordering van de officier van justitie af;
  • de terbeschikkingstelling wordt beëindigd.
Deze beslissing is gegeven door mr. C. Brouwer, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. E.R. van Slooten, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 september 2024.