ECLI:NL:RBNNE:2024:4274

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
18.062745.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging en brandstichting met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en brandstichting. De verdachte heeft op 20 februari 2024 opzettelijk brand gesticht in een woning in Assen, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners. Daarnaast heeft de verdachte in oktober 2023 de [slachtoffer] meermalen bedreigd met de dood en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals een klinische opname en gedragsbeïnvloedende maatregelen, en verklaarde deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de complexe problematiek van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere ervaringen in de jeugdzorg. De rechtbank heeft besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte, omdat er geen pedagogische mogelijkheden meer zijn. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.062745.24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.280104.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2024. Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. N.J.H. Lina, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18.062745.24
zij op of omstreeks 20 februari 2024 te Assen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning, gelegen aan de [adres] aldaar, door een brandende kassabon en/of een sigaret door de brievenbus van voornoemde woning te steken en/of te gooien, althans door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de brievenbus en/of de (voor)deur van voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor overige delen van voornoemde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemde woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Parketnummer 18.280104.23
zij in of omstreeks de periode van 19 oktober tot en met 24 oktober 2023, te Assen, [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "Als je nu niet mijn kamer uit gaat dan schop en sla ik je" en/of "Moet ik jou ook neersteken zoals ik ook ooit heb gedaan bij een agent" en/of door die [slachtoffer] per (app)berichten dreigend toe te voegen "Val dood kankerhoer of ik trap en sla je helemaal kapot" en/of door die [slachtoffer] een filmpje te sturen waarin verdachte dreigend een mes toont, althans feitelijkheden en/of woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de beoordeling van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummer 18.062745.24 en onder parketnummer 18.280104.23 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank de gehele ten laste gelegde pleegperiode wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummer 18.062745.24 en onder parketnummer 18.280104.23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18.062745.24
zij op 20 februari 2024 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres] , door een brandende kassabon en een sigaret door de brievenbus van voornoemde woning te steken, ten gevolge waarvan de brievenbus en de voordeur van voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor overige delen van voornoemde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemde woning bevindende personen te duchten was.
Parketnummer 18.280104.23
zij in de periode van 19 oktober tot en met 24 oktober 2023, te Assen, [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en "Als je nu niet mijn kamer uit gaat dan schop en sla ik je" en "Moet ik jou ook neersteken zoals ik ook ooit heb gedaan bij een agent" en door die [slachtoffer] per appberichten dreigend toe te voegen "Val dood kankerhoer of ik trap en sla je helemaal kapot" en door die [slachtoffer] een filmpje te sturen waarin verdachte dreigend een mes toont.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18.062745.24
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/ gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Parketnummer 18.280104.23
Bedreiging met zware mishandeling en met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en tevens dat die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Gelet op de complexe problematiek van verdachte en de verwachting dat een langdurige en intensieve behandeling noodzakelijk is, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte opgelegd moet worden. De officier van justitie verzet zich tegen toepassing van het jeugdstrafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorbracht in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden verbonden te worden zoals door de reclassering geadviseerd. Verdachte is inmiddels al opgenomen op de [instelling] . Gelet op de complexe problematiek van verdachte was het niet makkelijk om een passende plek voor haar te vinden. Nu die plek gevonden is en verdachte, hoewel ze daar nog maar kort verblijft, daar op haar plekt lijkt, dient het behandeltraject niet doorkruist te worden door een gevangenisstraf. Verdachte heeft dringend passende behandeling en zorg nodig, hetgeen ze bij de [instelling] kan krijgen. Verdachte zal zich vermoedelijk verzetten tegen alles wat zij naast de bijzondere voorwaarden nog extra opgelegd krijgt. Gelet op het voornoemde verzet de raadsvrouw zich tegen oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Met betrekking tot toepassing van het jeugdstrafrecht heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en aan brandstichting waarbij er zowel sprake was van gemeen gevaar voor goederen alsmede levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
Verdachte heeft brand gesticht door een brandende kassabon en sigaret door de brievenbus, die zich in de voordeur van een woning bevond, te steken. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en wordt als een zeer ernstig strafbaar feit gekwalificeerd. Verdachte heeft de brand gesticht gedurende de nachtelijke uren terwijl in de woning de twee bewoners lagen te slapen, hetgeen het gevaarzettend karakter van de brandstichting versterkt. Verdachte heeft met haar handelen de levens van anderen in gevaar gebracht, de bewoners veel angst aangejaagd en materiële schade veroorzaakt. Een dergelijke brand zorgt daarnaast voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de (buurt)bewoners. Het voornoemde rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daar komt bij dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt een bedreiging van haar persoonlijk begeleider van [instelling] Verdachte heeft zich met woorden, via Whatsappberichten en via een toegestuurd filmpje zeer dreigend uitgelaten in de richting van het slachtoffer. Het zijn ernstige bedreigingen met zware mishandeling en met enig misdrijf tegen het leven geuit tegen een hulpverlener die verdachte juist probeerde te helpen. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer zich zeer angstig gevoeld en zich zorgen gemaakt over haar veiligheid. Ook dit feit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Voornoemde bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages met betrekking tot de persoon van verdachte, waaronder het psychologisch pro Justitia rapport d.d. 11 september 2024 en het reclasseringsadvies d.d. 15 oktober 2024. Uit die rapportages blijkt dat er sprake is van complexe en langdurige problematiek bij verdachte. Verdachte kent een zeer belaste voorgeschiedenis waarbij ze op vierjarige leeftijd uit huis werd geplaatst en sindsdien op vele woon- en behandelplekken heeft verbleven. Er is sprake van PDD-NOS, ADHD en PTSS. In het pro Justitia rapport wordt er in dat kader gesproken van ontwikkelingsproblematiek. Daarnaast is de IQ-score van verdachte 50 en is er sprake van een verstandelijke beperking. Verdachte heeft in eerste instantie de brandstichting ontkend. Mede daardoor kon de pro Justitia rapporteur geen uitspraken doen over de doorwerking van de beschreven pathologie in de ten laste gelegde feiten. Uit het reclasseringsrapport van 15 oktober 2024 blijkt dat die proceshouding is gewijzigd, hetgeen ter terechtzitting ook door de raadsvrouw is bevestigd. Verdachte bekent de brandstichting te hebben gepleegd vanuit een schreeuw om aandacht en hulp.
Gelet op de complexe problematiek van verdachte en het feit dat verdachte de brandstichting heeft gepleegd als schreeuw om hulp, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank zal de feiten dus in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Uit het pro Justitia rapport blijkt dat verdachte afhankelijk is van extern aangereikte steun en structuur en dat verdachte adequate zorg nodig heeft waarbij ambulante ondersteuning ontoereikend is en een intensieve vorm van zorg behoeft. Daarnaast geeft de reclassering aan dat geconcludeerd kan worden dat verdachte langere tijd niet de benodigde zorg, begeleiding en behandeling kreeg waar zij baat bij had. Vermoedelijk is het gevolg hiervan dat spanningen en onvrede verder opliepen. Een ambulant kader is volgens de reclassering en de al langer betrokken partijen, zoals de wettelijk mentor, niet toereikend. Een opname middels een rechterlijke machtiging is de afgelopen jaren niet (langdurig) tot stand gekomen. Gelet op de ernst van het huidige delictgedrag, het hoge risico op herhaling en het gemiddeld tot hoge risico op letselschade, wordt een forensische blik tijdens begeleiding/behandeling geïndiceerd.
Verdachte is, in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis, sinds 30 september 2024 opgenomen op de [instelling] . Verdachte verblijft nog maar kort in [instelling] waardoor er nog geen uitspraken gedaan kunnen worden over het verloop van haar verblijf en de behandeling. Gelet op het hoge risico op onttrekken aan voorwaarden, zijn er bij de reclassering wel twijfels over haalbaarheid van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de deskundige van de reclassering aangegeven dat, ondanks deze onzekerheid, [instelling] thans de meest geschikte plek verdachte is. Ook de raadsvrouw heeft aangegeven dat de [instelling] de meest passende plek is voor verdachte en dat zij voorzichtig positief is over het verblijf van verdachte daar tot nu toe.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was 22 jaar oud toen ze de bewezenverklaarde feiten pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om in dit geval niet van deze mogelijkheid gebruik te maken.
In het reclasseringsadvies van 15 oktober 2024 geeft de reclassering aan dat er zowel argumenten voor als argumenten tegen toepassing van het jeugdstrafrecht zijn. Enerzijds zijn er sterke tekorten op het gebied van de handelingsvaardigheden. Anderzijds zijn de pedagogische mogelijkheden beperkt en wellicht uitgeput. Hoewel verdachte geen langdurige justitiële voorgeschiedenis heeft, hebben er al vele interventies binnen de jeugdzorg plaatsgevonden zonder het gewenste resultaat. Kijkend naar de tekorten op handelingsvaardigheden die vanwege de problematiek ook met het ouder worden blijvend aanwezig zijn, neigt de reclassering naar toepassing van het volwassenenstrafrecht. Ter terechtzitting heeft de deskundige van de reclassering het voornoemde bevestigd en aangegeven dat het ontbreken van pedagogische beïnvloeding uiteindelijk doorslaggevend is geweest bij het advies om het volwassenstrafrecht toe te passen. Daarnaast speelt een rol dat verdachte niet thuiswonend is en er geen gezin betrokken is.
De rechtbank sluit zich aan bij het voornoemde advies en de redenering van de reclassering en is van oordeel dat het volwassenenstrafrecht toegepast dient te worden.
Op te leggen straf
Hoewel de ernst van de bewezenverklaarde feiten in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, zoals ook door de officier van justitie geëist, acht de rechtbank het van groter belang dat verdachte het reeds gestarte behandeltraject bij [instelling] kan voortzetten. Verdachte kampt met complexe problematiek waarbij het zowel in het belang van verdachte is als in het belang van de maatschappij dat zij zo snel mogelijk de benodigde behandeling en zorg krijgt. Het reeds ingezette behandeltrajectdoorkruisen door verdachte eerst een gevangenisstraf te laten uitzitten, zou averechts werken. De rechtbank zal derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 186 dagen, in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf van 179 dagen. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur voor verdachte om zich ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd waaronder een klinische opname. Daarbij zal de rechtbank aan de klinische opname de termijn van één jaar verbinden. Tevens beveelt de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Gelet op de hoge inschatting van het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c lid 6 Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

Naast de voornoemde bijzondere voorwaarden heeft de deskundige van de reclassering ter terechtzitting geadviseerd om aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De deskundige onderschrijft dat met oplegging van die maatregel verdachte ook na het verstrijken van de proeftijd, in een forensisch kader kan worden ondersteund en begeleid door de reclassering. Dit aanvullend kader biedt samen met de geadviseerde bijzondere voorwaarden een ruimer forensisch vangnet, passend bij de complexe en langdurige problematiek van verdachte en de inschatting dat verdachte lange tijd behandeling en begeleiding nodig zal hebben.
Gelet op de complexe en langdurige problematiek van verdachte, alsmede de verwachting dat zij lang behandeling en begeleiding nodig zal hebben, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na het verlopen van de proeftijd, indien dat tegen die tijd nodig blijkt, ondersteuning en begeleiding te bieden en verdachte onder toezicht te stellen. Op die manier kan ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het hoge recidiverisico worden geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel wordt voldaan nu de rechtbank tevens een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en verklaart deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38z, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.062745.24 en het onder parketnummer 18.280104.23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 179 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van het Leger des Heils te Enschede en/of meewerkt aan huisbezoeken op de locatie van haar verblijf. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Dat veroordeelde zich laat opnemen op de [instelling] , [adres] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. De opname duurt zolang als de reclassering nodig vindt, tot een maximum periode van één jaar. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
3. Dat veroordeelde zich aansluitend op de klinische opname ambulant laat behandelen door een instelling voor forensische psychiatrische zorg, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling en/of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
4. Dat veroordeelde aansluitend op de klinische opname verblijft in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.R. van Slooten, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. A.S. Venema-Dietvorst, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2024.
Mr. H. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.