ECLI:NL:RBNNE:2024:4267

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
18-211573-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld en rijden onder invloed van drugs met aanmerkelijke schuld

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld in het verkeer en rijden onder invloed van drugs. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 15 augustus 2023, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Audi, een fietser heeft aangereden, wat resulteerde in de dood van deze fietser. De verdachte was onder invloed van amfetamine, met een gehalte van 419 microgram per liter bloed, wat ruim boven de wettelijke grens ligt. Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 was de verdachte niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. M.R.M. Schaap, en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, mr. G. Robben, waren wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijke schuld, maar niet van ernstige schuld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer en de verkeersveiligheid in het algemeen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de rechtbank de relevante artikelen heeft toegepast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/211573-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Robben.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 15 augustus 2023 te [woonplaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto voorzien van het [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, te weten
  • voorgenoemd voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van amfetamine/MDMA/MDA, dat het gehalte amfetamine/MDMA/MDA in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, 419 microgram, in elk geval hoger dan 50 microgram, amfetamine/MDMA/MDA per liter uitgebloed bleek te zijn
  • niet voortdurend haar aandacht bij de weg te houden en/of niet voortdurend de controle over haar motorrijtuig te houden
  • geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan is gebotst of aangereden op/tegen een op die rijbaan tegemoetkomende fietser, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 augustus 2023 te [woonplaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto voorzien van het [kenteken] ), daarmee rijdende op de openbare weg, de [adres] ,
  • voorgenoemd voertuig heeft bestuurd terwijl zij last had van duizelingen/tintelingen
  • voorgenoemd voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van amfetamine/MDMA/MDA, dat het gehalte amfetamine/MDMA/MDA in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, 419 microgram, in elk geval hoger dan 50 microgram, amfetamine/MDMA/MDA per liter uitgebloed bleek te zijn
  • niet voortdurend haar aandacht bij de weg te houden en/of niet voortdurend de controle over haar motorrijtuig te houden
  • geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan is gebotst of aangereden op/tegen een op die rijbaan tegemoetkomende fietser, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood (aldus) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd verhinderd, althans kon worden gehinderd;
2
zij op of omstreeks 15 augustus 2023 te [woonplaats] , een voertuig, te weten een motorrijtuig (personenauto voorzien van het [kenteken] ), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine/MDMA/MDA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in haar bloed van de bij die stof vermelde meetbare
stof ongeveer 419 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ondanks het aantreffen van de sporen van amfetamine in het bloed van verdachte, kan niet worden vastgesteld wat de oorzaak is van het ongeval. Het middel was volgens verdachte al uitgewerkt en kon daarmee het rijgedrag niet negatief beïnvloeden. Er is aldus geen sprake van zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend verkeersgedrag en er dient derhalve vrijspraak te volgen van feit 1 primair. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023264479 d.d. 13 november 2023, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Aanleiding onderzoek
Op 15 augustus 2023 had op de [adres] , gelegen binnen de als zodanig aangegeven bebouwde kom van [woonplaats] in de gemeente Midden-Groningen, het verkeersongeval plaatsgevonden.
Gegevens betrokken voertuig Soort voertuig: Personenauto Kenteken: [kenteken]
7 Interpretatie bevindingen
Botsing tussen de Audi en de fiets:
De bestuurster van de Audi reed over de [adres] te [woonplaats] komende uit richting van [woonplaats] en rijdende in de richting van [woonplaats] . Ter hoogte van perceel nummer [huisnummer] kwam zij met haar voertuig op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Daar kwam het voertuig met de linker voorzijde in botsing met de linker voorzijde van de fiets (E-Bike).
Botsing tussen de fiets en de Volkswagen:
Als gevolg van de botsing werden de fiets en het slachtoffer (fietser) weggeslingerd. Zowel de fiets als het slachtoffer kwamen vervolgens in botsing met de voorzijde van de geparkeerde Volkswagen. De Volkswagen stond, gezien de rijrichting van de Audi, aan de uiterst linkerzijde langs de rijbaan geparkeerd.
Het slachtoffer kwam enige meters voor de Volkswagen op de fietssuggestiestrook terecht. Hij overleed ter plaatse aan zijn verwondingen.
Algemeen:
De bestuurder van de Audi kwam, om ons onduidelijke reden, met haar voertuig volledig op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht. Op dat weggedeelte vonden de aanrijdingen plaats. Zij hield op dat moment niet zoveel mogelijk rechts. Wij hebben ter plaatse geen omstandigheden aangetroffen die een dergelijke manoeuvre noodzakelijk maakten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 augustus 2023, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik was getuige van een aanrijding op 15 augustus 2023 te [woonplaats] . Wij fietsen op dat moment naast elkaar over de [adres] . Wij waren even daarvoor ingehaald door een personenauto, een grijze Audi A3. Ik zag dat de auto ineens een beweging naar links maakte. Ik zag dat de Audi met zijn linker voorzijde aan de andere kant van de weg een geparkeerde VW bus aan de linker voorzijde raakte. Ik heb geen remlicht gezien, dit ging met een behoorlijke knal. Ik zag dat de Audi vanachter opwipte en terug schoot de weg op. Tijdens de opwippende beweging van de Audi, zag ik ook een persoon omhoog vliegen, zelfs zo hoog dat deze boven het dak van de VW bus uitkwam. Ik zag dat deze persoon vervolgens op de voorruit van de VW kwam te vallen en vervolgens op de straat kwam te vallen. Later zag ik dat dit een fietser betrof.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 3 oktober 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 augustus 2023 om 17:43 uur, heeft de arts, [naam] in aanwezigheid van mij, [naam] (GRN02260), de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik, [naam] (GRN02260), heb de buisjes bloed in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, en overeenkomstig de Regeling alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer, in de daartoe bestemde vriezer geplaatst, liggend op het grootste oppervlak. Ik heb het opdrachtformulier toxicologisch onderzoek voorzien van een SIN-sticker met het nummer TACM0048NL.
De verzegelde verpakking is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden naar het [instelling] te [woonplaats] .
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Alcohol en drugs in het verkeer van het [instelling] [woonplaats] d.d. 18 september 2023, inhoudende:
Tabel Resultaten onderzoek in bloed van M. Wever met sporen identificatienummer TACM0048NL
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarde indien enkelvoudig
gebruikt
Grenswaarde indien in combinatie
gebruikt
Eindresultaat in bloed TACM0048NL
Rapportage eenheid
Amfetamine
Amfetamine
50*
25
330
microgram per
liter
MDA
MDA
50*
25
13
microgram per
liter
MDMA
MDMA
50*
25
76
microgram per
liter
Groep Amfetamine-
achtigen
*
50*
419
microgram per liter
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
O: We gaan het nu over het verkeersongeval hebben dat plaatsvond op dinsdag 15 augustus 2023 in [woonplaats] .
V: Wat weet u hier zelf over te vertellen?
A: Ik weet dat ik op die weg reed en twee fietsers wilde inhalen. Bij het inhalen wilde ik in de buitenspiegel van de auto kijken en voelde hierbij iets in mijn nek, een pijnscheut, daarna werd mijn zicht wazig. Ik knipperde enkele malen met mijn ogen en reed daarbij tegen een voor mij links geparkeerd staande Ford Transit.
V: In welk voertuig reed u?
A: Ik reed in een Audi Al personenauto. V: Hoe kon het verkeersongeval ontstaan?
A: Zoals ik al verklaarde wilde ik twee fietsers inhalen die naast elkaar reden. Tijdens het inhalen wilde ik in de linkerbuitenspiegel kijken en kreeg toen een pijnscheut in mijn nek en hoofd waardoor ik wazig ging zien en de aanrijding ontstond. De fietser die ik heb aangereden en mij tegemoet kwam fietsen had ik daarvoor nog niet gezien.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan haar schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Bij de beantwoording hiervan komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder verdient opmerking dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hier bedoelde zin.
Het bloedonderzoek dat bij verdachte is gedaan wees uit dat verdachte 419 microgram amfetamine/MDA/MDMA per liter bloed in haar bloed had. Verdachte heeft aldus ten tijde van het door haar veroorzaakte ongeval gereden terwijl zij onder invloed was van drugs, namelijk ruim 8 keer het wettelijke maximum. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs negatieve invloed heeft op het reactievermogen en het rijgedrag van een automobilist. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat de aanwezigheid van een grote hoeveelheid amfetamine/MDA/MDMA in het bloed van verdachte één van de factoren is geweest, die heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de raadsvrouw dat er alleen sprake was van residu in het bloed van verdachte en dat de aanwezigheid hiervan het rijgedrag van verdachte niet negatief kon beïnvloeden, gelet op de grove overschrijding van het wettelijk maximum. Bovendien heeft verdachte onvoldoende controle gehouden over het voertuig, heeft zij naar links gestuurd en is daardoor op de rijbaan die bestemd is voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen, zodat het ongeval is ontstaan.
De omstandigheden dat verdachte onder invloed van amfetamine/MDA/MDMA heeft gereden, onvoldoende controle heeft gehouden over haar voertuig en daardoor op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen, leiden volgens de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van aanmerkelijke schuld bij verdachte. De voornoemde omstandigheden zijn niet toereikend voor het oordeel
dat de verdachte ernstige schuld had. De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde dan ook bewezen,
Ook het onder feit 2 ten laste gelegde kan op grond van het voorgaande bewezen worden verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, nu het rijden onder invloed in casu onder meer dan één strafbepaling valt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
zij op 15 augustus 2023 te [woonplaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto voorzien van het [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, te weten
  • voorgenoemd voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van amfetamine/MDMA/MDA, dat het gehalte amfetamine/MDMA/MDA in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, 419 microgram, in elk geval hoger dan 50 microgram, amfetamine/MDMA/MDA per liter bloed bleek te zijn
  • niet voortdurend de controle over haar motorrijtuig te houden
  • geheel rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan is gebotst tegen een op die rijbaan tegemoetkomende fietser, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2
zij op 15 augustus 2023 te [woonplaats] , een voertuig, te weten een motorrijtuig (personenauto voorzien van het [kenteken] ), heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine/MDMA/MDA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in haar bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof ongeveer 419 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
1. primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994; en
2. overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingehouden of ingevorderd is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een werkstraf en heeft gevraagd geen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen gelet op de procedure die al bij het CBR aanhangig is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft, terwijl zij onder invloed was van drugs, een verkeersongeval veroorzaakt waarbij de heer [slachtoffer] is overleden. Verdachte heeft diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Ter terechtzitting is door en namens de nabestaanden op ingetogen wijze, indringend en treffend verwoord dat het ongeval een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft. Het verkeersgedrag van verdachte heeft niet alleen directe gevolgen gehad voor het slachtoffer en zijn nabestaanden, ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht. Dit rekent de rechtbank haar aan.
Op grond van de bovenstaande omstandigheden vindt de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij het bepalen van de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij straffen die voor soortgelijke gevallen worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten schrijven voor overtreding van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer is overleden, een gevangenisstraf voor van zes maanden en een rijontzegging van twee jaar. De rechtbank vindt dit een passende straf en er zijn door verdachte geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die maken dat de rechtbank zal afwijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank zal deze straf daarom ook opleggen.
Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet uitgaat van ernstige schuld maar van aanmerkelijke schuld, wordt een lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie in de strafeis is geformuleerd. Hoewel het bewezenverklaarde buitengewoon ernstige gevolgen heeft gehad, geeft dit geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan de oriëntatiepunten als uitgangspunt nemen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 2 jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. C. Brouwer en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2024.
Mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.