ECLI:NL:RBNNE:2024:4240

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
18.117789.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 15-jarige jongen voor poging tot zware mishandeling en mishandeling met voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 15-jarige jongen, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De jongen is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, alsook een taakstraf van 60 uren. Hij is vrijgesproken van het medeplegen van een diefstal met geweld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij inzake de poging tot zware mishandeling gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 780,00, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De zaak kwam aan het licht na een incident op 30 april 2023, waarbij de jongen het slachtoffer, [slachtoffer 3], mishandelde door haar aan de haren te trekken en te duwen. Daarnaast was er een eerdere gebeurtenis op 19 april 2023, waarbij hij [slachtoffer 2] meerdere keren heeft geslagen en geschopt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de jongen bij de straatroof, waardoor hij daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat, hoewel het handelen van de jongen moreel verwerpelijk was, dit niet voldeed aan de criteria voor medeplegen van de diefstal.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere veroordelingen van de jongen voor soortgelijke feiten, maar heeft besloten om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gezien zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen periode. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding volledig werd toegewezen, maar de materiële schadevergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende bewijs van het causale verband.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.117789.23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.233769.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18.117789.23
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (Louis Vuitton) tas (met inhoud, (te weten/waaronder) een bankpas en/of idbewijs en/of een JBL hoofdtelefoon), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) hem (bij zijn kleding) vast te
pakken en/of tegen een muur te drukken en/of (daarmee) de vrije doorgang te belemmeren en/of zijn tas van zijn hals/schouder af te pakken/nemen en/of (daarbij en/of voorafgaand) aan hem toe te voegen; "Die tas vind ik wel mooi. Wil je hem aan mij geven" en/of "...ik wil die van jou", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.
Parketnummer 18.233769.23
1.
hij op of omstreeks 19 april 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (- zakelijk
weergegeven -) meermalen en/of met kracht die (op de grond liggende) [slachtoffer 2] op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft
geschopt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2023 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of (daardoor) naar de grond te brengen en/of (vervolgens) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan/stompen.
2.
hij op of omstreeks 30 april 2023, in elk geval in of omstreeks de periode van 4 april 2023 tot en met 27 mei 2023 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of in/bij de keel en/of hals te grijpen/knijpen/vast te pakken en/of
tegen het lichaam te duwen en/of aan de haren te trekken.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder parketnummer 18.117789.23 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met een groep jongens in de [bedrijf] was en daar hoorde dat twee jongens uit de groep een plan maakten om aangever te gaan beroven van zijn tas.
Desondanks is verdachte achter de groep aangelopen naar buiten, waar de groep aangever heeft aangesproken en met geweld zijn tas heeft gestolen. Aangever heeft in zijn aanvullende verhoor verklaard dat verdachte tijdens de beroving de afleider was die mensen op afstand hield, zodat ze niet zouden zien wat er gebeurde. Uit al deze handelingen tezamen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18.117789.23 en 18.233769.23 feit 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.117789.23 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de verklaring van aangever, waarin hij aan verdachte de rol van afleider heeft toebedeeld, door geen enkel bewijsmiddel in het dossier wordt ondersteund. Derhalve wordt niet voldaan aan het bewijsminimum. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de diefstal met geweld. Verdachte heeft weliswaar niet ingegrepen, maar hij was slechts een getalsmatige versterking, waardoor niet kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van hetgeen is tenlastegelegd onder parketnummer 18.233769.23 feit 2 heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de verklaring van getuige [naam] niet kan bijdragen aan het bewijs, nu zij verklaart over een incident dat zou hebben plaatsgevonden op 30 mei 2023, hetgeen buiten de tenlastegelegde periode valt. Daarmee bevat het dossier geen bewijsmiddelen die de aangifte ondersteunen en wordt het bewijsminimum niet gehaald. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van getuige [naam] onvoldoende betrouwbaar is, gelet op haar band met aangeefster, en om die reden alsnog niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het onder parketnummer 18.233769.23 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 18.117789.23
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.117789.23 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen die het scenario dat verdachte een wezenlijke bijdrage zou hebben geleverd aan de straatroof door de rol van afleider op zich te nemen, ondersteunen. Derhalve is niet vast komen te staan dat de betrokkenheid van verdachte bij de straatroof uit meer bestond dan het enkel achter de groep aanlopen nadat (en ondanks dat) hij had gehoord dat er een plan was gemaakt om aangever te beroven en dat hij tijdens de straatroof van een afstand heeft staan toekijken en niet heeft ingegrepen. Ondanks dat de rechtbank het handelen van verdachte moreel volstrekt fout vindt, is het naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking die resulteert in strafrechtelijk verwijtbaar medeplegen.
Parketnummer 18.233769.23, feit 1 primair
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18.233769.23 feit 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 6 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023099370 d.d. 13 juli 2023, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Parketnummer 18.233769.23, feit 2
De rechtbank overweegt ten aanzien van hetgeen primair door de raadsvrouw is aangevoerd dat sprake is van een kennelijke verschrijving in de verklaring van getuige [naam] . Daar waar zij, naar aanleiding van de vraag van verbalisant over wat er gebeurd is op 30 mei 2023, een verklaring aflegt, blijkt voldoende uit de door haar beschreven gebeurtenissen dat verbalisant zich bij het noemen van de datum heeft vergist en 30 april 2023 heeft bedoeld. Daarnaast ziet rechtbank in hetgeen subsidiair door de raadsvrouw naar voren is gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [naam] . Beide verweren worden derhalve verworpen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 mei 2023, opgenomen op pagina 41 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023099370 d.d. 13 juli 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 30 april 2023 ging ik naar de woning van [verdachte] in Groningen. [verdachte] trok mij naar zich toe en gooide mij op de trampoline. Ik stond op en toen pakte hij mij bij mij haar. Hij trok mij aan mijn haar mee naar binnen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 juni 2023, opgenomen op pagina 48 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
U vraagt mij wat er is gebeurd op 30 mei 2023 [
de rechtbank begrijpt: 30 april 2023]. Ik was samen met mijn vriendin [slachtoffer 3] [
de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 3]]. We gingen naar het huis van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: [verdachte]] [slachtoffer 3] duwde. Ik zag ook dat [verdachte] [slachtoffer 3] aan haar haren trok.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.233769.23 feit 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18.233769.23
1.
hij op 19 april 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen met kracht die (op de grond liggende) [slachtoffer 2] tegen het hoofd en tegen het lichaam
heeft geschopt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 30 april 2023 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar tegen het lichaam te duwen en aan de haren te trekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18.233769.23

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 80 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van hetgeen volgens haar bewezen kan worden verklaard, namelijk het onder parketnummer 18.233769.23 feit 1 ten laste gelegde, gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van de reclassering d.d. 3 oktober 2024 en de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 1 oktober 2024, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 augustus 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek van twee weken schuldig gemaakt aan een tweetal geweldsdelicten. Allereerst heeft verdachte op 19 april 2023 een poging tot zware mishandeling gepleegd, door het slachtoffer meerdere malen te slaan en te schoppen tegen het lichaam en het hoofd, onder andere terwijl het slachtoffer op de grond lag. Hierdoor heeft het slachtoffer niet alleen diverse verwondingen opgelopen, maar ook psychisch letsel. Uit de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Dit is, gezien ook de beelden die van het voorval zijn gemaakt, begrijpelijk. Daarnaast heeft verdachte op 30 april 2023 zijn ex-vriendin mishandeld door haar te duwen en aan haar haren te trekken. Hiervoor neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid.
Met beide feiten heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Bovendien betreft met name de poging tot zware mishandeling een ernstig feit, welke plaatsvond op de openbare weg, waardoor de forse geweldsexplosie die het slachtoffer moest ondergaan voor eenieder te aanschouwen was. Dit zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
LOVS-oriëntatiepunten
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank - naast de ernst van de feiten - gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid is opgenomen. Als uitgangspunt voor mishandeling wordt een taakstraf van 20 uren gehanteerd en voor een (voltooide) zware mishandeling door te schoppen tegen het hoofd een taakstraf vanaf 80 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Op grond van artikel 45 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt het strafmaximum met één derde verminderd als sprake is van een poging.
Persoon van verdachte
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaak moet worden afgedaan, heeft de rechtbank ook oog gehad voor de persoon van verdachte. Daartoe heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke (gewelds)feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de rapportages van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming. Hieruit volgt dat verdachte de afgelopen periode op vrijwel alle vlakken een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Aangezien er nog een maatregel jeugdreclassering loopt tot 25 juni 2025, wordt er geen meerwaarde gezien in de inzet van een nieuwe jeugdreclasseringsmaatregel. Er wordt geadviseerd om aan verdachte alleen een onvoorwaardelijke werkstraf en geen (voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen.
Straf
Nu de rechtbank minder bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie heeft gevorderd, komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf. Om de ernst van met name de poging tot zware mishandeling te benadrukken, zal de rechtbank aan verdachte wel een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank daarom een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 60 uren, passend en geboden.
Benadeelde partij
Parketnummer 18.233769.23, feit 1
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.049,00, bestaande uit 1.269,00 ter vergoeding van materiële schade en 780,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding volledig dient te worden toegewezen en de materiële schadevergoeding gedeeltelijk dient te worden toegewezen tot een bedrag van 30,00 voor de jas van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding volledig dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de jas heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Ook staat het causale verband tussen het gepleegde feit en de schade onvoldoende vast, nu de benadeelde partij voorafgaand aan het gepleegde feit in gevecht is geweest met iemand anders.
De gevorderde immateriële schadevergoeding dient volgens de raadsvrouw te worden gematigd, nu ook hierbij het causale verband onvoldoende valt vast te stellen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast staat dat de schade die de benadeelde partij heeft geleden, het rechtstreekse gevolg is van het onder parketnummer 18.233769.23 feit 1 bewezenverklaarde. Ten aanzien van in het bijzonder de jas overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat de benadeelde partij de jas droeg tijdens de handelingen van verdachte, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de jas door verdachte zijn handelen is beschadigd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet- ontvankelijk is.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij deze heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.233769.23 feit 1 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom volledig worden toegewezen voor een bedrag van
780,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 april 2023.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Tot slot heeft de benadeelde partij gevraagd om en contact- en locatieverbod. De rechtbank ziet echter in hetgeen is aangevoerd onvoldoende redenen hiervoor. Het strafbare feit heeft enige tijd geleden plaatsgevonden, van enig zoeken van contact door verdachte (in welke vorm dan ook) in de afgelopen periode is niet gebleken en verdachte verblijft inmiddels een groot deel van de week niet meer in Groningen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 36f, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 302 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.117789.23 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.233769.23 feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Vordering benadeelde partij ten aanzien van parketnummer 18.233769.23, feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 780,00 (zegge: zevenhonderdtachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 april 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 780,00 (zegge: zevenhonderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 780,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast wordt gesteld op nihil.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.A.M. Wolters en mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.