ECLI:NL:RBNNE:2024:4271

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
18.103960.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en poging daartoe met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en een poging daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2022 en 30 mei 2022 ontuchtige handelingen heeft gepleegd jegens een slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder de verplichting om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan ambulante behandeling.

De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van 400 euro aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 mei 2022. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de problematiek van de verdachte en het tijdsverloop. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en een gebrek aan sociaal netwerk.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 subsidiair bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte gewaarschuwd dat hij zich gedurende de proeftijd niet opnieuw schuldig mag maken aan strafbare feiten, anders kan de voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/103960-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/047146-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1988 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 juni 2022 te Stadskanaal, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het (meermaals) ondergaan van aanrakingen (waaronder het aanraken van en/of wrijven over en/of knijpen in de billen en/of borsten en/of ondergaan van een kus, welke feitelijkheid en/of geweld bestaat uit:
  • het (meermaals) onverhoeds aanraken van en/of vastpakken van de billen en/of borsten en/of- het (meermaals) onverhoeds kussen, althans aanraken, van de nek en/of kaaklijn, althans lichaam, van deze [slachtoffer] en/of
  • het (meermaals) optillen van deze [slachtoffer]
  • gedurende welke gedragingen hij, verdachte, het trapgat, althans de enige ruimte welke toegang boodtot de begane grond, blokkeerde door zich aldaar fysiek te bevinden;
2 primair
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te Stadskanaal, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het (meermaals) ondergaan van aanrakingen (waaronder het aanraken van en/of knijpen in de billen en/of (boven)armen), welke feitelijkheid en/of geweld bestaat uit:
- het (meermaals) onverhoeds aanraken van en/of (onverhoeds) vastpakken van de billen en/of (boven)armen, gedurende welke gedragingen hij, verdachte, tussen bovenstaande [slachtoffer] en de uitgang van haar schuurtje stond;
2 subsidiair hij op of omstreeks 30 mei 2022 te Stadskanaal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
  • zijn, verdachtes, hulp aan haar heeft opgedwongen en/of
  • ( vervolgens) haar zonder reden haar schuurtje in is gevolgd en/of
  • ( vervolgens) haar (meermaals) bij de bovenarmen heeft vastgepakt en/of aangeraakt, waarbijbovengenoemde [slachtoffer] haar borsten afschermde en/of verbaal en/of non-verbaal signalen van verzet en/of weerstand heeft geuit, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 meer subsidiair hij op of omstreeks 30 mei 2022 te Stadskanaal, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten:
  • dat hij, verdachte, zonder toestemming haar schuur betrad en/of
  • ( vervolgens) haar (meermaals) bij de bovenarmen vastgreep en/of vastpakte, ondanks dat
[slachtoffer] haar borsten afschermde en/of verbaal en/of non-verbaal signalen van verzet/weerstand heeft geuit, door:
  • zijn, verdachtes, hulp aan haar op te dwingen en/of (vervolgens) bovengenoemde [slachtoffer] zondertoestemming haar schuurtje in te volgen en/of
  • ( vervolgens) bovengenoemde [slachtoffer] bij de bovenarmen vast te pakken en/of aan te raken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van een voltooide aanranding. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar bovenarmen heeft vastgepakt, maar spreekt in haar aangifte niet over het vastpakken van haar billen. Er is dan ook geen sprake van een voltooide aanranding in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 1
De rechtbank past voor feit 1 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat mevrouw [slachtoffer] boven in mijn woning was. Er is inderdaad iets gebeurd in de woning, ik wil niet in details treden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2022, opgenomen oppagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022149492 d.d. 7 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 13 juni 2022 gingen we naar zijn woning aan de [adres] . Hij tilde me op en ik zei dat ik dat niet wilde. Hij zoende mij in mijn hals en op mijn kaaklijn. Ik heb tegen hem gezegd dat ik niet wilde dat hij me zoende en weerde hem af. Toen hij me neerzette kneep hij in mijn billen. Hij stond bovenaan op de laatste tree van de trap. Ik wilde langs hem heenkomen. Hij pakte mij nogmaals op, maar blokkeerde mij de weg.
Toen hij me liet zakken kneep hij in mijn borst.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon d.d. 13 juni2022, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als bevindingen van verbalisant:
Ik heb de hals van [slachtoffer] aan beide zijden bemonsterd op de aanwezigheid van DNA.
SIN: AA002633NL
Spooromschrijving: epitheel
Plaats/tijd veiligstellen: 13 juni 2022 16:59 uur
Plaats veiligstellen: bemonstering re zijde hals nat en droog
4. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, zaaknummer TMFI2023.0782,
d.d. 13 maart 2023 opgemaakt door dr. M. Midding, NRGD-geregistreerd DNA-deskundige, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Tabel 3 Resultaat van het DNA-onderzoek

Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Rechterzijde hals nat AA002633NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNAprofiel van een persoon
Slachtoffer [slachtoffer]
Verdachte [verdachte]
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] , verdachte [verdachte] en een onbekende persoon. Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en twee onbekende, niet verwante personen. De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank acht feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2023, opgenomenop pagina 1 e.v. van het aanvullende proces-verbaal van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022149492 d.d. 7 april 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 13 juni 2022 te Stadskanaal, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het meermaals ondergaan van aanrakingen waaronder het aanraken van en knijpen in de billen en borsten en ondergaan van een kus, welke feitelijkheid bestaat uit:
  • het onverhoeds aanraken van en vastpakken van de billen en borsten en
  • het onverhoeds kussen van de nek en kaaklijn van deze [slachtoffer] en
  • het meermaals optillen van deze [slachtoffer]
  • gedurende welke gedragingen hij, verdachte, het trapgat, blokkeerde door zich aldaar fysiek tebevinden;
2
hij op 30 mei 2022 te Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
  • zijn, verdachtes, hulp aan haar heeft opgedwongen en
  • vervolgens haar zonder reden haar schuurtje in is gevolgd en
  • vervolgens haar meermaals bij de bovenarmen heeft vastgepakt en aangeraakt, waarbij bovengenoemde[slachtoffer] haar borsten afschermde en verbaal en non-verbaal signalen van verzet en weerstand heeft geuit, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid
subsidiaireen poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 5 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding en een poging daartoe. Hij is zijn buurvrouw gevolgd in haar schuur en heeft haar vastgepakt bij haar armen. Ze moest hem wegduwen en zichzelf beschermen door haar armen kruislinks voor haar borsten te houden. Verdachte kwam met zijn gezicht dicht bij het hare en heeft door zijn handelen een onveilige situatie gecreëerd voor zijn buurvrouw. Voor het slachtoffer is de plek in en rondom haar woning bij uitstek een plaats waar ze zich veilig mocht wanen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met het slachtoffer. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen frustratie en seksuele behoefte. Daarnaast heeft verdachte een andere buurvrouw aangerand in zijn woning. Deze buurvrouw hielp verdachte en zijn minderjarige dochter met hun verhuizing. In de woning van verdachte heeft hij de buurvrouw meerdere keren opgetild en heeft hij haar gezoend in haar nek en op haar kaaklijn. Het slachtoffer heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij dit niet wilde en hem afgeweerd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hier geen gehoor aan heeft gegeven. Verdachte belemmerde het slachtoffer de weg en hij heeft haar vastgegrepen en in haar borst en billen geknepen. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de verklaring van aangeefster blijkt hoezeer de gebeurtenis impact op haar heeft gehad. Verdachte heeft zeer respectloos gehandeld jegens het slachtoffer en heeft misbruik gemaakt van haar hartelijkheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering waaruit blijkt dat er zorgen zijn rondom verdachte en dat momenteel wordt onderzocht of er voor hem een zorgmachtiging aangevraagd kan worden. De reclassering heeft geprobeerd in contact te komen met verdachte, maar dat is ondanks herhaalde pogingen niet gelukt.
Uit het onderzoek ter zitting en hetgeen in het dossier is beschreven over de situatie van verdachte, bestaat de sterke overtuiging dat verdachte kampt met psychische problemen en wordt duidelijk dat verdachte zorgmijdend is. Hij woont momenteel alleen (zijn vrouw heeft hem verlaten), hij heeft geen sociaal netwerk of dagbesteding en beheerst de Nederlandse taal niet.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor zedenmisdrijven.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zullen aan dit strafdeel bijzondere voorwaarden worden verbonden. Gelet op de zorgen die er zijn rondom verdachte, vindt de rechtbank het belangrijk dat hij zich meldt bij de reclassering en meewerkt aan ambulante behandeling.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van 400,-, aangezien het gaat om een poging en niet om een voltooide aanranding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom gedeeltelijk worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 mei 2022. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 400,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel nietontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk vonnis van 27 mei 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te
Groningen, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 mei 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 1 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op de problematiek van verdachte en het tijdsverloop, vindt de rechtbank het echter niet opportuun dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd en zal derhalve de vordering afwijzen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich op afspraken met Reclassering Nederland zal melden en blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat veroordeelde meewerkt aan ambulante behandeling, indien en zo ver de reclassering dat noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt welke zorgverlener zorgdraagt voor de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/103960-23 feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 400,- (zegge: vierhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 400,- (zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/047146-20:Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 27 mei 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Brouwer, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2024.
Mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.