Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, ten aanzien van de op te leggen straf opgemerkt dat bij een poging tot zware mishandeling met licht letsel doorgaans wordt volstaan met oplegging van werkstraffen, al dan niet met daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Tevens heeft de raadsman opgemerkt dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, hetgeen tot strafvermindering zou moeten leiden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 augustus 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 23 september 2022 te Assen schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een hamer op de benen, armen en torso van slachtoffer [slachtoffer] te slaan. Het slachtoffer was aan het werk als vrachtwagenchauffeur en stond op het punt om op het terrein bij de [bedrijf] te laden en lossen, waarna uit het niets verdachte op hem af komt rennen met een hamer in zijn hand. Het slachtoffer vlucht het magazijn van de [bedrijf] in en verdachte rent achter het slachtoffer aan en slaat, terwijl het slachtoffer op de grond ligt, meermalen met een klauwhamer op hem in. Door verdachte wordt grof en niets ontziend geweld gebruikt tegen het slachtoffer dat zich alleen kon verdedigen door met zijn handen zijn hoofd te beschermen. Uit de vordering van de benadeelde partij en de toelichting daarop ter terechtzitting is gebleken dat het incident veel impact heeft gehad op het slachtoffer. Hij heeft gekampt met angstgevoelens en heeft als gevolg hiervan zelfs zijn baan moeten opzeggen. De rechtbank acht de door verdachte uitgeoefende mate van geweld zeer ernstig en rekent dit verdachte aan. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden passend en geboden is.
De rechtbank beschikt over weinig informatie over de persoon van verdachte, mede nu de reclassering niet in staat is geweest over verdachte te rapporteren omdat verdachte geweigerd heeft contact met de reclassering op te nemen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een vriendin en kinderen heeft en momenteel niet werkt in verband met lichamelijke klachten die verdachte heeft overgehouden aan een auto-ongeval van een aantal jaren geleden. Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 augustus 2024 volgt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen aldus geen aanleiding geeft tot strafvermeerdering. Voorgaande leidt echter ook niet tot strafvermindering.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn wat zou moeten leiden tot strafvermindering. Verdachte is immers niet al op 23 september 2022, maar pas op 1 november 2022 aangehouden. Er zijn dus nog geen 2 jaren verstreken sinds het moment dat verdachte kon verwachten dat er strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, gelet op de proceshouding en de persoon van verdachte geen enkele aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf aan verdachte in voorwaardelijke zin op te leggen.