ECLI:NL:RBNNE:2024:4266

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
18.003544.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door alcoholgebruik en snelheidsovertreding

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 juni 2023 in Nieuw-Amsterdam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft met een snelheid tussen de 116 en 130 km/u gereden op een weg waar de maximumsnelheid 80 km/u was. Tijdens het rijden maakte hij een stuurfout, waardoor de auto in een slip raakte en in een sloot tot stilstand kwam. Bij dit ongeval kwam een passagier om het leven en een andere passagier raakte zwaargewond. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van roekeloosheid, maar wel van zeer onvoorzichtig rijgedrag. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn beste vriend, werd er geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 3 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.003544.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.A. Wensing, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nieuw-Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Vierslagenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, onder invloed van alcohol, te weten tussen de 0,74 en 1,04 milligram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed,
- te rijden met een snelheid van tussen de 116 en 130 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/u gold, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
- niet, althans onvoldoende, te letten op de weg, en/of
- een stuurfout te maken,
waardoor de personenauto in een (dwars)slip terecht is gekomen, waarna de personenauto over de rijbaan naar de linkerzijde van de weg en in de berm is geschoven, vervolgens in botsing is gekomen met de walkant van een langs de rijbaan gelegen sloot, daarna is gaan tollen en tot slot in de sloot tot stilstand is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood, en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel op heeft gelopen, te weten
- breuken van de 2e tot en met de 10e rib (rechts), waarvan de 4e tot en met de 6e rib op twee plaatsen gebroken zijn,
- klaplong (rechts), met lucht in de ruimte tussen de beide longen,
- kneuzingen van het longweefsel (beide longen),
- scheur in de lever,
- scheur in de milt,
- kneuzing van de bijnier (rechts),
- scheur in de nier (links),
- bloeduitstortingen in de heup-lendespier (links) en in de flank (rechts),
- breuk van het sleutelbeen (rechts), met meerdere botfragmenten en forse verplaatsing van de botdelen,
- breuk van het bekken met meerdere botfragmenten,
- breuken van de dwarsuitsteeksels van de onderste lendenwervels (linker zijde), en/of
- lucht tussen de weefsels in de hals, lucht in het ruggenmergkanaal,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nieuw-Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Vierslagenweg,
- heeft gereden onder invloed van alcohol, te weten tussen de 0,74 en 1,04 milligram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed,
- heeft gereden met een snelheid van tussen de 116 en 130 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/u gold, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
- niet, althans onvoldoende, op de weg heeft gelet, en/of
- een stuurfout heeft gemaakt,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nieuw-Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, tussen de 0,74 en 1,04 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit alsmede het onder 2 ten laste gelegde feit. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte zeer onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond, maar dat er geen sprake is van roekeloosheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het bloed- en alcoholonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut kent kwetsbaarheden voor manipulatie. Het resultaat van dit onderzoek is een aanname en kan niet als vaststaand feit worden beschouwd. Gelet op de tijd die het lichaam nodig heeft om alcohol af te breken, kan de verklaring van verdachte dat hij twee tot drie biertjes had gedronken standhouden. Daarnaast is de snelheid- en impactanalyse gebaseerd op een waarschijnlijkheidsprognose en niet op vaststaande gegevens. Ook in dit geval kan derhalve uitgegaan worden van de verklaring van verdachte dat hij weliswaar iets te hard kan hebben gereden, maar niet overmatig. Indien wel komt vast te staan dat verdachte ten tijde van het ongeval meer had gedronken en harder reed dan toegestaan, kan op basis daarvan nog niet geconcludeerd worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld. Ook de enkele vaststelling van het gebruik van alcohol is daartoe doorgaans onvoldoende. Gelet op het voornoemde dient verdachte vrijgesproken te worden van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte ter zitting van 18 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Op 9 juni 2023 zat ik samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een auto. Ik was de bestuurder van die auto toen we over de Vierslagenweg in Nieuw-Amsterdam reden en we het ongeluk kregen.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.

10 juni 2023, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023168625 d.d. 23 november 2023, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 9 juni 2023 omstreeks 23.18 uur was ik aan het bureau in Klazienaveen toen ik een melding hoorde van een aanrijding letsel. Ik zag dat collega [verbalisant] met een rijbewijs terugkwam van het slachtoffer dat gereanimeerd werd. Ik zag dat het hierbij ging om [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1997 te Hardenberg. Hierna liep ik verder en zag dat er één slachtoffer gestabiliseerd werd die in het gras lag. Ik zag dat dit in het gras direct langs de weg was. Ik hoorde van de officier van dienst van de ambulance dat hij de gegevens had van het slachtoffer. Ik hoorde dat het hierbij ging om [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2000 te Emmen. Het derde slachtoffer lag al in de ambulance. Ik heb met de ambulanceverpleegkundige gesproken en deze gaf aan dat ik niet met het slachtoffer in gesprek kon, deze was te onrustig. I​​​​​k kreeg van de verpleegkundige het burgerservicenummer van het slachtoffer. Ik zag dat het hierbij ging om [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te Hardenberg. Ik vroeg de verpleegkundige wie van de slachtoffers gereden had. Ik hoorde van de verpleegkundige dat [verdachte] tegen hem gezegd had dat hij de bestuurder was geweest. Nadat de namen in kaart waren gebracht hoorde ik dat slachtoffer [slachtoffer 1] was overleden.

3. Een schriftelijk bescheid, te weten een letselbeschrijving GGD Groningen d.d. 27 februari 2024, als aanvullend document opgenomen bij voornoemd dossier, inhoudend nadere medische informatie opgevraagd bij de spoedeisende hulp in het Isala Ziekenhuis te Zwolle:

Betreft: [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 2000
Betrokkene werd naar aanleiding van het genoemde ongeval op 10 juni 2023 onderzocht en behandeld op de spoedeisende hulp van het Isala ziekenhuis te Zwolle. De volgende letsels zijn geconstateerd:
- Breuken van de 2e tot en met de 10e rib rechts, waarvan de 4e tot en met de 6e rib op twee plaatsen gebroken zijn.
- Ingeklapte long rechts, met lucht in de ruimte tussen de beide longen.
- Kneuzingen van het longweefsel van beide longen.
- Een verdenking op een kneuzing van het hartspierweefsel.
- Een scheur in de lever, zonder aanwijzingen voor actief bloedverlies.
- Een scheur in de milt, zonder aanwijzingen voor actief bloedverlies.
- Een kneuzing van de rechter bijnier.
- Een scheur in de linker nier, zonder aanwijzingen voor actief bloedverlies.
- Bloeduitstortingen in de heup-lendespier links en in de rechterflank, zonder aanwijzingen voor actief bloedverlies.
- Een breuk van het rechter sleutelbeen met meerdere botfragmenten en forse verplaatsing van de botdelen.
- Een breuk van het bekken met meerdere botfragmenten.
- Stabiele breuken van de dwarsuitsteeksels van de onderste lendenwervels aan linker zijde.
- Aanwezigheid van lucht tussen de weefsels in de hals, lucht in het ruggenmergkanaal, mogelijk als gevolg van de uitgebreide breuken aan de ribben en de ingeklapte long rechts maar mogelijk als gevolg van schade aan de luchtpijp.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer d.d. 22 september 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :

De bestuurder van de Volkswagen reed over de Vierslagenweg komende uit de richting Emmen en rijdende in de richting Schoonebeek. Bij het doorrijden van een in die weg gelegen flauwe bocht naar links dreigde het voertuig, tussen de hectometerpalen 41.4 en 41.5, in de rechterberm terecht te komen. De bestuurder trachtte dat te voorkomen door naar links te sturen. Tijdens het corrigeren raakte het voertuig in een dwarsslip waarbij de achterzijde van het voertuig naar rechts uitbrak. Het voertuig schoof over de rijbaan naar de linkerzijde. Na ongeveer 45 meter schoof het voertuig de linker berm in. Het voertuig schoof in de berm door totdat het voertuig in botsing kwam met de walkant van een langs de rijbaan gelegen sloot. Het voertuig tolde vervolgens nog, tegen de klok in, om zijn as alvorens in de sloot tot stilstand te komen. Tijdens het tollen door de sloot werd de passagier die achterin zat vrijwel zeker via de achterruit uit het voertuig geslingerd. Hij kwam in de sloot terecht en overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. De bestuurder en tweede passagier liepen bij het ongeval (zwaar) lichamelijk letsel op. Uit nader onderzoek kon blijken dat de snelheid van het voertuig bij aanvang van de slipsporen zeer waarschijnlijk aanmerkelijk hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u namelijk tussen de 116 km/u en 130 km/u. De hogere snelheid is vrijwel zeker (mede) van invloed geweest op het ontstaan en het verloop van het ongeval. Daarnaast is het aannemelijk dat de kans op zwaar lichamelijk letsel bij een botsing groter is naarmate de snelheid hoger is.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal snelheid en impactanalyse d.d. 11 september 2023, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op basis van mijn onderzoek, acht ik het zeer waarschijnlijk dat betrokken voertuig, in de aanvangssituatie een snelheid kon hebben van tussen de ongeveer 116 en de ongeveer 130 km/u.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 4 september 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Identiteitsgegevens van de verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Op zaterdag 10 juni 2023 om 01:10 uur, heeft de arts, [naam] in aanwezigheid van mij, [verbalisant] (IJS02636), de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer van Maasstad Ziekenhuis d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van dr. [naam]:
Naam bloedgever: [verdachte]
SIN: TABZ3067NL
Tabel Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte] met sporen identificatienummer TABZ3067NL
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarden
indien enkelvoudig
gebruikt
Grenswaarden
indien in combinatie
gebruikt
Eindresultaat in bloed
TABZ3067NL
Rapportage
eenheid
Alcohol
Ethanol
0.50 of 0.20
0.2
0.54
miligram per mililiter
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.10.02.096, d.d. 2 november 2023 opgemaakt door drs. R. Oosting, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Verdachte(n): [verdachte]
2. Vraagstelling
Wat is de bloedalcoholconcentratie op 9 juni 2023 om 23:10 uur?
3.
Resultaten en conclusie
Voor de berekening worden de volgende aannames gedaan:
- De opname van alcohol uit de maag in bloed was voltooid ten tijde van het voorval;
- Geen inname/toediening van alcohol na het voorval;
- Het tijdsverloop tussen het voorval en de bloedafname is 2,0 uur;
Op grond van de bovengenoemde gegevens is de bloedalcoholconcentratie in de vermelde tijdsduur (2,0 uur) afgenomen met 0,20 tot 0,50 mg/ml. Uitgaande van bovengenoemde aannames was de bloedalcoholconcentratie op 9 juni 2023 om 23:10 uur 0,74 tot 1,04 mg/ml (= promille).
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, het aankomt op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de avond van 9 juni 2023 een personenauto bestuurde en daarmee op de Vierslagenweg te Nieuw-Amsterdam reed. In de auto zat naast verdachte [slachtoffer 2] op de bijrijdersstoel en [slachtoffer 1] zat op de achterbank van de auto. De drie inzittenden hebben die middag/avond bier gedronken en waren met de auto onderweg naar de woning van [slachtoffer 1] in Stieltjeskanaal.
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer blijkt dat op enig moment, rijdend over de Vierslagenweg, de auto in een flauwe bocht naar links in de rechterberm terecht dreigde te komen, hetgeen verdachte heeft proberen te voorkomen door op dat moment naar links te sturen. Tijdens het corrigeren raakte het voertuig in een dwarsslip waarbij de achterzijde van het voertuig naar rechts uitbrak. Na ongeveer 45 meter schoof het voertuig de linker berm in. Het voertuig schoof in de berm door totdat het voertuig in botsing kwam met de walkant van een langs de rijbaan gelegen sloot. Het voertuig tolde vervolgens nog om zijn as alvorens in de sloot tot stilstand te komen. Gelet op voornoemde toedracht van het ongeval stelt de rechtbank vast dat verdachte in de flauwe bocht naar links op enig moment een stuurfout heeft gemaakt. Voor een andere (technische) oorzaak van het ongeval biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Anders dan de raadsman gaat de rechtbank bij de feitenvaststelling verder uit van de bevindingen van het proces-verbaal snelheid- en impactanalyse en het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Hoewel de onderzoeksbevindingen veelal zijn uitgedrukt als waarschijnlijkheidsoordeel, zijn die bevindingen blijkens de onderzoeksopzet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen waarbij alle relevante factoren zijn verdisconteerd. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om aan de juistheid van die onderzoeksbevindingen te twijfelen. In het verlengde daarvan stelt de rechtbank vast dat de snelheid van de auto bij aanvang van de slipsporen zeer waarschijnlijk aanmerkelijk hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u, namelijk tussen de 116 km/u en 130 km/u. Zelfs uitgaande van de laagste snelheid is dan sprake van een forse overschrijding van de toegestane maximumsnelheid. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer blijkt voorts dat de hogere snelheid vrijwel zeker (mede) van invloed is geweest op het ontstaan en het verloop van het ongeval. Daarnaast stelt de rechtbank, op basis van het deskundigenrapport van het NFI met betrekking tot de herberekening van het alcoholgehalte, vast dat het promillage alcohol in het bloed van verdachte op het moment van het ongeval tussen de 0.74 en 1.04 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg. Zelfs uitgaande van de laagste waarde, was het gehalte alcohol in het bloed van verdachte aanzienlijk hoger dan de toegestane 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
Verdachte heeft een auto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, heeft voorts de toegestane snelheid fors overschreden en heeft op enig moment een stuurfout gemaakt. De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat voornoemde gedragingen en verkeersovertredingen van verdachte naar hun aard en ernst zodanig zijn dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Met de officier van justitie is de rechtbank daarnaast van oordeel dat in juridische zin evenwel niet kan worden gesproken van roekeloosheid.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 9 juni 2023 te Nieuw-Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Vierslagenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig, onder invloed van alcohol, te weten tussen de 0,74 en 1,04 milligram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed,
- te rijden met een snelheid van tussen de 116 en 130 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/u gold,
- een stuurfout te maken,
waardoor de personenauto in een (dwars)slip terecht is gekomen, waarna de personenauto over de rijbaan naar de linkerzijde van de weg en in de berm is geschoven, vervolgens in botsing is gekomen met de walkant van een langs de rijbaan gelegen sloot, daarna is gaan tollen en tot slot in de sloot tot stilstand is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood, en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel op heeft gelopen, te weten
- breuken van de 2e tot en met de 10e rib (rechts), waarvan de 4e tot en met de 6e rib op twee plaatsen gebroken zijn,
- klaplong (rechts), met lucht in de ruimte tussen de beide longen,
- kneuzingen van het longweefsel (beide longen),
- scheur in de lever,
- scheur in de milt,
- kneuzing van de bijnier (rechts),
- scheur in de nier (links),
- bloeduitstortingen in de heup-lendespier (links) en in de flank (rechts),
- breuk van het sleutelbeen (rechts), met meerdere botfragmenten en forse verplaatsing van de botdelen,
- breuk van het bekken met meerdere botfragmenten,
- breuken van de dwarsuitsteeksels van de onderste lendenwervels (linker zijde), en
- lucht tussen de weefsels in de hals, lucht in het ruggenmergkanaal,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede, lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 9 juni 2023 te Nieuw-Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, tussen de 0,74 en 1,04 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
,terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet,
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
(tussen de 0,74 en 1,04 milligram).
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en dat daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar aan verdachte wordt opgelegd. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de mate van schuld en gezien de gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer 2] en de nabestaanden van [slachtoffer 1] , een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak. Indien de rechtbank wel tot een veroordeling komt heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet passend is. Verdachte erkent zijn gedragingen en neemt verantwoordelijkheid. Daar komt bij dat het verlies van zijn beste vriend ondraaglijk is en het schuldgevoel extreem groot is, hetgeen verdachte zijn leven lang nog met zich mee moet dragen. Het voornoemde dient meegewogen te worden in de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 31 juli 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 9 juni 2023 als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt waarbij zijn beste vriend om het leven is gekomen en [slachtoffer 2] zwaargewond is geraakt. Verdachte heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid fors overschreden en was bovendien onder invloed van alcohol. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij willens en wetens onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd, en, terwijl het donker was, met veel te hoge snelheid heeft gereden. De gevolgen van het door verdachte veroorzaakte ongeval zijn tragisch en hebben veel impact op de nabestaanden en op het slachtoffer [slachtoffer 2] . Verdachte heeft de nabestaanden van [slachtoffer 1] onherstelbaar leed berokkend. Dat er sprake is van intens verdriet blijkt eveneens uit de ter terechtzitting namens de nabestaanden voorgedragen slachtofferverklaring. Daar komt bij dat het slachtoffer [slachtoffer 2] lange tijd in een revalidatiecentrum heeft moeten doorbrengen en tot op de dag van vandaag fysiek nog steeds niet volledig is hersteld.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies blijkt onder meer dat er geen sprake lijkt te zijn van middelenproblematiek. De woning en het werk van verdachte worden als beschermende factoren gezien. Daarnaast ontvangt verdachte (praktische) ondersteuning van Stichting Zij aan Zij en lijkt verdachte de weg richting hulpverlening te kunnen vinden. Vanuit de reclassering wordt geen noodzaak gezien om interventies middels reclasseringstoezicht in te zetten. Hoewel verdachte blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, blijkt uit het reclasseringsadvies wel dat verdachte na het ongeval opnieuw in beeld is gekomen bij de politie wegens een snelheidsovertreding. Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd en aangegeven dat het een eenmalige overtreding was als gevolg was van te veel stress en druk. Zowel bij de reclassering als ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij het op dagelijkse basis erg moeilijk heeft met de gevolgen van het ongeval. Verdachte wordt overmand door schuldgevoel en heeft moeite met het verwerken van het verlies van zijn beste vriend. Hiervoor heeft verdachte psychische hulp gezocht via zijn huisarts. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat het een ontzegging van de rijbevoegdheid zou betekenen dat verdachte zijn werk zou verliezen.
Op te leggen straf
De aard en de ernst van het bewezen verklaarde alsmede de gevolgen daarvan rechtvaardigen in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist. Ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht schrijven een dergelijke onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor. De rechtbank ziet evenwel in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft daartoe in aanmerking genomen dat het ongeval ook voor verdachte zeer ingrijpende gevolgen heeft gehad. Bij het ongeval is hij zijn beste vriend verloren en is een andere vriend zwaargewond geraakt. Verdachte gaat gebukt onder een groot schuldgevoel en het gemis van zijn beste vriend. Hier zal verdachte de rest van zijn (jonge) leven mee moeten leren leven. Voorts heeft verdachte vanaf het eerste moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij heeft goed contact met de nabestaanden (ouders) van zijn beste vriend. Ter terechtzitting kwam eveneens duidelijk naar voren dat verdachte oprecht spijt heeft van het door zijn handelen ontstane ongeval, waarvan ook de nabestaanden overtuigd lijken te zijn gezien de strekking van de slachtofferverklaring. De rechtbank realiseert zich dat verdachte het verkeersongeval ook niet heeft gewild
.Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook de slachtofferverklaring van de nabestaanden in aanmerking genomen. Blijkens die slachtofferverklaring hechten de nabestaanden minder waarde aan vergelding en achten zij het van groter belang dat verdachte de nodige hulp zoekt om een betere toekomst tegemoet te gaan.
Gelet op al het voornoemde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op voor de maximale duur in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur voor verdachte om in de toekomst niet opnieuw de fout in te gaan. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van drie jaren. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een ontzegging van de rijbevoegdheid mogelijk betekent dat verdachte zijn baan verliest, acht de rechtbank een dergelijke ontzegging gelet op de ernst van het bewezen verklaarde alsmede het feit dat verdachte na het ongeval nogmaals een snelheidsovertreding heeft begaan, geboden, te meer nu de rechtbank afziet van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 240 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie jaren, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarde niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 4 maanden zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
3 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Venema-Dietvorst, voorzitter, mr. H. Brouwer en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2024.
Mr. H. Brouwer en mr. C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.